top of page
huishelp.gif

Mr. D. Guldewagen

Secretaris 1717- 1749, burgemeester 1751

Zie voor alle functies hier:

Hij woont hier samen met:

Zijn vrouw M. Crommelin

en hun dochter Maria 1720

Woning

1726 - 1777

Eigenaar: D. Guldewagen  mei 1717- 1761 daarna zijn weduwe M. Crommelin tot  april 1777

Dammas Guldewagen (Haarlem 8 december 1694 - Haarlem, begraven 12 januari 1761, 66 jr. )

Zoon van Abraham Guldewagen (1667 - 1728) o.a. burgemeester,  en Anna Margaretha de Ridder (1671 - 1699)

Getrouwd Haarlem 2 augustus 1719 met: 

Magdalena Elisabeth Crommelin ( Haarlem 21 juni 1698  -  Haarlem 1 juni 1777, 78 jr. )

Dochter van Henry Samuel Crommelin (1660 - 1732) lakenkoper, en Jacoba Sophia van Wickevoort (1674 - 1732)

Kinderen: 

Maria Dammasdr. (Haarlem 12 mei 1720 -  Haarlem, begraven 26 april 1745, 24 jr. )

De familie Guldewagen 

wapen guldewagen 1.jpg

De vader en overgrootvader van Dammas Guldewagen waren ook burgemeester van Haarlem. Zijn opa was 'slechts' lid van de vroedschap en secretaris van de stad Haarlem. 
Van zijn overgrootvader, Cornelis Guldewagen (1599-1663) is een prachtig portret gemaakt door stadsgenoot Frans Hals.

De opa van Dammas (1626 - 1685) heette ook Dammas. Van hem is een portret bewaard gebleven van Jan de Bray. 

Frans_Hals_CornelisGuldewagen1661.jpg

Cornelis Dirksz. Guldewagen

Frans Hals 1661

dammas_guldewagen1626-1685jan_de_bray.jpg

Dammas Guldewagen (opa)

Jan de Bray. Tussen 1657-1660 

judith_guldewagen.jpg

Tante Judith Guldewagen, zus van vader Abraham. Ze trouwde met Jacob van Akersloot.

Hun dochter Josina Jacoba trouwde met Pieter Samuel Crommelin, de zus van Magdalena Crommelin..

Jan Hendrik Brandon 1695

Zijn vader, Mr, Abraham Guldewagen (Haarlem juli 1667 -  Haarlem jan. 1728) trouwde 23 aug. 1689  te Haarlem met

Anna Margaretha de Ridder (Haarlem dec. 1671 - Haarlem 1699)

Drie kinderen van hen werden volwassen: Barbara (sept. 1690 - jan. 1758), Judith (jan. 1692 -  <1750)  en 'onze' Dammas (dec. 1694 - jan.1761) . 

Na haar overlijden hertrouwde hij 6 december 1705 te Haarlem met Maria Dicx (Haarlem okt. 1681 - Haarlem mei 1727). 

Ook de vader van Maria Dicx was burgemeester van Haarlem geweest.

Abraham en Maria kregen nog drie kinderen. Ze stierven zeer jong.  

Maria was op haar beurt weduwe van François Druyvesteyn (Haarlem dec. 1672 - Haarlem  jan. 1704).

Met hem had ze een zoon: mr. François Aernout Druyvesteyn (Haarlem  juli 1703 - Den Haag nov. 1748). Hij trouwde later met een dochter van oud buurman mr. Herman Gerlings en was grootvader van Jan Willem Druyvesteyn, van 1796 - 1804 eigenaar van ons pand.

Het grappige is dat de familie Guldewagen, net als de familie Cruijwagen, hun familienaam ontleende aan een uithangbord van een huis. In het geval van Guldewagen was het Cornelis Dirksz. die in 1623 een huis kocht in de Grote Houtstraat vanouds genaamd 'de Gulde Wagen'. Het stond waar nu nr. 28 is. Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem 1 januari 1957  pagina 86

De familie Crommelin

wapen crommelin.jpg

Dit oorspronkelijk noordfranse geslacht week tijdens de vervolging der Hugenoten onder Lodewijk XIV naar de Nederlanden uit.

