top of page
huis Nieuwe Gracht

De families Kops, Barnaart, en Reessen

De doopsgezinde families op de Nieuwe Gracht
Eigenaren van ons pand: J.W. Druijvesteijn 1796 - 1804. Jhr. W.P. Barnaart 1804 - 1851. Erven Barnaart 1851. C. Druivesteijn 1851 - 1852
cornelia_reessen_miniatuur
cornelia_reessen_miniatuur
cornelia_reessen_miniatuur_b

Cornelia Reessen ( Amsterdam 1762 - Haarlem 1836). Voor mij de echte hoofdpersoon van dit verhaal. Echtgenote van Willem Philip Barnaart.

Moeder van jhr. Willem Philip Barnaart. Haar tweede man was Jan Willem Druijvesteijn, met wie ze nog 12 (!) kinderen kreeg. 

Miniatuur van Bruyninx, 1780. In het medaillon verstopt een speelkaart. (voor en achterkant)

Maar natuurlijk beginnen we bij het begin. 

Zoals we weten uit de tijd dat Anna Vooght de vier kavels aan de Nieuwe Gracht kocht (1691 en 1693) was onze buurman aan de oostzijde Isaack van Hoven. Hij had de vier kavels waar nu Huis Barnaart staat (nr. 7) in 1692 gekocht. In 1679 kocht hij ook de twee kavels direct naast ons (nu nr.9), maar die verkocht hij weer door in 1703. Na zijn overlijden erfde zijn dochter Engeltje, naast zijn aanzienlijk vermogen, ook de kavels. 

Zij trouwde 28 mei 1724 met Abraham Barnaart.

Allegorische voorstelling ter gelegenheid van het huwelijk van Abraham Barnaart

Huwelykszangen ter bruilofte van den heere Abraham Barnaart, en jongkvrouwe Engeltje van Hooven : echtelyk
vereenigt binnen Haarlem, den 28sten van Lentemaandt 1724

Abraham had deze allegorische afbeelding zelf ontworpen.

Abraham liet een huis bouwen op de vier kavels. (op de plek van het huidige nr. 7) Achter, uitkomend op de Ridderstraat, kwam een koetshuis met staling en een koetsiershuis. Dit koets- en koetsiershuis bestaan nog steeds.

Abraham en Engeltje kregen één zoon: Willem ( april 1726 -  oktober 1779). 

Willem Barnaart trouwde 19 december 1747 met Catharina Kops.

Nu wordt het tijd de familieverhoudingen tussen deze twee zeer grote, zeer gefortuneerde, doopsgezinde families te beschrijven. 

Dat wil zeggen, de leden van de families die voor ons. op de Nieuwe Gracht, van belang zijn. 

De families Kops en Barnaart moesten allebei begin 17e eeuw vanwege hun geloofsovertuiging vluchten naar de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De familie Kops kwam uit het Land van Gulik (nu de Duitse grensregio in de deelstaat Noordrijn-Westfalen). De Barnaarts kwamen oorspronkelijk uit Vlaanderen. Allebei de families waren werkzaam in de textielindustrie wat vooral in Haarlem in vruchtbare bodem viel. Ze werkten hard, hadden de tijd mee, en werden steenrijk. 

stamboom familie kops barnaart

De familie Kops

kops wapenschild.jpg

Willem Kops trouwde in 1681 met de Haarlemse Maria van Casele. Hij werd rijk met de handel in linnen garens. Ze woonden in de Grote Houtstraat (nu

nr 122 -124) en hadden vier kinderen die volwassen werden.

Daaronder was Sophia Kops die trouwde met Willem Kops Nicolaasz (geen al te directe familie).

Ze kregen een zoon; Nicolaas Willem Kops. Hij was zijdereder en  trouwde met Elisabeth Barnaart, die zeer veel geld in het huwelijk meebracht.

Nicolaas was lang de rijkste man van Haarlem. Ze gingen wonen in het huis van zijn grootouders in de Grote Houtstraat. Hij erfde van zijn ouders in 1762 de buitenplaats Bosch en Vaart. Twee jaar na het overlijden van Nicolaas Willem werd de huisraad van het huis op de Grote Houtstraat geveild. Het laat hun enorme rijkdom zien. Het huis bleef nog jaren in de familie. 

nicolaas wilem kops veiling 1778

Eerste bladzijde van de catalogus van de inboedel van Nicolaas Willem Kops. Aleen al de beschrijvingen het porselein- en glaswerk beslaan 49 bladzijden.

Willem Phillip Kops, koopman en eigenaar van een garentwijnderij, en zijn vrouw Johanna de Vos waren de volgende bewoners. 

Het echtpaar Kops - De Vos vierde op 22 september 1745 het zilveren huwelijksfeest. Voor hun werkvolk en bedienden hebben ze toen een groot feest gegeven. Willem Philip betaalde zijn arbeiders ook de hoogste lonen in Haarlem.  Dit alles weten we uit het voor die gelegenheid geschreven gedicht van huisvriend Pieter Langendijk (stadshistorieschrijver en blijspeldichter).  Ze kochten hofstede De Rijp in Bloemendaal. 

Willem_Philip_Kops_1695-1756_met_zijn_vrouw_en_kinderen_Frans_Decker_1738

Willem Philip Kops, zijn vrouw Johanna de Vos en hun kinderen.  V.l.n.r. Catharina, François (op schoot), Willem

(staand) en Jacobus en Philip (met bokje tussen hen in). François is jong overleden.

Frans Decker 1738

Servet van wit linnendamast, bloempatroon, de wapens Kops en De Vos, spiegelmonogrammen WP

Servet van wit linnendamast met de wapens van Kops en De Vos en hun monogrammen. 1745

Rijksmuseum

Hun Jongste zoon Philip, handelaar in damast en lijnwaad, heeft na de dood van zijn ouders ook jaren in het huis in de Grote Houtstraat gewoond.

Hij erfde hofstede de Rijp. Daar liet hij op een duintop een koepel bouwen in Chinese stijl, wat toen erg in de mode was. Ook liet hij een vinkenbaan aanleggen, vinken was een geliefde sport.  Later kwam er nog een vierkante koepel. De eigenaresse van een hooiberg in de verte, die het uitzicht uit de koepel bedierf, werd uitgekocht zodat de hooiberg kon worden afgebroken.

de Rijp C. van Noorde 1772

'Gezichten in de Rijp voorkomende'

Op de achtergrond de Chinese koepel. 

C. van Noorde 1772 

De oudste zoon van Willem Philip Kops en Johanna, Willem Kops, trouwde 1752 met Catharina van Vollenhoven. Ze gingen wonen op de Nieuwe Gracht (nu nr. 74). Recht tegenover het huis (nu nr. 9) van zijn zus, Catherina Kops, getrouwd met Willem Barnaart. 

