Jkr. J.W.A. van Sijpesteijn
Ontvanger der directe belastingen
Hij woont hier samen met:
Zijn vrouw A. M. van Lennep
en hun dochter:
- Cornelia Anna 1856
Woning
1855 - 1859
Dienstboden:
Wilhelmina de Bruin, geboren 25 10 1817
Dina van Heel, geboren 05 05 1820
Catharina Derks, geboren 11 03 1812
Cornelia Bronkhorst, geboren 02 10 1821
Jacoba de Vink, geboren 15 11 1830
Eigenaren jhr. J.W.A. van Sijpesteijn 1855 - 1871 en Wed. A.M. van Lennep 1871 - 1878
Jacob Wigbold Ascanius (Haarlem 30 april 1815 - Heemstede 28 maart 1871, 55 jr. )
Zoon van Cornelis Ascanius van Sijpesteijn (1785 - 1841) controleur der directe belastingen, en Cornelia Anna Druijvesteijn (1788 - 1852)
Getrouwd Heemstede 13 april 1855 met:
Anna Maria van Lennep (Amsterdam 21 juli 1828 - Amsterdam (wonende te Baarn) 6 november 1899, 71 jr. )
Dochter van Jacob Abraham van Lennep ( 1804- 1862) lid van de Ridderschap van Holland, en Anna Willink (1807- 1879).
Kind:
Cornelia Anna (Keetje), Haarlem 8 januari 1856 - Baarn 29 maart 1946, 90 jr. In ons huis geboren.
Jacob Wigbold Ascanius (Jaap) werd geboren in de Jansstraat wijk 6-290 (huidige nr. 36). Dit grote chique huis van Cornelia van Reessen, weduwe van Jan Willem Druijvesteijn, was het opstapje van veel van haar net gehuwde kinderen naar een eigen huis. Zijn oudste zus, Cornelia Petronella Catharina (Keetje) werd overigens in 1813 geboren in Amsterdam, maar al zes dagen daarna gedoopt in de Waalse kerk in Haarlem. In 1816 woonde de familie in de Zijlstraat huidige nr. 58 want hier werd broer Jan Willem (Jan) en twee jaar later (1818) zus Catharina Wilhelmina Philippina (Cateau) geboren. Daarna verhuisden ze naar de Schaggelstraat huidige nr. 26. want daar werden in 1821 zus Maria Beatrix (Mie) en in 1823 zijn jongste broertje Cornelis Ascanius (Ascanius) geboren.
In 1829 verhuisde het gezin naar Hoorn. Jaap was toen een jaar of 14. Over zijn opleiding, of dat van zijn broers en zusters, is verder niets bekend.
Zijn twee jongere broers gingen rond hun 16de het leger in. Vader kreeg in 1836 werk in Rotterdam. Zus Keetje overleed in 1840 na een lang ziekbed Ze werd aan het einde van haar leven verzorgd door oma Crommelin in Haarlem. Een jaar later, in mei 1841, overleed vader en verhuisde moeder met de nog thuiswonende kinderen, Jaap, Cateau, Ant en Mie terug naar Haarlem. Hier woonde familie die een beetje voor ze konden zorgen, want vader had grote schulden achtergelaten. Dit was grotendeels geheim, moeder en de zussen hebben nooit alles geweten. Wel zoon Jan als familiearchivaris en vertrouwenspersoon, maar hoogstwaarschijnlijk ook oudste zoon Jaap.
Het gezin woonde in eerste instantie op de Nieuwe Gracht wijk 1- 94 (huidige nr. 50). Hier stierf zus Cateau. Het gezin verhuisde nu naar een kleiner huis, Jansstraat wijk 1- 52 (huidige nr. 33). Jan werkte als ambtenaar in dienst van de gouverneur van Noord Holland. Volgens de brieven van familieleden geschreven aan broer Jan was Jaap altijd druk aan het werk 'op kantoor'. Na de dood van hun moeder in augustus 1852 gingen Jaap en Mie samen naar de Barteljorisstraat wijk 6- 27. Ant ging op kamers bij een weduwe, maar niet voor lang, want het volgende jaar was ze verloofd met
de vermogende DelCourt en dolgelukkig. Ze trouwden december 1853. Ook zijn broers waren al getrouwd. Ascanius in 1850 in Paramaribo met de dochter uit een bekende plantagehouders familie en Jan in mei 1853 in Den Haag, waar hij woonde en werkte, met Jeanne uit de zeer vooraanstaande familie Vredenburch.
Maar ook Jaap (en later Mie) vonden het geluk.
13 april 1855 trouwde Jan, 39 jr. te Heemstede met Anna Maria van Lennep, 26 jr.