Samuel Crommelin, geb. te St. Quentin mei 1629, vestigde zich in 1685 te Haarlem, waar hij in maart 1694 is overleden. 

Nog In St. Quentin, 27 April 1654, trouwde hij met Madeleine Testart, geb. aldaar Febr. 1638, overl. te Haarlem in Aug. 1702.

In 1660 werd Hendrik Samuel geboren. (St. Quentin 11 juli 1660 - Haarlem 17 febr. 1732)

Hendrik Samuel Crommelin trouwde in 1697 te Haarlem met Jacoba Sophia van Wickevoort (Amsterdam 24 april - Haarlem 8 juni 1932).

Zij kregen twee meisjes en drie zoons. Een zoon stierf jong. Het oudste meisje was Sophia Magdalena. Haar broer Jan voegde de achternaam van zijn moeder toe aan zijn vaders naam. Dit werd de tak Van Wickevoort Crommelin. 

De Crommelins waren rijk geworden met de linnenhandel. De zonen trouwden met dochters uit aanzienlijke families. Zelf bekleedden ze hoge

posities. De broer van Magdalena, Pieter Samuel, was bv. (o.a.)  schepen, raad in de vroedschap en burgemeester van Haarlem.

Van broer Pieter Samuel  en

zijn vrouw Josina Jacoba Akersloot

(met zoontje Jacob) zijn portretten.

Zij woonden na hun huwelijk in 1735

ook op de Nieuwe Gracht, het huidige nr. 3. 

Philip van Dijk 1743

pieter samuel crommelin Philip van Dijk 1743.jpg
Josina Jacoba Akersloot (1700-1745) en Jacob Crommelin (1741-1774).jpg

Dammas schreef veel (gelukkig voor ons) en was ook zeer geïnteresseerd in zijn familiegeschiedenis. 

In 1732 schreef hij over het overlijden van zijn schoonouders. Bijgevoegd was een blaadje waarop hij de kwartierstaten van hem en zijn vrouw getekend had.

guldewagen_crommelin_9.jpg

De kwartierstaten.

guldewagen_crommelin_2.jpg
guldewagen_crommelin_3.jpg

Het verslag van de dood van zijn schoonouders

Huijs op de Craijenhorsten gragt inde in de ouderdom van 71 jaren 8 maanden

Op den 17 febr. 1732. des morgens de klokke 7. uren is mijn schoonvader de hr. Henry Samuel Crommelin in desselfs eetkamer in een ledikant bed sagtelijk overleden,  nadat sijn Wel Ed.meer dan 13 jaren seer elendig aant graveel en met grote pijn in en op de waterpeesen was geincommodeert geweest, so als hij ook op de 15 julij 1725 's nagts een steen  heeft gelost, hebbende de grootte van een paarden of  duijven boon: en op den 8 junij desselve  jaars 1732 des morgens ten half ses uren is mede uit selve huijs en in deselve kamer en ook in t selve ledikant mede op een heel sagte wijse overleden mijn schoonmoeder Vrouwe J.S.v. Wickevoort in de ouderdom van rujm 60 jaren, nadat haer Ed
omtrent 5 jaren blint en sedert twee jaren heel pijnlijk en elendig was geweest aan verstoppinge en verdikkinge omtrent en aan de krop van de maagh en also door een uijtterende siekte, sijnde onse gemelte Vrouwe Moeder geweest universele erfgename en boedelhoudster van hare man volgens hare mutuele testamente op den 21 jan: des jaars 1702 voor den notaris Casparus Noppen en sekeren getuijgen binnen Haarlem gepasseert

Bedragende met de intresse daar op te goede een somma van f 68381 - : - 8.

Op den 8. augustus 1732 is voor den notaris Aalst de Bruijn en sekeren getuijgen binnen dese stadt tusschen de vier nagelate kinderen en abintestato erfgenamen van onse gemelte Vr. Moeder gemaakt een provisionele scheidinge, ingevolge van dewelke aan mij als in huwelijk hebbende Vr. Magdalena Crommelin te beurt sijn gevallen de volgende effecten alhier te boek gestelt van fol: tot  bij de incluijs, alles volgens de gemelte schijdinge daar van sijnde

guldewagen_huwelijk_02_08_1719.jpg

2 augustus 1719 trouwen Dammas Guldewagen en Magdalena Crommelin .