Net als zijn vader (en later zijn zoon) was hij koopman en eigenaar van een garentwijnderij.  Maar bovenal hield hij van wetenschap en kunst en schreef hij gedichten. Hij gaf werk uit van mede dichters en dichteressen zoals 'De naagelaatene gedichten van Elisabeth Koolaart geboren Hoofman', met een door hem geschreven biografie. 

Twee leden vooral schijnen Langendyk veel belangstelling ingeboezemd te hebben, en hem vriendschap te hebben betoond. Om met den oudste te beginnen: Pieter Teyler van der Hulst, door Langendyk in een huwelijkszang met recht Kunstlief genoemd. Deze is de stichter van de bekende twee Teylergenootschappen, ingesteld tot bevordering van godgeleerdheid, natuur- en letterkunde. Uit zijne nalatenschap werd ook het Teyler-museum opgericht. Toen hij 22 jaar was, in 1724, wenschte Langendyk hem geluk in een sonet, waarin behalve zijn rijkdom en zijne zijdefabrikage ook zijne liefde tot de dichtkunst genoemd wordt. Toen hij in 1726 huwde met Helena Wynands Verschaave mocht natuurlijk een bruiloftszang niet ontbreken. Toen Langendyk zijn derde deel gedichten uitgaf (1751), droeg hij het op aan Pieter Teyler van der Hulst en Willem Kops Philipszoon, ‘Beminnaars van de beschaafde Letteren, de Dichtkunst, en alle nutte Kunsten en Wetenschappen’.

Ik noemde reeds den tweeden persoon, waarover ik spreken wilde, namelijk Willem Kops Philipsz. den zoon van Willem Philip Kops (zie boven). Deze was van veel jongeren leeftijd dan Teyler; hij werd geboren in 1724. Toen zijn vader in 1745 de zilveren bruiloft gaf, toonde Willem zijne kunst op 't gebied van de poëzie, en Langendyk vermeldde dit in zijn gedicht. Toen hij in dat zelfde jaar 21 werd, begroette Langendyk hem met een gedicht, waarin hij weder spreekt over zijn lied op 's vader feest, dat de dichters hadden toegejuicht, die reeds zoolang gesteund en geholpen waren door dien vader. Verder staat er in, dat de jonge man de wijsheid zoekt in den Bijbel, en geschiedenis leert uit de Historiën van Hooft; en die geschiedenis niet als eene reeks feiten, maar als leerschool voor het tegenwoordige; zoo
moge hij voortgaan, hij moge ook uit de schatten van de Duitsche, Fransche en Engelsche taal zich vruchten garen! Toen de jonge dichter zijne Hemelsche Vrede had gemaakt, schreef Langendyk er een kort, zeer
 vloeiend bijschrift bij. Men zou, vooral aan het verjaardicht, kunnen denken, dat Langendyk den jongen Kops bijgestaan of althans zijn werk beoordeeld en besproken had.
Pieter Langendyk. Zijn leven en werken(1891)–C.H.Ph. Meijer

Willem Kops was directeur van de Holl. Mij. van Wetenschap en lid van de Mij. der Nederlandsche Letterkunde. 

Tijdens de jaarvergadering van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in 1776 werd hij aldus herdacht:

Grafschrift op den heere Willem Kops.
Een Allermenschen Vriend, en Allertrouwste Raader,
Liefhebbend Echtgenoot, en Tederhartig Vader,
Een man in Dichtkunst en in Weetenschap doorkneed
Was Kops, die met geduld de wreedste pijnen leed:
Welmeenend, vriend'lijk, gul, oprecht in woord en wandel,
Was hij der Burg'ren stut door uijtgestrekten handel:
Dies elk weldenkend mensch 's Mans vroegen dood betreurt,
En klaagend uitroept, Kops is mij van 't hart gescheurd.

Willem kops werd 51 jaar.

Willem en Catharina kregen twee kinderen die volwassen werden.  Dochter Johanna had een affaire met de beroemde schrijfster Betje Wolff. Er werd veel over geroddeld. Toen de rijke kinderloze oom Willem van Vollenhoven uit Amsterdam in 1788 zijn testament liet opmaken, kreeg zijn neef Willem Philip een behoorlijk bedrag. Maar Johanna's naam werd niet genoemd. 

Betje Wolff (1738 - 1804) en Aagje Deken (1741 - 1804) woonden sinds 1782 op de hofstede Lommerlust in Beverwijk. 

Uit het boek Wolff en Deken (1984) P.J. Buijnsters p. 213, 214

 

A l'ombre des jeunes filles en fleurs
Wat intussen op Lommerlust ook door bleef gaan, c.q. gereactiveerd werd, was Betje Wolffs affectie voor jonge meisjes. De weinige brieven die ons uit die periode bewaard zijn, verhullen op dat punt meer dan dat zij klaarheid verschaffen. Zoveel is zeker dat Betje tussen 1782 en 1784 een affaire had met Johanna Kops uit Haarlem, welke relatie beiden in opspraak brengt. Min of meer tegelijkertijd raakt Betje gecharmeerd van een andere logée op Lommerlust, de 27- jarige Trijntje Schiere, een doopsgezind zusje uit Harlingen, dat door haar steeds als ‘heele Lieve’ wordt aangeschreven. De aldus genoemde juffer kreeg in een brief van 24 oktober 1784 uit Lommerlust zowel een verslag van Betjes wedervaren met Johanna Kops als een voor haar zelf bestemde liefdesbetuiging te lezen:

Myne engelieve Kops is by my geweest, meermaalen doch den laatsten keer was zy zo erg, dat zy by my in 't Rietenhuisje aan tafel zittende, wel een uur flaauw was, 't geen haar in haare koets nog eens in myn arm overkwam; morgen wagt ik haar, of ga naar Wildhoef.
Ik verzeker u dat gy eene dier zeer weinigen zyt, die ik hartlyk lief heb & niet vergeten zal al hoort gy zelden van my; dit is gebrek aan tyd, niets anders. Dikwyls denk ik aan onze lieve conversatie & vertrouwelyke gesprekken.

De behoefte aan zulke intieme contacten met jongere vriendinnen was bij Betje Wolff sterk toegenomen sinds zij in de jaren 1781-1783 door een reeks van sterfgevallen meer geïsoleerd was komen te staan.(...) Door zich te omringen met ‘des jeunes filles en fleurs’ kon Elizabeth depressieve gevoelens op afstand houden. Aan schandaalpraatjes stoorde zij zich absoluut niet, althans niet waar het haar persoonlijk leven betrof. In Deken vond zij trouwens een loyale bondgenote, die haar tegen elke verdachtmaking verdedigde. Waren er geruchten in omloop over Betje en de ‘engelieve’ Kops? Deken stond meteen klaar om de vers
preider van zulke roddel, ds. E.M.Engelberts uit Hoorn, ter verantwoording te roepen.Had Betje geen tijd om het lieve Schiertje te schrijven? Deken nam die taak graag over, zeker nu deze ‘heele Lieve’ in augustus 1785 met Sjoerd Sybouts ‘in het huuwlyksfuikje’ stapte. En terwijl Betje Wolff zelf steeds sterker het gevoel kreeg dat de nijd haar achtervolgde, bleef Aagje Deken haar trouwste supporter.