De huwelijksakte werd medeondertekend door Baronesse van Utenhove geb. Anna Willink. Hoe zat dit?
De huwelijksakte
Anna Willink, Vrouwe van Bennebroek (Amsterdam 1807 - Heemstede, Huis Bosch en Vaart, 1879) trouwde in augustus 1827 te Amsterdam met Jacob Abraham van Lennep (Amsterdam 1804 - Brussel 1869). Ze kregen zes dochters, allen geboren in Amsterdam. De oudste was Anna Maria (1828) in 1829 volgde Anna Henrietta Johanna, Hester (1830), Henrietta Johanna Elisabeth (1832), Gouda Suzanna Margaretha (1833) en als laatste Janna (1835).
Bij gebrek aan schilderijen of foto's van de dochters op latere leeftijd dit miniatuurtje van een onbekende schilder zonder jaartal.
Links Anna Henriette Johanna, in het midden Hester en rechts Anna Maria.
Een schattige jeugdherinnering van Christiaan van Lennep aan Anna Maria van Lennep (Marie) toen ze als kleine kinderen in Amsterdam woonden. Hij was de zoon van Jacob van Lennep en jkvr. Henrietta Sophia Wilhelmina Röell. Mietje was de naam van zijn kindermeid.
'Met diezelfde Mietje gingen wij 's middags een grachtje omwandelen en bij die gelegenheden begon mijn hart voor 't eerst in liefde te blaken, - later was dat wel nog meer het geval - voor Marietje van Lennep, een meisje ook in 1828 geboren. Haar en onze kindermeid waren kennissen en zoo wandelden wij dikwijls met elkander. Marietje en ik hadden hevige dispuuten over de kwestie of men Utrechtsche of Uitersche Straat moest zeggen. Wij hadden geleerd Uitersche en noemden Utrecht Uitert omdat het toen bij veel Amsterdammers de gewoonte was. Wij hadden beiden gelijk, zooals weer meer het geval is, maar geen van beiden gaf toe, ook geen vreemd verschijnsel. Zij trouwde later met den Heer Jacob van Sypenstein.'
'Jeugdherinneringen', Jaarboek Haerlem (2001)
26 augustus 1839 werd met wederzijdse instemming het huwelijk tussen Anna Willink en Jacob Abraham van Lennep ontbonden. Anna hertrouwde in 1842 met Jacob Gerrit Willem Baron van Utenhove (1804 - 1862). Met hem kreeg ze nog een dochter: Louise Anna Elisabeth Baronesse van Utenhove.(1843 - 1933). Jacob Abraham vertrok naar Kleve en later naar Brussel en hertrouwde niet. Hij kwam niet meer terug in Nederland, zelfs niet voor de huwelijken van zijn kinderen. De dochters erfden na zijn dood de buitenpaats Boekenrode. Het werd verkocht.
Portretten van Anna Wilink en Jacob Gerrit Willem van Utenhove en hun
dochtertje. De schilderijen werden geërfd door Anna Maria van Lennep.
H. Siebert 1847
Anna woonde op de Herengracht in Amsterdam maar was in de zomers in Heemstede, op de buitenplaats Bosch en Vaart. Deze buitenplaats was al sinds 1779 in bezit van de familie Willink. Na het overlijden van haar moeder in 1879 kocht Anna Maria de mede-erfgenamen uit en werd de nieuwe eigenaresse. De buitenplaats Spruit en Bosch werd door haar vader, Arnoud David Willink, gebruikt als overplaats van Bosch en Vaart. Het werd vòòr 1872 afgebroken. Toen werd er op het oude terrein een nieuwe villa gebouwd.
Het overlijden van Anna Willink en Anna Maria als nieuwe eigenaresse.
Opregte Haarlemsche Courant 23 07 1879
Voormalige Herenweg, Heemstede, thans Wagenweg, Haarlem.
Links Bosch en Vaart, afgebroken in 1930, en rechts het terrein waar Spruitenbosch ooit stond.
En zoals de familie het misschien beter kende.
P.J. Lutgers 1837 - 1844
Een zus van Anna Maria, Anna Henriette Johanna, trouwde in 1855 met jkr. Volkert Justus Iman Barnaart. Hij was een zoon van Willem Philip Barnaart en diens tweede vrouw Maria Cornelia Susanna Teding van Berkhout. Deze Volkert zou later de f. 3000 opeisen die Cornelis Ascanius van Sijpesteijn van zijn vader Willem Philip Barnaart geleend had.
13 april 1855 was het huwelijk en in mei van dat jaar kochten Jaap en Marie ons pand van de weduwe van Cornelis Druijvesteijn.