Hij woont in de st.Jansstraat en zij op de Craijenhorsten gracht (nu Nassaulaan). 

Dammas is dan 25 en Magdalena 22 jaar. 

Wanneer hij trouwt is Dammas al twee jaar secretaris van de stad Haarlem. In die hoedanigheid schrijft hij verslagen van de keren dat hij met delegaties op kosten van de stad op dienstreis was.  Daarbij vermeld hij bij diverse van de talrijke lunches en dinertjes onderweg geruststellend dat er 'zeer sober' wijn gedronken werd. 

De hr. H.E. Knappert, gemeentearchivaris van Haarlem, vond de verslagen zo leuk dat hij er twee van heeft beschreven in het Haarlem's Dagblad 

guldewagen_hd_27_09_1924_h_e_knappert.jpg
guldewagen_hd_24_04_1926_h_e_knappert.jpg

Haarlem's dagblad van

27 september 1924

Haarlem's dagblad van

24 april 1926 

12 mei 1720 wordt een dochtertje geboren: Maria. Het was hun enige kind en een meisje.  Hiermee sterft het geslacht Guldewagen uit.

21 mei 1726 Koop van dit pand van ds. Alardin.

1727 Rekest (verzoek) van Guldewagen om een huisje in de Ridderstraat tot stalling te mogen verbouwen. (Het huidige nr. 15)

Het voormalig pakhuis ernaast was al verbouwd tot stalling met hooizolder. 

Het rekest:

 

Aan de Edele Groot Achtbare Heeren Burgemeesteren ende Regeerders der stadt Haarlem

Geeft met schuldig respect te kennen Mr. Dammas Guldewagen secretars der stadt Haarlem, als eijgenaar van een huijsje in de Ridderstraat, beoosten de stallinge van den suppliant; dat hij suppliant wel genegen soude sijn omme het voors: huijsje te approprieren en bequaam te maacken tot een koetshuijs en waagen huijs ende ten dien eijnde daar inne maacken twee groote deuren na buijten openslaande soo als de deuren van de voors: stallinge daar naast sijn, ende hoewel het selve geen nadeel ongemak ofte eenig displeijsier kan toebrengen aan eenige buuren soo vermag hij suppliant egter het selve niet doen, sonder speciaal consent van Ued: Gr: Agtb:, weshalven hij suppliant sig keert tot Ued: Gr: Agtb:, onderdanig versoekende, dat Ued: Gr: Agtb: des suppliants voorschreven versoek gelieven te accordeeren ende aan hem suppliant daar van te verleenen acte in ordinaria forma t 'welck doende etc:

D. Guldewagen

Het rekest wordt goedgekeurd, want in de volgende verkoopakte, in 1777, wordt gesproken van 'een stallinge voor zes paarden, een groot

en kleiner koetshuijs'. 

Het leven zal zijn gangetje gegaan zijn. Buurman Romeijn de Hooghe, aan de westkant (Het huidige nr. 13),  was al in 1708 overleden, zijn weduwe Maria Lansman in 1718. De zus van Maria, Helena Lansman, woonde nu in het enorme huis. Zij was ook weduwe en kinderloos.  

In 1731 werd het verkocht aan Mr. Jan van Schuylenburgh, burgemeester van Haarlem. Hij getrouwd met Cornelia Jacoba Kemp, vrouwe van Moermont en Renesse. Het was zijn tweede vrouw. Ze kwamen uit Den Haag, waar ze nog steeds een prachtig huis hadden op de Korte Vijverberg 3.

Daar hing zijn imposante schilderijenverzameling met Rembrandt, Veronese, Van Dyck en andere grote meesters.

Hij heeft op de Nieuwe Gracht 13 aan de achterzijde het derde dwarshuis toegevoegd. Aan de Ridderstraat liet hij twee koetshuizen en een stalling voor twaalf paarden bouwen. Cornelia stierf in februari 1735, ze werd maar 38 jaar. Haar man volgde vier maanden later, in juni. Hij werd 59. Ze werden begraven in een dubbelgraf in de Grote Kerk te Haarlem. 