Ons Bloemendaal 1 maart 2017 A
Ons Bloemendaal 1 maart 2017 B

Nogmaals het verhaal van Johanna Kops en Aagje Deken, nu met meer details.

Ons Bloemendaal 1 maart 2017 Gert Jan van Setten

De zoon van Willem en Catharina, Willem Philiip Kops, trouwde in april 1781 met Cornelia de Wolff. Ze bleven wonen in het huis op de Nieuwe Gracht.

Cornelia de Wolff (18 april 1763 - 7 maart 1820) was een dochter van Pieter de Wolff en Cornelia Reessen. Ze was bij hun trouwen 17 jaar.

Hij was 26. Haar moeder Cornelia Reessen was een zus van Gerrit Reessen. Dit was weer de vader van 'onze' Cornelia Reessen. Ze waren dus volle nichten, allebei uit Amsterdam, een jaar na elkaar, allebei 17 jaar jong, getrouwd met een Haarlemmer en kwamen recht tegenover elkaar te wonen.   

toegeschreven aan  Felippo Tozelli  naar  Charles Howard Hodges
toegeschreven aan  Felippo Tozelli  naar  Charles Howard Hodges wolff

Portretjes toegeschreven aan Felippo Tozelli

naar Charles Howard Hodges. ca. 1801

Ze kregen vier dochters, die allemaal een goed huwelijk sloten. 

Charles Howard Hodges Catharina Kops ca 1785-1795
Charles Howard Hodges Cornelia Kops ca 1800-1805
Charles Howard Hodges Anna Johanna Kops ca 1800-1805

Portretjes van drie van onze vier overbuurmeisjes. V.l.n.r. Catharina, Cornelia en Anna Johanna. Margaretha Cornelia ontbreekt.

Charles Howard Hodges. Het portretje van Catharine tussen 1785 - 1795 en de andere twee portretjes tussen 1800 - 1805.

Catharina trouwde Jhr Abraham Jacob van Lennep, Cornelia x Jan Willink, Anna Johanna x Jhr Mr Jan Pieter Teding van Berkhout en Margaretha Cornelia x Pieter van Lennep

In 1790 gaf Willem Philip de beroemde Amsterdamse bouwmeester Abraham van der Hart de opdracht het huis te verfraaien met een nieuwe indeling en een koepelkamer aan de achterkant. Abraham verbouwde ook hun buitenplaats Wildhoef. De resultaten beviel de Haarlemse elite zo goed dat van der Hart o.a. in 1793 de opdracht kreeg tot het bouwen van het huis van Keetje Hodson aan het Spaarne. In 1804 vroeg Willem Philip Barnaart hem zijn huis te verbouwen, wat uiteindelijk een geheel nieuw huis opleverde, nu bekend als het Huis Barnaart. (Huidige nr. 7) 

kops 2023 eigen foto

Het Kops huis gezien vanuit ons pand.

Eigen foto 2023

vanuit huis Kops B

En ons pand gezien vanuit de 

de tweede verdieping van het Kops huis.

huis Kops tekening Abraham van der Hart 1790 b

Tekening bestaande

situatie door

Abraham van der Hart

in 1790.  Begane grond en

eerste verdieping.

huis Kops abraham van der Hart kelder en begane grond
huis Kops abraham van der Hart eerste en tweede

Het nieuwe ontwerp. links de kelder en

begane grond. Rechts eerste en tweede 

verdieping.

De salon bevond zich op de begane grond, met uitzicht op de tuin, achter de 'Groote Zijkamer' met drie ramen aan de straatkant.

de interieuronderdelen en betimmering van deze kamer werd in 1906 geveild. Het kwam terecht in een woning in Den Haag. Na de tweede wereldoorlog opgekocht door het Rijksmuseum. 

Haarlemse ontvangstkamer 1794 Rijksmuseum B
Haarlemse ontvangstkamer 1794 Rijksmuseum

< Een foto met zacht kaarslicht, zoals het in die tijd bedoeld was. 

Haarlemse ontvangstkamer 1794, Abraham van der Hart, ca. 1793 - ca. 1795
Deze kamer werd gebouwd en ingericht voor de koopman en kunstverzamelaar Willem Philip Kops, als uitbreiding van zijn huis aan de Nieuwe Gracht 74 in Haarlem. De kamer is nog geheel intact, alleen het oorspronkelijke stucplafond is verloren gegaan. Abraham van der Hart, de stadsarchitect van Amsterdam, maakte er een volledig classicistisch interieur van, waarin alle onderdelen op elkaar zijn afgestemd. Daarbij moet hij hulp hebben gehad van een gespecialiseerd behangersbedrijf dat de goederen bestelde en de inrichting coördineerde.De schoorsteenmantel komt vermoedelijk uit Italië, het vloerkleed uit de Vlaamse stad Doornik, het ameublement uit Amsterdam, de zijden bespanningen en bekledingen uit het Franse Lyon, en de glazen kroon en kandelabers uit Engeland.

De kamer werd vermoedelijk alleen gebruikt bij grote avondontvangsten.

Bron: Rijksmuseum

De buitenplaats van Willem Philip en Catharina was Wildhoef (ooit van Dammas Guldewagen). Waar zijn ouders een buitenplaats hadden is onbekend. Willem Philip liet in 1789 op de Wildhoefgronden een zomerhuis voor zijn moeder bouwen, met fraai aangelegde tuin, vijver en koepeltje. 

Net als zijn vader en opa was Willem Philip, zoals al gezegd, koopman en eigenaar van een garentwijnderij.

Als laatste een kostelijke observatie door Willem van den Hull van weduwe Cornelia de Wolff. Ze was zijn buurvrouw toen hij op het huidige nr. 72 zijn kostschool had. Ze stierf in maart 1820, ze was toen 56 jaar. 