Hier werd 8 januari 1856 hun eerste en enige kind geboren, een dochtertje, Cornelia Anna (Keetje).
De dienstbode Wilhelmina de Bruin werkte al voor Jaap toen hij nog alleen woonde
want ze verhuisde mee van zijn oude adres wijk 1-94.
Bevolkingsregister 1849 - 1859
Opregte Haarlemsche Courant
10 01 1856
Op nu nr. 13 woonde in die tijd de familie Fontein - Lange. Ze hadden negen kinderen, twee inwonende familieleden en zeer veel personeel.
In 1857 verhuisden ze naar nr. 7, het vroegere huis van Willem Philip Barnaart. De nieuwe buren op nr. 13 werden Jaap's zus Ant en haar man del Court. Ze hadden al twee kleine kinderen. Het derde kind, een meisje, werd hier geboren in december 1857 en overleed na 14 dagen. Buren aan de andere zijde, nu nr. 9, waren vanaf 1850 Louis Willem baron van Styrum en zijn vrouw Albertine Sandberg. Hij was rechter. Nazaten van de familie bleven hier wonen tot 1925.
Jaap werkte hard en was in zijn vrije tijd amateur schilder. Ook hij deelde de familieliefde voor geschiedenis en het geslacht van van Sijpesteijn
Opschrift op de achterzijde: Pieter Olycab Jacobsz, / het schilderij van Frans Hals / berustende bij de Heer W.C. [moet zijn: C.W.] van / Valkenburg te Haarlem / 1849 / JWAvS [ypesteyn] De tekenaar was een nazaat van de voorgestelde: zijn bet-bet-bet-overgrootmoeder was Maria van der Horn (1639-1704) gehuwd met Cornelius Ascanius van Sypesteyn en dochter van Maria Olycan, die de dochter was van de voorgestelde.
naar Frans Hals
RKD.nl
Ook was Jaap mede organisator van de Haarlemsche Armen-loterij en was hij correspondent voor de Vereeniging tot Bevordering van Beeldende Kunsten, opgericht door de Maatschappij Arti et Amicitiae te Amsterdam.
Opregte Haarlemsche
Courant 22 01 1847
Opregte Haarlemsche
Courant 20 10 1847
Opregte Haarlemsche
Courant 20 01 1848
Algemeen Handelsblad
28 08 1849
Opregte Haarlemsche
Courant 16 12 1854
Algemeen Handelsblad
29 10 1857
Brieven uit de tijd dat Jaap in ons pand woonde. Dit zijn de enige brieven die er van hem zijn. Geschreven aan zijn broer Jan.
Oom van Oijen was getrouwd met Annette Cornélie Druijvesteijn. Ze woonden in de Barteljorisstraat, huidige nr. 18. Oom Jan (Jan Willem) Druijvesteijn woonde op de Kruisweg, huidige nr. 60.
Amice
Ik haast mij u een paar regelen te schrijven, om u te melden dat het met Oom v Oijen zeer naar is, heden nacht ben ik gehaald omdat Tante dacht dat hij stierf, doch volgens de dokter kan het nog wel 24 uren en welligt langer duren Hij is verschrikkelijk benaauwd en het is akelig het bij te wonen. Nu verzoek ik u namens Tante, of gij het eens aan mr. Patin zoudt willen gaan zeggen en hem verzoeken of hij eens te Voorburg zoude willen doen weten. Gij zoudt tante daar zeer mede verpligten, | Hoe gaat het bij u is de kraamvrouw en de kleine wel, groeit de jongen goed? Het is naar van het kindje van Ant. Zij is nog al wel. Ik heb niet veel tijd meer, daar de brief per 1ste trein weg moet. God geve dat het niet lang meer dure met Oom v. Oijen, want de man lijdt veel. Adieu de compl. aan Jeanne en
geloof mij JWAvansijpesteijn
Haarlem 25 dec 1857
Amice!
Ik haast mij u een paar woorden te melden, dat Oom Jan Druijvesteijn heden ochtend op het onverwachts aan eene beroerte is gestorven.Hij is gisteren wat ongesteld geworden, en zonder dat de dokter het zoo gevaarlijk inzag, doch vannacht heeft hij er een beroerte bij gekregen, en is toen overleden. Ik ben dadelijk gehaald en ben de eenige geweest die bij zijn sterven tegenwoordig was, zoodat ik mij met de boel heb moeten bemoeijen, daar geen van de belanghebbenden te | vinden waren, en nog daar hij mij als executeur in zijn boel heb benoemd ik heb het razend druk en daarom zult gij deze wel aan Ascanius willen laten lezen. Met oom v Oijen gaat het ook achteruit en daar word ik ook om een haverklap gehaald tusschenbeide 'snachts, die man lijdt veel en is geheel uitgeteerd.Van Helmolt gaat ook achteruit dus het gaat gezegend met de famille Hoe gaat het bij u ik hoor niets uit den Haag, is Jeanne nog al welen groeit het kindje en van Ascanius hoor ik ook niets.Ant is wel, wat een treurig |
verlies voor haar. Nu adieu ik heb geen tijd meer de compl. van Marie en geloof mij steeds
Haarlem 28 dec 1857 JWAvSijpesteijn
In deze brief van mei 1858 is Keetje net 2 jaar.