Huizen, landgoederen, meubels, de schilderijen verzameling; alles werd openbaar verkocht. Ook het huis, stal en koetshuizen op de Nieuwe Gracht. 

schuylenburgh Oprechte Haerlemsche courant 25 08 1735.jpg

De aankondiging van de verkoping. Op de Nieuwe Gracht zal dat zijn op 27 en 30 augustus.

Ook het 'genoegsaem nieuw extra fraai tapijt behangsel' zal worden verkocht.

Dammas en Magdalena zullen zeker ook een kijkje genomen hebben in het buurhuis.

Oprechte Haerlemsche courant 25 08 1735

De nieuwe bewoner was Mr. Willem Dierquens, o.a  Raad en oud Schepen en Commissaris van de Kleine Bank van Justitie.  Hij was getrouwd met Agneta Cornelia de Raet. Het huis bleef zo in de familie, want de moeder van Willem was een zus van Mr. Jan van Schuylenburgh. De zoon van Willem en Agneta, Nicolaas (1733), trouwde ook een van Schuylenburgh. 

Buurman aan de oostkant (het huidige nr. 9) was de hr. Isaac Crayesteyn. Hij kwam uit een doopsgezinde familie. Zijn vader was geboren in Haarlem maar woonde in London. Daar werden Isaac en zijn broers Abraham en Francis geboren. Zij waren allen kooplieden en zeer rijk. Isaac overleed in 1728. In het huis kwam toen Maria jacobs Crayesteyn te wonen. Isaac was haar voogd geweest. 

De familie Crayesteyn was verwant aan de eveneens doopsgezinde en bijzonder rijke familie Hodshon. In 1768 kwam deze familie aan de westkant wonen. Ze hadden vijf jonge kinderen, drie zoons en twee dochters. Dochter Cornelia Catharina ('Keetje') werd bekend omdat zij van haar erfenis een enorm pand aan het Spaarne liet bouwen; het tegenwoordige 'Hodshonhuis'. 

Ze erfde ook van tante Maria Crayesteyn en was in één klap de rijkste vrouw van Haarlem. 

Alle buren waren doopsgezind!

Cornelia Jacoba Kemp Philip van Dijk 1726.jpg

De beeldschone buurvrouw

Cornelia Jacoba Kemp.

Philip van Dijk 1726

Charles_Howard_Hodges_-_portrait_of_Catharina_Hodshon.jpg

Keetje Hodshon

Charles Howard Hodges

De buren waren dus rijk, rijker, rijkst, maar Dammas mocht niet klagen. Naast het huis op de Nieuwe Gracht had hij nog wat huizen in de stad. 

Hij zal ze doorverkocht of onderverhuurd hebben. Hij had van zijn vader een boerderij en landerijen geërfd in Spaarnwoude. Het werd verpacht. Een van de bepalingen, nog van zijn vader, was dat de pachters het land met hoornbeesten moesten beweiden en hooi mochten oogsten zoveel als nodig was voor het voeren van hun beesten in het winterseizoen. 

Daarnaast erfde Dammas land in Schoten, obligaties, een tuin aan de Wagenweg, een huis met erf aan het Spaarne genaamd ’t Swaanhals, een som geld, vier koetspaarden, 2 rijtuigen en timmerhout. Dit moest hij echter allemaal delen met zijn zussen en stiefbroer. 

De woning van Clara van Spaerwoude Jan Morren 2013

Ossen

Het weiden van ossen voor de slacht was wijdverbreid. De vraag naar ossenvlees was groot en de activiteit leende zich bij uitstek voor landeigenaren die weinig in arbeid wilden investeren. De beesten aten zich vet zonder al te veel dagelijkse verzorging. ’s Winters hadden ze ook geen stalruimte en hooi nodig, want voor die tijd belandden ze al bij de slager. De stroom jonge ossen die jaarlijks uit Denemarken naar Noord-Holland werd gehaald om in de zomer slachtrijp te maken, was  gigantisch.

Land van vee Oneindig Noord-Holland  

Dammas importeerde ook ossen uit Denemarken, waarvan er één ontsnapte of gestolen was in 1731. Dat was belangrijk genoeg voor een dure advertentie in de krant en een beloning voor het terugbezorgen.

guldewagen_Oprechte_haerlemsche_courant_03_11_1731.jpg

Oprechte Haerlemsche courant 03 11 1731

Veel plezier zal Dammas beleeft hebben aan zijn buitenplaats en zijn grote hobby: de vinkerij.