Terwijl ik aan de Nieuwe Gracht woonde, had ik, aan mijne westzijde, tot naasde buur de millioenen rijke douairière W.P. Kops; eene vrouw zoo trotsch als rijk: ongenaakbaar voor ieder die niet van hare geboorte was, en die zich nimmer verwaardigde een burgerman aan te zien, veel minder te groeten, hoe diep hij zich voor haar boog. Geen harer talrijke dienstboden zou het hebben durven wagen haar Goeden morgen te wenschen. Wanneer zij met haar équipage naar de winkel reed, om voor hare kinderen (vier dochters) een of ander te koopen, en de winkelier zich diep buigende, naar hare gezondheid vroeg, bekwam hij nimmer antwoord op die vraag, en had zij het begeerde voorwerp gekocht, dan verliet ze den winkel, zonder den koopman aan te zien of hem te groeten. Nogtans achtte ik mij, als naaste buur, verpligt, wanneer zij in 't najaar van haar buitenverblijf, Wildhoef, terugkwam, haar te gaan verwelkomen, en te meer achtte ik mij daartoe verpligt, dewijl haar kleinzoon Jacob van Lennep en haar neef H.A. van Lennep mijne kostdiscipelen waren, zoo dat zij dan ook niet wel kon nalaten, mij, bij die geleegenheden, beleefdelijk te ontvangen. Ondertusschen kwam zij te sterven en werd met de meeste statie begraven. Zij was eene zeer zwaarlijvige vrouw, en hare doodkist dus ook naar evenredigheid breed; ja zoo breed, dat dezelve niet tusschen de pennen van de lijkkoets kon gevat worden, maar scheef staan bleef, zoo dat ook het lijk noodwendig in de kist op zijde moest komen te liggen. Een der dragers, Van Kempen genaamd, en die als een de gemeenste sujetten bekend stond, dat ziende, springt op den lijkwagen, stapt op de lijkkist en trapt die met geweld tusschen de pennen! Zulk eene lage behandeling onderging het lijk dier trotsche vrouw, alvorens het van de aarde verdween en in den kuil bedolven werd! Was dit, onder het bestuur der Voorzienigheid, geen regtvaardige vergelding? Hoe, het ligchaam eener weleer, voor ieder burger, ongenaakbare vrouw, wordt, bij een zoo plegtige gelegenheid, door een ruwen gast vertrapt en lager behandeld dan een hond! Zal men dit als eene onverschillige zaak beschouwen? Zal men het niet als eene wraak aanmerken, over verregaande trotschheid, jegens den burger? Zij, eene der aanzienlijkste onder de aanzienlijke vrouwen van Haarlem, ziet, als het ware, haar lijk op zoo schandelijke wijze beleedigd, door een der gemeenste kerels van Haarlem!

Willem van den Hull, blz.472 - 473

De familie Barnaart

We waren gebleven bij het huwelijk van Willem Barnaart en Catharina Kops. 

De ouders van Willem waren Abraham Barnaart en Engeltje van Hoven. Zij had een vermogen van haar vader geërfd en de vier kavels waar nu Huis Barnaart staat. Abraham Barnaart maakte zijn fortuin met de handel in stoffen en manufacturen. 

Abraham was eerder getrouwd geweest met Elisabeth van der Hoeff. Zij overleed in 1721.

Hij had drie kinderen uit zijn eerste huwelijk. Ter gelegenheid van zijn tweede huwelijk schreef hij, in naam van de kinderen, een (zeer verliefd) gedicht aan zijn Engeltje. Het werd gedrukt onder de titel 'Schuldige kinderpligt afgelegd op de echtsverbintenis van onzen eerwaardigen vader Abraham Barnaart met jonkvrouw Engeltje van Hooven: in Haarlem, den 28sten van Lentemaand in 't 1724ste jaar'  (28 mei 1724)

Uit deze strofe blijkt dat Abraham bij Engeltje op de Nieuwe Gracht introk:

'Was 't Abrams vreugd, de Hemelbooden

Voor weinig tyd in huis te nooden,

  Hoe vind zich ABRAM nu getroost,

Die eens voor al, na sterk verlangen,

Zelf van zyne ENGEL word ontvangen

  In haare wooning, met zyn' kroost!'

De drie kinderen waren Abraham jr., die ongetrouwd bleef (maar wel een kind verwekte, zie hieronder), Elisabeth, zij trouwde Nicolaas Willem Kops, en de jongste zoon Jacobus. Jacobus trouwde zijn volle nicht Jacoba. Jacobus en Jacoba kregen drie kinderen. Een zoon stierf jong, zoon twee liet zichzelf in 1810 wegens 'verzwakte Zielvermogens' onder curatele stellen en de dochter trouwde 'op stand' met David Mattheus van Gelder de Neufville.

Abraham Barnaart jr.  moet in mei 1757 erkennen een dienstmeisje te hebben 'gedefloreed' ( ontmaagd). Het meisje, Neeltje Simonsdr van Vliet, raakte zwanger en beviel van een zoon. Tijdens de bevalling werd ze ondervraagd door de vroedvrouw.  Dit was een beproefde methode als de vader onbekend was, het idee was dat een vrouw in barensnood niet zou liegen over de naam van de vader.  Abraham betaalde 400 gulden voor de 'defloratie en reparatie van haar eer', en stelde nog eens 800 gulden in het vooruitzicht als zij  binnen drie jaar zou trouwen. Voor het kind, ze had hem Simon genoemd, kreeg ze 4 gulden in de week tot hij vier jaar was, dan zou het zes gulden worden tot zijn achtiende.  Als hij eerder zelf de kost kon verdienen hield de alimentatie op. Ook moest Willem alle eventuele dokter-, apotheek- en chirurgijnkosten betalen. Er waren wel voorwaarden verbonden aan deze 'ruimhartige' betalingen. Neeltje moest binnen een maand voor 'sodanige regter, of op sodanige plaats, en tijd als den Heer Abraham Barnaard zal goet vinden, onder solomneele eede (indien zijn Edele zulx requireert) zal moeten verklaaren, dat zij voor haar verlossing nooijt of ooijt met iemand eenige vleeschelijke conversatie dan alleen met den Heer comparant heeft gehad'.  Voorwaarde twee was dat zij zich, zolang ze ongehuwd was, 'kuijs en eerijk' moest gedragen. Ten derde mag ze alleen  trouwen met kennis en speciale toestemming van Abraham.  Hij mag de man echter niet weigeren als hij 'van een  burgelijk fatsoen en onbesprooken gedrag' is. Ten vierde moet ze ook toestemming hebben om van woonplaats te veranderen.  Ten vijfde moet ze het kind voor eigen rekening naar vermogen kleden, voeden, en in de vreeze des Heeren groot brengen. Ze moet de kleine Simon van zijn vierde tot zijn veertiende naar school laten gaan, behalve wanneer Abraham het goed vind dat de jongen eerder een ambacht gaat leren. Voorwaarde zes is naar, het zal Abraham vrijstaan zijn kind 'geheel of voor seekere tijd' mee te nemen. Gedurende die tijd ontvangt de moeder uiteraard geen alimentatie. Ze mag hem daarover niet aanspreken maar moet het kind 'sonder tegenseggen over geeven'. Maar voorwaarde zeven is dat Neeltje en haar ouders het kind nooit anders dan Simon van Vliet mogen noemen of doen noemen. Nog minder mogen ze de naam van Abraham Barnaart noemen. De zaak moet zoveel mogelijk geheim gehouden worden.  Voorwaarde acht borduurt daarop door: Neeltje,  haar ouders en het kind mogen zich nooit in het openbaar aan hem vertonen of aan zijn huis of huizen van zijn famiie om over de zaak te spreken, behalve als Abraham ze zelf heeft ontboden. Ten negende moeten ze in 'dankelijke kentenis aanneemen het geene den Heer Abraham Barnaart in tijden of wijlen mogt goet vinden, aan hun, of aan iemand van hun boven en behalven het vorenstaande toe te leggen'. Overigens natuurlijk 'sonder dat sijn Edele daarom, of om iets buijten het geene voorzij: is, ooijt of ooijt sal mogen aangesproken werden, direct, of indirect'. Ten tiende moeten ze zich aan al deze voorwaarden houden. Indien niet is Abraham Barnaart ontslagen van al zijn verplichtingen. 