Waarde broeder
ik bedank u zeer voor de wenschen mij toegezonden bij gelegenheid van mijnen verjaardag. Wij hebben dien dag onder ons drieën Marie, de kleine Keetje en ik,
stilletjes doorgebragt, Keetje was zoo lief. Het deed mij genoegen te vernemen, dat bij u alles wel was en dat uw kleine zoontje goed groeit, en weder geheel beter is. Ik ben tegenwoordig bij de famille v Utenhove gelogeerd, ik hoop dat wij wat goed weder hier zullen hebben, dan kan Keetje veel wandelen, dat zal haar goed doen de lucht zal haar zeker veel goed doen daar zij sedert eenige tijd, en vooral 'snachts wat hoest. | Hiernevens zende ik u een papier waarop aan het secretarie van oorlog f 69 moet worden betaald voor het pensioen van tante v Oyen. Zoudt gij zoo vriendelijk willen zijn dat te laten betalen, ik weet niet hoe ik het er krijg. Ik zal u het geld zoodra ik kan, teruggeven; gij zoudt er mij zeer mede verpligten. Ik geloof dat het geteekend teruggaat doch ik krijg het wel eens bij gelegenheid terug of aan tante. Er is geen haast bij. Nieuws is er in Haarlem niet, wat is het spoedig van mr. Kops geweest, een groot verlies voor de famille. Doe vele complimenten van Marie, van wie gij ook vele groeten moet hebben aan Jeanne en aan uwe lieve kinderen. | Als het weder wat goed wordt en Keetje hier gewend is, kom ik met Marie een dagje in den Haag om u allen eens op te zoeken. Vaart intusschen wel en geloof mij steeds uw liefh. broeder en vriend
JWAvSijpesteijn
Haarlem 4 mei 1858.
Deze brief verteld ons dat Jaap en Marie naar Renkum wilden verhuizen. Niet precies wordt duidelijk waarom, behalve dat ze Haarlem ziekmakend vonden worden. Ook staat hierin dat hun huis, nu ons huis, verhuurd zou worden aan ritmeester de Bruijn.
Waarde broeder!
Sedert lang heb ik niets van u of de uwe gehoord, en thans neem ik de pen eens op om u eenige regelen te schrijven Ik begrijp dat gij zeer in de drukte zit, het duurt lang eer dat er iets van de spoorweg directie gedecideerd word die onzekerheid is zeker zeer lastig voor u. Reeds lang had ik voorgenomen eens in den Haag te komen, maar het sukkelen bij Ascanius heeft mij terug gehouden vooral de mazelen, daar het mij zoude hinderen in den Haag te komen en niet bij hem aan te kunnen gaan. Wij hebben groote verhuisplannen. Welligt hebt gij er reeds iets van gehoord. Wij willen in Gelderland | buiten gaan wonen en voorlopig
heb ik in Renkum een huis gehuurd waar L. Buse thans in woont om dan op ons gemak eens rond te kijken naar iets dat ons bevalt. Het is vreemd maar hier buiten te gaan is niet aanteraden om de koortsen die in dit kwartier heerschen. Mijn huis heb ik heden verhuurd en wel aan een kennis van u aan den Ritmeester de Bruijn die hier in garnizoen komt. Ik ben heden in Amsterdam geweest om het accoord te sluiten. Als ik u spreek zal ik u nadere bijzonderheden
mededeelen. Ik wenschte u eens te spreken over onze familieportretten, want ik weet niet waar ik met al die oude schilderijen naar toe moet. Dan heb ik nog iets opge | -daan dat gij wel zult willen hebben een geschildert bord met wapens van onze familie afkomstig en die uit Heemstede bij iemand van ouder tot ouder zijn
geweest het is zoo geschikt, welligt nog van Hillegond afkomstig het is mooi geschildert en op schoonmaken na, mankeert er niets aan. Voor hoeveel die menschen dat willen verkoopen weet ik niet. Ik heb er nog niet over kunnen spreken, maar het is een arme vrouw, dus zeker niet veel. Hoe maakt Jeanne en de kinderen het, zijn ze allen wel bij u? Hier bij mij is alles wel, Ant ligt te bed met de griep, keelpijn koorts en het is daar altijd sukkelen, altijd is er een ziek. Haarlem wordt ongezond, het word | tijd dat ik er uit ga. van ales nader als ik u eens spreek. Vele compl. van Marie en onzer beider compl. aan Jeaanne en een zoentje aan de kinderen, als gij eens kunt, kom dan een dagje over, dan kunnen wij over een en ander spreken. Kom dan bij ons eten, dan zult gij ons genoegen doen.