In de 18e en 19e eeuw was voor rijke mensen een buitenplaats net zo belangrijk als hun 'stadshuis'. De buitenplaats was bedoelt voor in de zomer, het stadshuis voor de winter. Meestal vertrok de familie al in april naar de buitenplaats. Daar bleef men tot eind september, soms nog langer vanwege het jachtseizoen. De verhuizing was elke keer een enorm gedoe. Bijna al het personeel en de meeste huisraad ging namelijk mee. Soms zelfs tot de

biljarttafel aan toe.

De buren en families woonden ook in hun buitenplaatsen vaak weer vlak bij elkaar. Buitenplaatsen moesten makkelijk bereikbaar zijn, zodat de heer des huizes per koets of trekschuit naar zijn werk in de stad kon. 

Een buitenplaats was een huis omringd door een siertuin of park, met bijgebouwen, moestuin, weiland en productiebos. Er werd voedsel verbouwd voor eigen gebruik. Ook was er een kleine veestapel voor melk, vlees en eieren. Vaak waren er kassen voor exotische bloemen en vruchten zoals ananas. De 'tuinbaas' had een belangrijke functie en was er het hele jaar. Een buitenplaats heet ook wel hofstede. Een landgoed was een slag groter.

Buitenplaats Voorkoekoek, later Ipenrode (in het huidige Heemstede)

De tweede vrouw van de vader van Dammas, Maria Dicx, kocht deze hofstede in 1716. Het heette toen nog Voorkoekoek. Het was bedoeld voor haar man, zijn drie kinderen, en haar zoon uit het vorig huwelijk, François Aernout Druyvesteyn. François erfde het huis na de dood van zijn moeder.

jaarverslagen etc 1943 J.M. Sterck-Proot.jpg

Uit het testament van Maria Dicx. Haar man Abraham Guldewagen stierf 30 januari 1728.

François trouwt een paar maanden later met Henriette Jacoba Gerlings.

Zij was de dochter van onze allereerste buurman aan de oostzijde. (Herman Gerlings)

Jaarverslagen en jaarboeken Vereniging Haerlem. J.M. Sterck-Proot 1943

In tien jaar tijd maakten François en zijn vrouw van de hofstede Voorkoekoek een belangrijke buitenplaats. Het kreeg ook een nieuwe naam: Ipenrode. Hij verkocht in 1738 voor 28 duizend gulden  'een hoffstede, stallinge, tuynmanswooningh, waetermoolen met alle het verdere getimmerte en beplantinge op de Hoffstede en Landerijen, groot intgeheel omtrend 34 morgen 556 Roeden'.

Toegangspoort en koepel van huize Ipenrode aan de Herenweg in Heemstede. Tekening door Cor

Toegangspoort en theekoepel van

huize Ipenrode aan de Herenweg

in Heemstede. 

Cornelis van Noorde 

francois van druijvesteijn Frans Decker.jpg

François Aernout Druyvesteyn, de

stiefbroer van Dammas.

Frans Decker

Hofstede Veen en Duin, later Wildhoef (in het huidige Bloemendaal)

Van zijn schoonvader erft Dammas in 1734 de Hofstede Veen en Duin. Hij en Magdalena waren er vast al vaak geweest. Net als Henry Samuel Crommelin (en later ook zijn schoonzoon Mattheus Willem van Valkenburg) was hij een fervent beoefenaar van de vinkenjacht. En op Veen en duin was een mooie vinkenbaan. 

Een vinkenbaan is een vanginrichting voor kleine vogels. Ze werden veelal in de Hollandse duinen aangelegd om de vogels tijdens de jaarlijkse vogeltrek te kunnen vangen. In de 18e eeuw was dit een “vermakelijke” bezigheid die op veel buitenplaatsen werd bedreven.