Neeltje en haar vader tekenen met een kruisje. Het is niet bekend hoe het verder ging met Neeltje of haar zoon Simon.  Abraham Barnaart jr. verhuisde naar Utrecht, waar hij in 1780 stierf. Hij werd begraven in Haarlem.

Abraham en Engeltje kregen 18 april 1726  een zoon, Willem. 

Portret_van_Willem_Barnaart_1726-1779_Frans_Decker_1738

De jonge Willem barnaart. Hij is hier ca.12 jaar.

Frans Decker 1738

Willem erfde, naast het erfdeel van zijn vader, het hele vermogen van zijn moeder, Engeltje van Hoven.

Willem Barnaart (1726 - 1779) en Catharina Kops (1726 - 1792)

Portret_van_Willem_Barnaart_1726-1779_Bruyninx_pendant_Kops
Portret_van_Catharina_Kops_1726-1792_Bruyninx_pendant_willem_barnaart

Daniël Bruyninx

Zij trouwden op 19 december 1747

In de koopakte van 1777 (toen Johannes Prince ons pand kocht) werden deze Willem en Catharina vermeld als onze buren. Ze woonden op nr. 9, twee kavels groot. Zijn ouders woonden op nr. 7 (nu Huis Barnaart), drie kavels groot. 

Ze bezaten na de dood van Engeltje van Hoven in 1759 allebei de panden.  Dat was erg veel ruimte voor een gezin met twee kinderen. 

De doopsgezinden families in Haarlem in de 18e Eeuw

Ook Willem was 'fabriqueur en winkelier in manufacturen', zijn stiefbroer Jacobus was 'koopman en fabriqueur van garens en linten'. 

Maar de textielindustrie was eigenlijk door Engelse concurentie en de armoedeval in Nederland  op sterven na dood. Daar hadden de families Kops en Barnaart weinig last van door het al verzamelde familiekapitaal. Ze hadden geld en liefhebberijen genoeg. Wat wel stak, was dat ambtelijke en bestuurlijke functies alleen door leden van de Staatskerk (Nederduits Gereformeerd)  mochten worden bekleed. Vandaar dat veel doopsgezinden fel patriottisch waren. De schatrijke Keetje Hodshon (ooit ons buurmeisje) steunde de patriotten met de aankoop van kanonnen en de bouw van een marineschip. 

Maar meer nog dan een lang verwachtte omwenteling van de macht waren de doopsgezinde families in Haarlem gegrepen door het ideaal van de Verlichting. De Verlichting stond voor het gebruik van de rede en de bevordering van de wetenschap en intellectuele uitwisseling. Het ging in tegen bijgeloof, intolerantie en het misbruik van recht in kerk en staat. 

Een goed voorbeeld was Pieter Teyler van der Hulst (1702 - 1778). Ook hij had zijn fortuin gemaakt in de textielnijverheid. Later werd hij bankier, wat nog meer geld opleverde. Pieter had grote belangstelling voor kunst en wetenschap en verzamelde munten, prenten, tekeningen, boeken en fossielen. 

Hij bekommerde zich om de armen en wezen van de stad. Na zijn dood liet hij het enorme bedrag van 2 miljoen gulden na. In zijn testament werd bepaald dat er een hofje voor ouderen moest worden gebouwd. Ook ging er geld naar de Doopsgezinde gemeente en het Haarlemse aalmoezeniers- en weeshuis. Maar het meeste geld ging naar twee op te richten genootschappen,  waarvan de een zich bezighield met de vraag welke rol godsdienst diende in te ­nemen in een vrije samenleving en de ander zich boog over natuurkundige, historische, poëtische, kunsthistorische en munt- en penningkundige onderwerpen. In hoofdzaak werden deze doeleinden nagestreefd door het jaarlijks uitschrijven van een prijsvraag en het verzorgen van voordrachten en discussies.  Deze twee genootschappen, 'Teylers Godgeleerd Genootschap' en 'Teylers Tweede Genootschap', bestaan nog steeds. Zijn verzameling werd ondergebracht in het Teylers Museum, geopend in 1784, het oudste museum op het Europese vasteland. Op het dak kwam een kleine sterrewacht.  

Er moesten vijf directeuren zijn, ook om elkaar te controleren. De eerste vijf had hij alvast benoemd. Vier van hen waren Doopsgezind, waaronder Jacobus Barnaart (zoon van Jacobus Barnaart en Maria Suzanne Witkops).

De enige niet doopsgezinde directeur was Antoni Kuits. Hij maakte ook deel uit van het leesclubje van de 'Vaderlandsche Letteroefeningen'. 

Vaderlandsche Letteroefeningen staat bekend als het belangrijkste elitetijdschrift van de late achttiende eeuw. Vanaf het eerste begin heeft het blad bestaan uit twee delen: een deel met morele, theologische, natuurwetenschappelijke, geografische en historische essays en een deel met recensies van overwegend nieuw uitgekomen Nederlandstalige boeken. 

Het eerste deel maakt duidelijk dat gehoopt werd op ‘doorgaande genegenheid der Lezeren, in 't ondersteunen der kosten’, om daarmee de mogelijkheid te creëren, het blad ‘van trap tot trap van eene uitgebreider nuttigheid te maken’. Het was te verkrijgen bij Albert van der Kroe in de Korte Gasthuis-Moolensteeg in Amsterdam, en bij drieëntwintig collega-boekverkopers wier namen op de achterflap van dit deel vermeld staan. Het lijkt er verder op dat de initiatiefnemers
van de Vaderlandsche Letteroefeningen, de Haarlemse schrijvers-predikanten Petrus en Cornelis Loosjes, hun project in het najaar van 1760 onder de aandacht brachten bij een groepje andere vooraanstaande Haarlemmers en onmiddellijk beet hadden. Het kan geen toeval zijn dat vier van de zes namen in het gevonden exemplaar van de eerste aflevering ook voorkomen in de boeken van de doopsgezinde gemeente, het kerkgenootschap waar de Loosjes ook toe behoorden

Met wie las Pieter Teyler van der Hulst de Vaderlandsche Letteroefeningen? René Bosch Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 1999

De lezers in Haarlem zijn bekend omdat ze het blad onderling lieten circuleren en hun namen bij ontvangst noteerden. 