( Het fatsoen om zoo te vouwen wier zoo lelijk dat ik maar een couvert heb genomen)
Nu adieu, de compl. aan ascanius als gij hem ziet, en geloof mij steeds JWAvanSijpesteijn Haarlem, 30 dec. 1858
Inderdaad verhuisde het gezin 21 april 1859 naar Renkum.
De Dorpsstraat in Renkum. Links stond het huis van L.H. Buse waar Jaap en Marie in eerste instantie gingen wonen. Het was een voorganger van dit grote huis wat hij 1882 liet bouwen. De zeer vermogende Buse kwam uit Haarlem maar woonde tot zijn dood in Renkum.
foto 1890. Later als ansichtkaart ingekleurd.
Al in april 1861 kwamen ze terug. Ze gingen wonen in Bennebroek. Er was veel verloop van de dienstbodes.
Bevolkingsregister Bennebroek
December 1867 vertrokken ze naar Heemstede, naar het huis Spruit en Bosch. Er waren nu geen inwonende dienstbodes meer, maar wel een gouvernante. Keetje was in 1867 11 jaar. De gouvernante vertrok weer in januari 1870.
Bevolkingsregister Heemstede
In 1868 waren er verkiezingen van twee leden van het Hoofdkiesdistrict Haarlem voor de Tweede Kamer der Staten- Generaal.
Vele prominente Haarlemmers stonden achter 'Kiezersvereeniging Burgertrouw, zo ook Jaap. Hij voelde zich dus nog steeds Haarlemmer. We zien ook de naam van Pieter Druijvestein.
Opregte Haarlemsche Courant 21 01 1868
13 januari 1870 was Jaap mede aangever van de geboorte van het laatste kind van Pieter Druijvesteijn.
Bij alle vijf kinderen van Pieter was hij mede aangever geweest.
28 maart 1871 stierf Jaap in huize Spruit en Bosch.
Opregte Haarlemsche Courant
30 03 1871
De aangifte van het overlijden werd gedaan door DelCourt van Krimpen en Volkert Barnaart.
We zullen ze later nog tegenkomen.
Marie en Keetje verhuisden januari 1872 naar Haarlem. Heel lang bleven ze niet, want 12 maart 1873 kocht Maria voor F. 7000 een huis in Zandvoort.
'Eene Villa benevens het recht van erfpacht tot den dertigsten October negentien honderd negenenzestig, op een perceel grond. alles
staande en gelegen onder de gemeente Zandvoort, aan de zuidzijde langs den Buitenweg, bij het kadaster der gemeente Zandvoort bekend onder sectie A Numero 1915, huis en erf, ter grootte van veertien aren vijfendertig centiaren' (Buitenweg moet zijn Hoogeweg)
Het was een nieuw huis, want de vorige eigenaar, de Heer Willem Aart Dingemans had het in 1871 laten bouwen. Het contract werd opgemaakt op de hofstede Bosch en Vaart te Heemstede.
Dingemans had in 1871 inderdaad een stuk onontgonnen duin gekocht van Henry Gérard Barnaart, een zoon van Willem Philip Barnaart. Van zijn vader had hij de titel Heer van Zandvoort geërfd. Het stuk duin lag, volgens een getekend kaartje in de akte, aan de Hoogeweg, vlakbij het eindpunt van de weg waar het Groote Badhuis stond.
Het kaartje in de akte van 1871.
Linksboven, niet ingetekend,
stond het Groote Badhuis van
Barnaart.
Het Groote Badhuis 1877
Hoogeweg ca. 1880
2x het Zandvoortsestrand met vissersscheepjes. 1880
De Hoogeweg ca. 1900
22 juni 1877 trouwde in Zandvoort de nu 21 jarige Keetje (Cornelia Anna) met de 38 jarige jkr. Anne Marie Crétien Henri Bowier, kapitein bij het regiment Grenadiers en Jagers, geboren te 's Hertogenbosch en wonende te 's Gravenhage.