Om deze vogeltjes te vangen bouwde men zogenoemde ‘druipbanen’. Dit waren rechthoekige banen van circa twintig meter lengte met vinkennetten, die via een touw dichtgeklapt konden worden. De ‘vinkenbaas’ bepaalde wanneer het een gunstig moment was om toe te slaan en gaf dan aan de vinkers, de personen die ‘op het vinkentouw zaten’ en alert moesten zijn, het sein om de netten dicht te trekken. Vinken  was een hele kunst. Sloeg je de netten te vroeg toe, dan ging het mis net als te laat trekken aan het touw dat met de netten was verbonden. Zaten er veel vinken in het net, dan had men ‘een goede slag’ geslagen.  De vinken moesten vervolgens gedood worden, wat doorgaans gebeurde door ze tussen duim en wijsvinger ‘de kop in te drukken’. Men zette lokvinken in, vaak geblindeerd met een kapje (helaas was het gangbaarder de oogjes uit te steken) ‘blinde vinken’, die om het hardst zongen en daarmee andere vinken lokten.  Sommige vinken, geïntimideerd door hun soortgenoten, gaven het zingen uiteindelijk op: dat waren dan de ‘luistervinken’. De gevangen vogeltjes werden als lekkernij gegeten of in kooien gehouden. Het ging daarbij niet alleen om vinken, zoals de naam doet vermoeden, maar ook om andere kleine vogels.

'Aan de buitenplaatsen in Haarlems omtrek mogt in vroeger dagen de plek niet ontbreken, waar de landheer ‘Den vink met den vink ging verkloeken’. Is ’t hier in ’t voorjaar een vogelenparadijs, in ’t najaar was ’t van ouds een vogelenslachtbank. Als de talrijke vlugten van vinken, sijsjes, paapjes over den Hollandschen duinzoom trokken, dan vonden zij overal uitlokkende boschjes, om nêer te strijken, dan hoorden zij de stem van roepende makkers, dan zagen zij op den vlakken grond met milde hand verleidelijk voedsel gespreid, en stamverwanten, die er fladderden, alsof zij er rijkelijk te gast gingen. Maar de broekjes en de touwtjes en de lijn, waaraan die roervinken schijnbaar zoo vrolijk huppelden, maar de kooitjes der lokvinken en het verraderlijke net zagen zij niet; voor het houten huisje, waar zulk een doodsche stilte heerschte, behoefden zij niet bang te zijn. Zij wisten niet, dat daarbinnen begeerige oogen gluurden door de kijkgaatjes, dat sterke handen daar reeds den noodlottigen stang omklemden, gereed om met forschen ruk hun het net te halen over het argeloos kopje. Zij strijken neêr op de baan. Daar worden plotseling de beide vleugels van het groote net over hen digt geslagen en met welgevallen teekent de vinker ’t getal der nieuwe slachtoffers aan op de lijst, die reeds van zoo menig goede vangst getuigt. Duizenden en nogmaals duizenden van lustige zangers met hun onschuldige wijfjes werden er jaar op jaar verdelgd. ’t Was een liefhebberij van de heeren, een ware hartstogt voor sommigen.'

“Nieuwe wandelingen in Nederland” door P.A. Schipperus en Jacobus Craandijk, uitg H.D. Tjeenk Willink Haarlem 1888

 Na de Vogelwet in 1912 kwam er een einde aan de vinkenjacht.

De vinkenbaan op landgoed Wildhoef in Bloemendaal.jpg

De vinkenbaan op Wildhoef

18 e eeuw.

wildhoef uitbreiding-1761.jpg

Uitbreiding Wildhoef 1761

kops_wolf_wildhoef_juij_1790_Wybrand_Hendriks.jpg

Willem Philip Kops met zijn echtgenote Cornelia de Wolff bij hun tuinprieel op Wildhoef. Zij waren sinds 1787 de nieuwe eigenaren.

Wijbrand Hendriks juli 1790

Langzaam vergroot en verbeterd Dammas zijn buitenplaats. We kunnen het proces volgen via diverse akten en ingediende verzoekschriften:

Verzoekschrift van mr. Dammas
Guldewagen aan gecommitteerde
raden van Holland betreffende het in
erfpacht krijgen van een stukje
duinland in de wildernis van Brederode
te Bloemendaal, groot ongeveer 200
roeden, van ouds een droogberg. z.j. 