De eerste lezer was Antoni Kuits (burgemeester). De tweede lezer, Jacobus Barnaart, hield de afleveringen van de Vaderlandsche Letteroefeningen gemiddeld zo'n twee weken vast, waarna ze verder gingen naar ‘P. Kops’. Dit is Philip Kops (1731-1791). Daarna kwam elke aflevering van de Vaderlandsche Letteroefeningen terecht bij Willem Barnaart. Die gaf het weer door aan de laatste lezer, Sannié (chirurgijn, stadsvroedmeester en lector in de vroedkunde).

allereerste aflevering van de Vaderlandsche Letteroefeningen, 1760 A
allereerste aflevering van de Vaderlandsche Letteroefeningen, 1760 B

Voorkant en eerste bladzijde van Vaderlandsche Letteroefeningen, 1760 

Terug naar Willem Barnaart en Catharina Kops

Willem en Catharina kregen twee zoons. De eerst geborene was Abraham (1752).  Daarna kwam Willem Philip (5 februari 1755). 

Abraham stierf in 1774, hij was pas 22 jaar. 30 april 1780 trouwde Willem Philip te Haarlem met Corneiia Reessen. Vader Willem was toen net overleden (15 oktober 1779). Willem Philip zette de zaak van zijn vader voort. 

reesssen_ondertrouw_barnaart_1780
W_P_Barnaart_1780_D._Bruyninx

Ondertrouw Haarlem 13 april 1780.

Hij is 23 jaar.

Zij komt van de Herengracht in Amsterdam

en is 17 jaar.

Mennoniet = doopsgezind

cornelia_reessen_miniatuur_1780

Hun portretjes. In 1780 gemaakt door Daniël Bruyninx.

Al snel raakte Cornelia in verwachting. Toen trof haar een grote ramp. Haar man Willem Philip stierf 25 april 1781. Hij was 26 jaar.

28 november 1781 werd hun zoon geboren. Hij kreeg ook de naam Willem Philip. 

Reessen

Cornelia kwam uit een doopsgezinde, Amsterdamse koopmansfamilie, rijk geworden met zijdefabrieken en wereldwijde handel in vnl. zijde.

Haar vader, Gerrit Reessen, was steunpilaar van deze familie. Samen met zijn broer Willem en hun oom van vaderszijde, ook Willem, vormden ze een compagnieschap. Het kantoor van de firma en woonhuis van Gerrit en zijn gezin waren op de Herengracht 168.

gerrit_reessen_herengracht_168_Het_Witte_Huijs
Voorkamer met beschilderde behangsels en plafondstuk Herengracht 168
herengracht 168
herengracht 168

Herengracht 168.

De luxe waaraan Cornelia Reessen

gewend was.

Plafondschilderingen Jacob de Wit. 

Behangsels van Isaac de Moucheron 

Gerrit Reessen (1730 - 1801),  trouwde  januari 1762 Cornelia de Haan (1738 -1793).
Cornelia (23 nov. 1762) was hun eerste kind. Daarna volgde nog drie zonen. Gerrit( 28 okt. 1765), Willem (7 maart 1770), en  Abraham (17 okt. 1767).

Alle leden van de familie Reessen bezochten in Amsterdam de doopsgezinde kerk Lam en Toren ( Nu de Singelkerk). Ook de kinderen werden daar (uiteraard op oudere leeftijd) gedoopt. Cornelia bv. op 14 november 1779, dus een paar maanden voor haar huwelijk met Willem Philip.  

het lam en de toren 1743

Lam en Toren, 1743

Na de vroegtijdige dood van Willem Philip Barnaart werd, volgens de huwelijkse voorwaarden, de vader van Cornelia Reessen voogd

van de kleine Willem Philip. Dit was een normale gang van zaken. Ook kreeg Cornelia een bedrag van honderd duizend gulden ineens en daarboven 'den geheele inboedel, genomen in de ruimste betekenis en dus schilderijen, bibliotheeck, paarden en rijtuigen, mitsgaders klederen, goud, zilver, juweelen en verdere kleinodien, en alleen uitgezonderd de trouw-penning en de contante penningen'. Het is natuurlijk de vraag hoeveel er al was aangeschaft in het korte huwelijk. Cornelia bleef met het kind wonen op de Nieuwe Gracht. Behalve haar schoonmoeder Catharina Kops en nicht Cornelia Wolff met haar man Willem Philip Kops aan de overkant was er geen familie in Haarlem om zich over haar te ontfermen. 

Maar gelukkig vond ze snel een nieuwe liefde: Jan Willem Druijvesteijn. Zij trouwde met hem op 12 september 1784. 

Hij was Nederlands Hervormd en niet doopsgezind. Ze gingen wonen op het huidige nr. 9. Nr. 7 was officieel het bezit van zoon Willem Philip Barnaart.

Toen hij wat ouder was woonde hij daar dan ook meer of minder in zijn eentje, met een eigen huishouding en een gouverneur. 

Cornelia en Jan Willem kregen samen nog 12 kinderen. Ze hadden ook hun eigen huishouding. De huizen waren onderling met een deur verbonden.

Toen Jan Willem Druijvesteijn in juli 1796 ons pand kocht werd dit ook met een deur verbonden. Je hoefde van het ene huis naar de andere dus niet via de straat of tuin. 

Ten gevolge deezer geheel ongezochte gemeenzaamheid, ten huize der aanzienlijke familie Druyvesteyn, kwam ik verder, maar eeven ongezocht, in kennis met den zoo eevengenoemden Heer Barnaart, toen een jongeling van 15 of 16 jaren, alsmeede met diens gouverneur, Professor Matthia die, met zijn eenigen zeer rijken kweekeling, insgelijks een bijzonder alleraanzienlijkst huis bewoonde, équipage, livrei-bedienden, buitenplaats, in één woord, een hofstoet in 't klein nahield. 

Willem van den Hull, blz. 249

Van Willem weten we verder nog dat Professor Matthia ongeveer 40 jaar was, Duitser van geboorte, en een groot liefhebber van muziek.

De buitenplaats was 'Het Klooster' (Schoten), geërfd van de familie Kops. Daar ging Willem soms thee drinken als de ouders van Willem Philip bij hun zoon logeerden. Wat suggereert dat Willem Philip zelfs zomers apart van zijn familie leefde. 

Cornelis van Noorde

Hofstede Het Klooster

Cornelis van Noorde

Willem Philip Barnaart, sinds 1804 eigenaar van ons pand. 