DelCourt van Krimpen en Volkert Barnaart zijn getuigen van de bruid. Dus de brief over de verkoop van schilderijen om de schulden van schoonpapa (en opa) Ascanius VII in te lossen heeft de verhoudingen niet verstoord.
Anne Marie Chrétien Henri Bowier ( 's Hertogenbosch november 1838 - Baarn januari 1930, 91 jr,)
Zoon van Jkr. Daniël Bowier, rechter arr. rechtbank te Eindhoven, en Johanna Hermine Carstina Barones van Utenhove.
Zijn moeder was een zus van Jacob Gerrit Willem Baron van Utenhove.
Jhr. Bowier, rond 1875.
22 juli 1877 verkocht Marie, douairière van Sijpesteijn geb. van Lennep, de woning aan de Nieuwe Gracht aan Vrouwe Wilhelmina Henriette Blanken, echtgenoote van Charles Lucien Marin Smissaert. Het huis werd als volgt omschreven:
'Een dubbeld huis en erve en daarachter gelegen tuin, staande en gelegen aan de zuidzijde van de Nieuwegracht te Haarlem, bij het kadaster der gemeente Haarlem bekend onder sectie C nummero 2483, ter grootte van 5 aren 60 centiaren'.
Ze woont dan nog in Zandvoort. Volgens het interview uit 1929 met Bowier (volgt hieronder) vestigden ze zich in 1878 in Baarn.
Anna Maria overleed 6 november 1899 te Amsterdam, wonende te Baarn. Ze werd 71 jaar. Cornelia Anna overleed 29 maart 1946 te Baarn. Zij werd 90 jaar. Zij was de laatste telg van het adellijke geslacht Van Sijpesteijn.
Uit haar nalatenschap werden enkele kunstschatten aan
kasteel Sypesteyn geschonken.
De Kampioen, augustus 1947
Een interview met Bowier in 1929 waarin een paar leemten worden opgevuld. Geen woord echter over zijn vrouw of schoonmoeder.
Twee fotootjes die het artikel
begeleidden.
Het verhaal over de Nestor der Jagers-Officieren uit Baarn
Een praatje met Jhr. A.M.C.H. Bowier in 1929, geschreven door Johan Koning, op pagina 702, van de Hollandsche
Revue.
De gepensioneerde Majoor Bowier woont in Baarn in villa Maria in de Parkstraat op no: 9, hij is de oudste Jager-
Officier, je moet hem vooral gaan opzoeken… - Jawel zeiden wij - zonder veel enthousiasme. En wij dachten er bij: Dat
reisje naar Baarn op een zomerse dag is niet onaardig, maar wat moet er nu van een “interview” terecht komen met een
ruim negentig jarige! We zullen de woorden uit zijn mond moeten trekken en misschien verstaat hij niet eens wat we
hem vragen. Bovendien op de hoge leeftijd pleegt het geheugen van de mens nog wel eens in de steek te laten en veel
zal Jhr. Bowier ons niet te vertellen hebben. Maar goed hij mag niet aan onze verhalenreeks ontbreken en dus zijn we
afgereisd naar Baarn.
De mode van deze tijd brengt mee, dat wij jonge helden interviewen of recordhouders of mooie vrouwen die een
schoonheidswedstrijd veroverd hebben. En voorts natuurlijk mannen van min of meer gezag van vijftig, zestig of
zeventig jaar oud geworden zijn. Maar jhr. Bowier wordt een-en-negentig becijferen we in de trein, in – 1838 geboren! -,
en de tijden veranderen snel, terwijl de memorie zich, na zeventig toch zeker in een dalende lijn beweegt. Wanneer wij
dan eindelijk in zijn mooi gelegen en rustige woning zijn aangekomen – u weet wel zo’n heerlijk ouderwets huis met
grote hoge kamers en met een prachtige tuin rondom in volle zomertooi -, en wanneer we dan tegenover hem zitten
aan de gezellige, ronde tafel, en twee minuten met hem gesproken hebben, dan zeggen we spontaan uit de grond van
ons hart: - Wat kan een mens zich toch vergissen, mijnheer Bowier! En we biechten de negentig jarige eerlijk op hoe
weinig we ons van een praatje met hem hadden voorgesteld. Een zwak geheugen? Het lijkt er niet op.