Akte van toestemming van de
hoogheemraden van Rijnland aan mr.
Dammas Guldewagen om de
rasterheining aan de Heereweg voor
de hofstede Veen en Duijn onder
Bloemendaal te mogen verlengen.

1741 

Verzoekschrift van mr. Dammas
Guldewagen dat de twee hem
toebehorende klerenbleeklanden,
thans weiland, mogen worden ontlast
van de verponding en gelijk gesteld
mogen worden met de nabijgelegen
weilanden, concept. (na 1741) 

Verzoekschrift van mr. Dammas
Guldewagen aan de hoogheemraden
van Rijnland om toestemming tot het
afbreken van twee huisjes op de grond
van de voormalige oliemolen, concept.
1743 

Gerechtelijke akte van
overdracht door Barend Jansen als
erfgenaam van Anne Jans, weduwe
van Jan Scharpoff, zijn zuster, aan mr.
Dammas Guldewagen van een huis en erf te Aalbertsberg op het noordeinde van de Doornekrogt, voor ƒ550. 1758

Dammas Guldewagen en  Sophia Kops, weduwe van Willem Kops Nicolaasz, ruilen in 1755 een stuk land zodat een en ander logischer aansluit.

Tussen de jaren 1734 - 1751 is er een boerderij bij de hofstede is gebouwd. Zo hadden ze alles wat aan eten nodig was voor eigen gebruik en dat van de gasten. In mei 1736 had Guldewagen overigens ook al het buitentje Spaer-en-Bosch tegenover Wildhoef gekocht. In datzelfde jaar verkocht hij zijn 

boerderij en landerijen in Spaarnwoude.

Mr. Mattheus Willem van Valkenburg, heer in Callantsoog

wapen mattheus willem van valkenburg.jpg

Mattheus werd geboren 24 december 1718 in Den Haag en overleed 2 januari 1784 in Haarlem.

Zoon van Cornelis van Valkenburg (1682-1728)  en Anna Maria Colterman (1696-1720)

Cornelis kwam uit Den haag maar trouwde in 1717 Anna Maria uit Haarlem. Al snel maakte Cornelis carrière in Haarlem. hij werd o.a. lid van de vroedschap, schepen en burgemeester. Hij stierf in Haarlem in febr. 1728. 

De vader van Anna Maria had een vergelijkbare loopbaan in Haarlem. Ook hij werd burgemeester. Hij en zijn vrouw stierven in Den Haag maar werden begraven in Haarlem. Haar vader voerde als titel Heer in Callantsoog, welke titel Mattheus erfde. Na de geboorte van Mattheus kreeg Anne Maria nog een zoon, Cornelis Arnas, Haarlem 18 dec. 1720. Zij stierf in het kraambed, de baby enige tijd daarna. 

Mattheus studeerde rechten in Leiden. In Haarlem werd hij al op heel jonge leeftijd secretaris, lid van de raad en schepen en in 1755 burgemeester. 

In 1737 erfde hij een huis aan de Grote Markt (op de plek van het huidige nr 13, nu Grand Café Brinkmann).

16 mei 1738 trouwt Mattheus Willem van Valkenburg met Maria Guldewagen. Hij is 19. Zij is op twee dagen na 18 jaar.

Ze gaan wonen in het huis op de Grote Markt. Het wordt prachtig (en duur) ingericht. 

Er is een ontwerpschets van Jacob de Wit uit 1739 van hoe een plafondschildering eruit zou komen te zien. Het had als thema 'Vrede en eenheid leiden tot vrijheid en overvloed'. In de hoeken kwamen nog vier grisailles. 

van valkenburg Daniël Bruyninx 1761.jpg

Mattheus van Valkenburg in 1761

Daniël Bruyninx

Jacob de Wit 1739 ontwerp plafondschidering huis van Vakenburg grote markt.jpg

De voorstudie van

Jacob de Wit 1739

Jacob de wit herengracht 467.jpg

Een nog bewaard plafondstuk van Jacob. Herengracht 467 Amsterdam. Ook hier vier grisailles in de hoeken. 

Jacob de Wit was een van de belangrijkste 18e-eeuwse Nederlandse kunstschilders. De Wit is vooral bekend om zijn religieuze werk en de vele deur-schoorsteen- en plafondstukken die hij maakte voor voornamelijk de huizen aan de Heren- en Keizersgracht te Amsterdam, en voor de buitenplaatsen van de betreffende eigenaars.