Portretten van Willem Philip door de jaren heen:

Izaäk Schmidt

Izaäk Schmidt

Geen datum

Barnaart-Willem-Philip

Johann F. A.Tischbein

1801

WP_Barnaart_1815_Litho_naar_een_tekening_van_Jean_Baptist_Madou

Jean Baptist Madou

1815

Barnaart anoniem tussen 1825 - 1849

Anoniem

Na 1825

Ondanks zijn wellicht wat rare opvoeding kwam het aardig goed met onze steenrijke erfgenaam van het Barnaart kapitaal. Hij deed veel samen met zijn zes jaar jongere halfbroer Jan Willem Druijvesteijn. Het zal hem wel gestoken hebben dat Jan Willem eerder de titel jonkheer (in 1816) kreeg dan hij (in 1817). Willem Philip was namelijk zeer ijdel. Hij laveerde behendig met de tijdgeest mee. Hij was zowel bevriend met Lodewijk Napoleon als later met koning Willem 2. Uiteindelijk besloeg de opsomming van zijn functies en eretitels een heel hedendaags A4'tje.

Jonkheer Willem Philip Barnaart, de rijke schoonzoon van den Heer Jan Willem Druyvesteyn, was, in den nazomer des vorigen jaars, met zijn gouverneur, Professor Matthia, van zijne Europesche reize teruggekomen. en had, seedert dien tijd, zijn hof gemaakt aan Jonkvrouw Elisabeth Cornelia Hillegonda, oudste dochter van Jonkheer Teding van Berkhout, in de Kruisstraat. [Het huidige prachtige pand nr. 45]

Willem van den Hull, blz. 354

Willem Philip was bij thuiskomst van zijn Grand Tour, in 1803, een en al daadkracht. In november werd hij 22 jaar. 

29 januari 1804 trouwde hij met Elisabeth Cornelia Hillegonda Teding van Berkhout.  Lees hier het huwelijksgedicht van Willem van den hull:

elisabeth_cornelia_hillegonda_teding_van_berkhout_1800-1814_hodges

Elisabeth Cornelia Hillegonda Teding van Berkhout.

8 mei 1783 - 22 februari 1814

Dochter van Jan Teding van Berkhout en Elisabeth Sophia van Sypesteyn

Charles Howard Hodges

Hij kocht verschillende huizen in de buurt, waaronder dat van ons. En hij huurde de beroemde architect Abraham van der Hart in om zijn eigen huis te verbouwen. Uiteindelijk bleek het beter het oude huis af te breken en er iets geheel nieuws neer te zetten. De eerste steen werd 26 april 1804 gelegd door zijn halfzusje, Annette Cornélie Druijvesteijn, oud 2 jaar. Eind 1804 werd Willem Philip zelf voor de eerste keer vader, van de kleine Willem Philip. Helaas leefde dit kindje maar een jaar.  Alle kinderen werden Nederlands Hervormd gedoopt. 

De verbouwing ging snel, al eind 1806 was alles klaar, op de inrichting van de Salon en de logeerkamers op de tweede verdieping na. 

Ten tijde van de verbouwing woonden Willem Philip en zijn vrouw waarschijnlijk op het huidige nr. 9. Zijn moeder en stiefvader gingen wonen in de Jansstraat, naast de Janskerk, nu nr. 36. Na de dood van Jan Willem Druijvesteijn, in juli 1806, keerde Cornelia Reessen weer terug naar haar oude adres, nr. 9. Daar woonde ze tot haar dood in 1836.    

nieuwe gracht 7 1930

Nieuwe Gracht 7 (Huis Barnaart). Links nr. 9.

1930

Het huis, toen het af was, was werkelijk prachtig.  Er wordt gezegd dat toen koning Lodewijk Napoleon er in 1807 (één nacht) logeerde, hij er inspiratie opdeed voor de inrichting van zijn koninklijk paleis op de Dam in Amsterdam. Toen de koning 27 april 1807 's avonds aankwam bij het huis had de Raad der stad de bomen aan weerszijden van de gracht met lampions verlicht. Aan de overkant, voor het Kops huis, was een ereboog, 'zeer fraai verlicht' met het woord 'regi' (de Koning gewijd). 'Het schone, stille en zagte weder deed overal en byzonder op de Nieuwe Gragt de illuminatie overheerlyk uitkomen, en toonde Z.M. zig daar over byzonder tevreden. Voor het huis van den Heer Barnaart stond een Eerewagt van Burgers in het geweer. De gragt was aan die zyde aan weerskanten afgezet, terwyl eene menigte toeschouwers gestadig langs de overzyde wandelde, heerschende er overal de beste order.'

barnaart Lodewijk Napoleon Haagsche  courant 02 05 1807

Verslag van het bezoek van koning

Lodewijk Napoleon aan Haarlem en

zijn logeernachtje bij Barnaart.

Haagsche courant 02 05 1807

Huis Barnaart is door Vereniging Hendrick de Keyser helemaal in oude luister teruggebracht en nu een museum.  Zie hier het resultaat.

Barnaart de Gouden Salon

De 'Gouden Salon'

Geheel in Empite stijl. 

Het bootste een (zeer luxe) Franse legertent na. 

Ook in 1807 kocht Willem Philip de buitenplaats 'het Huis te Vogelenzang' (Bloemendaal). Hier bracht hij al zijn zomers door en stierf er in 1851.

Huis_te_Vogelenzang_ca._1840

Huis te Vogelenzang.

Nog steeds in het bezit 

van de familie Barnaart.

ca. 1840                               

Huis te Vogelenzang 1937

1937

In 1811 werd hij Maire oftewel burgemeester van Haarlem. (Nederland was nu onder keizer Napoleon Bonaparte ingelijfd bij Frankrijk.)

22 februari 1814 treft hem een groot verlies. Zijn vrouw sterft in het kraambed. Ze liet hem vier kinderen na die volwassen werden. 

Willem Philip 1806 - 1848

Elisabeth Cornelia Amalia 1809 - 1890

Henry Gerard 1812 - 1875

Jacob Maurits Quirijn 1814 - 1860

Al in december 1815 hertrouwde Willem Philip, in Olst, met Maria Cornelia Susanna Teding van Berkhout (10 aug. 1793  -  18  jan. 1836).

Ze was een dochter van  Jan Teding van Berkhout en Catharina Justina Clifford en werd geboren in huize Bonckenhave onder ambt Vollenhove.

Ook zij overleed in het Huis te Vogelenzang. 

lia Susanna Teding van Berkhout Charles Howard HodMaria Corneges 1810-1815

Maria Cornelia Susanna

Charles Howard Hodges 1810 -1815

Met Maria Cornelia Susanna kreeg Willem Philip nog acht kinderen, zes jongens en twee meisjes. 

In 1824 kocht Willem Philip de rechten op Zandvoort. Hoewel de heerlijke rechten in 1795 officieel werden afgeschaft, was de titel ambachtsheer behouden gebleven. De dragers hiervan oefenden een soort beschermheerschap uit en bezaten nog enige rechten zoals de invloed op de predikantsbenoemingen. Het dorp bestond uit ca. 700 inwoners.

Zijn voorganger, Paulus Loot, werd op 31 mei 1723 als Heer van Zandvoort ingehuldigd bij welke gelegenheid de schoolmeester het volgende vers oplas: 

Zijt welkom, achtbaar Heer,
Zijt welkom met uw zoon
En met uw knecht Anthoon,
Zijt welkom met uw schimmels,
Zijt welkom met uw ruinen
In deez' verdoemde duinen.