Ik geloof dat Jhr. Bowier’s geheugen sterker is dan het geheugen van menig ander intellectueel persoon. De ene
herinnering volgt in een alle gezelligste conversatie op de andere en dat zijn geen herinneringen van twee of drie jaar
geleden, maar ze stammen uit de tijd die vijftig, zestig en zeventig jaar achter ons ligt, Ja, het is werkelijk ontstellend, - Ik
kan mij nog levend dingen herinneren toen ik nog 8 jaar oud was, zegt de gezellige prater, wanneer hij glimlachend ons
vermeende verbazing, - maar het was eigenlijk bewondering –, ziet en wij geloven hem grif op zijn woord. En doof? Zelfs
niet in de geringste mate hardhorig. De ogen nog best hun dienst … Ik lees en werk nog ’s avonds tot half twaalf! We
worden bijna verlegen met het geval en we nemen ons voor om ons nóóit meer een voorstelling te maken van iemand
die we niet kennen, aan de hand van het aantal jaren hij telt. – En weet u ook wat zo heerlijk is, - vervolgt Jhr. Bowier
onverstoord: - ik heb een gezonde slaap en maak lange nachten en weet niet wat een slapenloosheid is … En mijn
memorie – dat heb ik u al gezegd -, is werkelijk uitstekend, Ja, ik heb alle reden van dankbaar te zijn. Alleen het lopen
gaat niet meer zo best … Toen Jhr. Bowier, bij onze binnenkomst ons tegemoet kwam was ons dat opgevallen. Twee
jaar geleden heeft de reuma de rug een beetje naar de aarde gekromd, maar als nestor der Jagers-officieren op de
stoel zit en praat, dan is men dat allang al weer vergeten. Dan denkt men: Wat een krasse grijsaard zit daar! Vergeving
… grijsaard is hier een slecht gebruikt woord.
Bekijkt u het portret maar eens goed dat dit praatje vergezelt en dat gemaakt is op de dag van ons bezoek, op de
leeftijd van een-en-negentig-en-een-half jaar ! Dat is toch geen grijsaard in de gewone zin van het woord, niet waar?
Men zal toch niet beweren dat de “gewone grijsaard” een knevel heeft als die waarop Jhr. Bowier met reden trots kan
zijn? Het lopen gaat niet zo best meer, maar dat is van de laatste tijd, want tot voor kort was Jhr. Bowier nog om zo te
zeggen nog volkomen marsvaardig. Hij maakte lange wandelingen door de mooie omstreken van Baarn, - waar hij nu
reeds vijftig jaar woont en altijd nog in hetzelfde huis, - en twee jaar geleden, toen het wandelen al wat minder werd,
had Koningin-Moeder, die de trouwe wandelaars in haar omgeving kent, de oud-Jager aangesproken en belangstellend
gevraagd waarom ze hem niet zo dikwijls meer tegenkwam…
Waar het geheugen nog ijzer sterk, spreekt het vanzelf dat Jhr. Bowier nog steeds met interesse de gebeurtenissen
van de dag volgt. Wij zeiden het al: de gezellige causeur, die nog zo gezellig een goed woord weet te plaatsen, wekt met het
grootste gemak uit zijn heldere geest de ene herinnering na de andere tot nieuw leven op. Het kost ons soms moeite
om door die weelde van souvenirs de rechte lijn van de gang der jaren te volgen.
Jhr. Bowier heeft via het Instructie Bataljon de officiersrang bereikt. Dat was in 1855, twee en een half jaar later op 25
september 1857, - wat zegt u van het geheugen! – werd hij samen met de heer Putman Cramer, - nu de nestor van de
officieren van het corps Grenadiers -, als officier bij het Instructie Bataljon geplaatst. Bij het Instructie Bataljon heeft hij
negen jaar gediend en hij bewaart aan die diensttijd alleraardigste herinneringen. – Ik heb daar heel wat jonge
luitenants in opleiding gehad, in die negen jaar, aldus komen de herinneringen weer los. Baron van Voorst tot Voorst,
die nu voorzitter is van de tweede kamer, is nog een leerling van mij geweest. Ik heb er aardig gediend, ik mag wel
zeggen zolang ik een uniform heb gedragen heb ik aardig gediend. Mijn vertrek uit Kampen is wel overhaast geweest
….
Hij glimlacht en er komt een tinteling in de ogen: - Ik las geheel onvoorbereid uit de Staatscourant mijn overplaatsing
naar de Grenadiers en Jagers. Ik voelde er niets voor aanvankelijk. En Generaal Engelbrecht, die juist voor inspectie in
Kampen was, zei “Ik zal voor je naar de Minister gaan”. Kort en goed, een paar maanden later was ik Kaptein en had er
natuurlijk allang vrede mee… De herinneringen aan de Kampertijd zijn vele. Zeshonderd man waren er in Kampen in
die jaren. En als luitenant Bowier de politieweek had werd er nooit iemand gestraft… Hij verteld het ons nu de negentig
jarige met een tikje trots maar ook met iets van een excuus omdat hij zichzelf een pluimpje geeft. We hebben het al
genoteerd! Er zijn van die dingen die het karakter van de mens in enkele trekjes schetsen. Wij weten nu: Jhr. Bowier
wist in zijn diensttijd de weg naar het hart van zijn mannen te vinden. En dat was wellicht in “het grijs verleden”
moeilijker dan nu. Dronkenschap kwam bij in mijn tijd niet voor, vertelt hij verder. Op een dag komt kolonel Quyesen bij
mij met een korporaal, die herhaaldelijk dronken was. “Bowier maakt die man beter”! Ik doe mijn best en geluk ermee.