Willem Philip had echter grootste plannen met het dorpje:

Jhr. W. Ph. Barnaart van Vogelenzang, ambachtsheer van Zandvoort en lid van Gedeputeerde Staten, voorts Prof. D. J. van Lennep, eigenaar van Manpad, en P. van Lennep, eigenaar van Groot Bentveld, beiden lid van de Provinciale Staten, J. Enschedé, lid van de Haarlemse Raad en W. van der Vlugt, bankier te Haarlem. beoogden 'van den ouden zandweg naar Zandvoort een klinkerweg te maken van den Haagschen weg bij Oud Berkenrode door Aerdenhout en Bendveld naar de Haarlemmerstraat in Zandvoort en dan met een Hoogen weg over het duin naar een gelijk te maken stuk van de strandreep, om daarop een badhuis te bouwen.'

De intekening voor het Plan der Negotiatie voor de aanleg van de weg en het stichten van een badhuis verliep vlot. Koning Willem II tekende in voor f 10.000,- en de grootgrondbezitters en andere vermogenden uit de omgeving bleven niet achter. De Staten van Noordholland gaven ƒ 30.000,- subsidie, verdeeld over drie jaren. Haarlem gaf ƒ 100,- per jaar voor onderhoud van de weg en stelde Zandvoort vrij van de ƒ 600,- 's jaars, die het moest betalen voor vrijdom van visaccijns. Zandvoort zelf droeg gedurende enkele jaren ƒ 1500,- bij, met name ten behoeve van de bestrating in het dorp. In totaal werd een kapitaal gevormd van ƒ15 0.000,— in aandelen van ƒ 1 000,-. 
In 1825 begon men met het aanleggen van de weg en in maart 1828 kwam men ermee gereed. De tracering leverde geen moeilijkheden op, want de grond was bijna geheel in handen van P. van Lennep. 

Algemeen wordt aangenomen, dat Zandvoort een badplaats werd, nadat het voor 1828 gebouwde hotel Groot Badhuis in gebruik was genomen. Dat is natuurlijk niet geheel juist. Er kwamen 's zomers wel gasten, doch van bad- en strandleven was geen sprake, want aan baden in zee werd in die tijd nog niet gedaan. Strandstoelen, badkoetsen of andere accomodatie voor de gasten waren aan het strand niet te vinden.

 

Men kon dan ook alleen reklame maken met de kwaliteit van het badwater in de kuipen van het hotel, zoals blijkt uit een drietalig biljetje van het Groot Badhuis (uit 1830): 'Dit etablissement beveelt zich aan door de nabijheid der steden Amsterdam en Haarlem, gelijk meede door de schoone omstreken van Bloemendaal en Heemstede. De baden zijn hoogst gemakkelijk ingerigt, het zeewater is voornamelijk daar ter plaatse bijzonder sterk, daar Zandvoort zeer ver van de
monden der rivieren af gelegen is. Het Logement vereenigt goede bediening met zindelijkheid; ook zijn de prijzen in hetzelve veel verminderd en rijkelijk onder het bepaalde in andere diergelijke inrichtingen. Tot nadere inligtingen vervoege men zich met brieven franco aan de H.H. Commissarissen van het Zeebad Etablissement te Zandvoort bij Haarlem. Koninkrijk der Nederlanden.'

Geschiedenis van Zandvoort voordat het badplaats werd, door dr.G.H. Kurtz.

3-Groot-badhuis-1860-Emrik-_-Binger

Groot Badhuis 1860

Barnaart Opregte Haarlemse Courant 23 10 1828

Ondanks zijn vele werkzaamheden en 12 kinderen ook nog tijd voor hobby's.

Opregte Haarlemse Courant 23 10 1828

21 november 1829 vereerde Z.K.H de prins van Oranje (de latere koning Willem II) Haarlem met een werkbezoek. Barnaart had de eer hem een diner aan te mogen bieden in zijn huis. En weer was er tegenover het huis van Barnaart 'eene illuminatie', ditmaal 'voorstellende het gedenkteken van Waterloo, als een bewijs van hulde aan den prins'. 

Barnaart Rotterdamsche courant 26 11 1829
Barnaart Rotterdamsche courant 26 11 1829

Verslag van het bezoek.

Rotterdamsche courant 26 11 1829

11 februari 1851 overleed Willem Philip, 69 jaar oud. 

barnaart De Nederlander 17 02 1851

De Nederlander 17 02 1851

Al zijn goederen, roerend en onroerend, werden verkocht of geveild. Behalve het Huis te Vogelenzang. Belangrijk voor ons is de beschrijving van ons huis. Het was overigens een slechte tijd op de huizenmarkt, De erfgenamen kregen bij lange na niet waar ze op gerekend hadden. 

Al eerste waren de hofstede het Klooster en de vrije heerlijkheid Bergen aan de beurt. Het Klooster lag nabij 'de Station van den Hollandsche IJzeren Spoorweg' (A). Daarna diverse voorwerpen en verzamelingen uit het Huis Barnaart, waaronder een  'toestel tot de electriciteit', schilderijen, de bibliotheek, de gouden, zilveren en bronzen gedenkpenningen en munten etc. etc. (B). Een specificatie van wat boeken en schilderijen en als onderschrift 'Zoowel bij de bezigtiging als bij den verkoop is het rooken volstrekt verboden' (C). Iets meer informatie over wat huisraad (D).

En dan voor ons van belang: de verkoop van alle huizen en erven die Willem Philip Barnaart in Haarlem bezat. Nr 1 is zijn eigen huis, nu nr. 7. Nr. 2 is nu nr. 9 en tenslotte nr. 3, ons huis, nu nr. 11.  Het huis nr. 4 aan de overkant is nu nr. 62 (E). Dan de prijzen die de huizen blijkbaar op de veiling hebben opgebracht (F). De erven waren het niet eens over het bedrag voor huis Barnaart (G).

barnaart Opregte Haarlemsche Courant 24 11 1851

A

Opregte Haarlemsche

Courant 24 11 1851

barnaart Algemeen Handelsblad 28 07 1851

B

Algemeen Handelsblad

28 07 1851

Barnaart Opregte Haarlemse Courant 08 08 1851

C

Opregte Haarlemsche

Courant 08 08 1851

barnaart Opregte Haarlemsche Courant 19 09 1851

D

Opregte Haarlemsche

Courant 19 09 1851

barnaart Algemeen Handelsblad 17 01 1852

E

Algemeen Handelsblad

17 01 1852

barnaart Algemeen Handelsblad 04 02 1852

F

Algemeen Handelsblad

04 02 1852

barnaart Algemeen Handelsblad 11 02 1852

G

Algemeen Handelsblad

11 02 1852

bottom of page