Hetzelfde heb ik later nog eens bij de Jagers aan de hand gehad….
Toen Jhr. Bowier commandant in Harlingen was kwam de Koning naar het Noorden en Z.M bracht ook een bezoek aan
Harlingen in verband met de nieuwe haven aldaar. En nu komt de negentigjarige eerst goed op zijn praatstoel, want
herinneringen aan de Koning, die zo hartelijk met het Leger meeleefde, zijn vele, zeer vele. Men weet dat de Koning
graag in het schietkamp van Waalsdorp vertoefde, en van die dagen verteld deze oude Jager ons met zoveel kleur en
leven, dat we de taferelen uit die tijd ons duidelijk voor ogen kunnen stellen. Hij verteld ervan of het gisteren gebeurd is.
– De Koning staat naast mij en ik schiet met een der oude geweren 3 maal in de zelfde roos. De Koning: - Knap, Bowier,
maar die geweren deugen niet? Ik zeg: - Majesteit, met de Remmingtongeweren kun je fijner richten… De Koning – je
moet het straks eens met mijn buks proberen. En zo gaat het verder. De ene herinnering leeft na de andere op uit zijn
diensttijd waarin de Koning zo hartelijk meeleefde met de troepen.
In 1876, in de zomer, was de hitte ondragelijk. De troepen zijn op mars, maar langs de Waaldorferweg liggen uitgevallen
Grenadiers en jagers bij dozijnen langs de weg. Op die tocht word Kaptein Bowier door een zonnesteek getroffen. Hij
hersteld weer spoedig, maar bij niet voldoende rust ontstond er een ernstig gevaar. Hij moet de dienst vaarwel zeggen.
In 1878 verlaat hij de residentie…
Hij vestigt zich in Baarn, met zijn herinneringen. O, die laatste Haagse jaren!... er waren eens negen hoffeesten in zes
weken en ik was altijd van de partij. En hoe voortreffelijk was toen ook de geest van de kameraadschap! In mijn eerste
Baarnsche tijd raakte ik er iets uit, maar na 1900 werd die geest van het kameraadschap weer levendig. Van dien tijd
dagtekenen de eerste reünistendiners, die Majoor Bowier tot voor enige jaren trouw heeft bijgewoond. Opnieuw: een
stroom van herinneringen! In 1900 komt de jagersvereniging tot stand met haar befaamde jaarlijkse diners die niet
konden slagen als de Nestor er niet bij was. Men heeft er zich later in moeten schikken natuurlijk. Maar een telegram of
hartelijke brief ontbreekt nooit!
Na zijn pensionering heeft de oud Jager niet stil gezeten. Sedert jaar en dag is hij erevoorzitter en beschermheer van de
Onderofficieren van Baarn en Hilversum: de leden met hun dames biedt hij ieder jaar een avondfeest aan, die hij de
laatste jaren niet meer kan bijwonen. Maar hij is nog vol belangstelling voor het wel en wee van de leden, hij helpt de
kinderen met hun opleiding en doet wat hij kan om voor hun de weg te vinden in de maatschappij. Jhr. Bowier heeft
verder steeds geijverd voor de belangen der dragers van Willems Orde en hij is medeoprichter geweest van de
Zeemansbond in Rotterdam en voorzitter van de Zeemansbond afdeling Baarn - Soest.
Ook is er een schietvereniging in Baarn naar hem vernoemd schietvereniging “Majoor Bowier” onder voorzitterschap van
de heer W.Bakkenes. Alles wat zijn belangstelling in deze lange reeks van jaren heeft gehad, dat heeft die tot op deze
dagen behouden… We praten nog even na. We komen op oorsprong van het geslacht Bowier, dat uit Engeland stamt,
en tot 1155 teruggaat… De negentigjarige noemt reeksen van jaartallen op en historische bijzonderheden. Het duizelt
ons… Tegen zo’n geheugen kunnen wij niet op! We hebben hem hier met de pen ons eresaluut gebracht….