Pas rond juli 1744 raakt Maria zwanger. 24 maart 1745 bevalt ze van een zoon: Cornelis Dammas Guldewagen van Valkenburg. 

dammas_doop_Nederlands_Hervormde_kerk.jpg

De doop is op 26 maart 1745. Getuigen zijn de vast trotse Dammas Guldewagen en Magdalena Crommelin. Hoewel ze misschien al erg bezorgd waren.

Want de bevalling is blijkbaar niet zeer voorspoedig verlopen. Maria sterft 18 april.  Ze wordt op 24 april begraven in de Grote Kerk. 

guldewagen_maria_begrafenis_.jpg

 Dubbele baar met roef, begraven in de middeltrans in eigen graf. 12 3/4 uur beluid en haar wapen wordt opgehangen.

Twee maanden later, op 27 mei,  overlijdt ook haar zoontje. 

Mattheus hertrouwd op 10 januari 1747 met Christina Wijnanda le Leu de Wilhem (Haarlem 28 aug. 1724 - Haarlem 20 jan. 1777). 

Met haar krijgt hij zes kinderen waarvan er vier volwassen worden. 

Ze blijven wonen op de Grote Markt. In 1752 wordt de woning uitgebreid met het buurhuis.  De mooie plafondschildering van Johan de Wit is  nu opeens in de zijkamer.

Het overlijden van dochter en kleinzoon  zal een enorme klap geweest zijn. Bij de doop van Judith Magdalena, kind van Elbert Testart en Anna Margareta Fannius in december 1746 laat vrouwe Magdalena Crommelin als getuige dan ook verstek gaan. 

doopp_23_12_1746_te_amsterdam_judith_magdalena_testart.jpg

Rond 1750 ontstaat de aardappel anekdote over Magdalena. Om de zoveel tijd duikt deze anekdote weer op. De essentie is hetzelfde: de keukenmeid bracht enige aardappels in huis (soms staat erbij 'gekocht van haar eigen geld') en Magdalena ontsteekt in woede. Ze noemt aardappels 'varkensvoer' en ontslaat haar keukenmeid op staande voet.

Hier twee van de oudste voorbeelden:

leydsecourant07121846.jpg
dammas_Vaderlandsch_lees-museum_1840.jpg

Leydse courant 07 12 1846

Vaderlandsch lees museum 1840

15 september 1751 wordt Dammas Guldewagen gekozen als burgemeester. (Een burgemeester werd jaarlijks gekozen met het vooruitzicht van een tweede ambtsjaar. Een jaar na het verstrijken van het tweede ambtsjaar  konden zij vervolgens weer worden herkozen. Dammas was maar een jaar burgemeester.) Ter gelegenheid van dit heugelijke feit kreeg Dammas een gedrukt gedicht, gebonden in wat lijkt behangselpapier, van ene Govert Rolandus, getiteld 'Op de verkiezing van den wel-edelen gestrengen heere Mr. Dammas Guldewagen, tot burgemeester der stad Haerlem'.

dammas 1751 A.jpg
dammas 1751 B.jpg
dammas 1751 C.jpg
dammas 1751 D.jpg
dammas 1751 E.jpg
dammas 1751 F.jpg
dammas 1751 G.jpg

In hetzelfde jaar 1751 laten hij en zijn vrouw ook een testament opmaken. Een teken van de nog steeds zeer goede verstandhouding met Mattheus van Valkenburg is dat zij de Hofstede Veen en Duin aan hem legateerden. Toen Dammas  stierf schonk Magdalena het hem al bij haar leven. Waarschijnlijk  omdat ze er zelf geen plezier meer aan beleefde. Pas na haar dood was Mattheus ook officieel eigenaar.

12 januari 1761 Dammas Guldewagen overlijdt in dit pand. i9 januari wordt hij begraven in de Grote Kerk. Hij was 66 jaar. 

guldewagen_begrafenis_grote_kerk_19_01_1761.jpg

 Dubbele baar met roef, begraven in de noordertrans nr. 10. 6 3/4 uur beluid en het wapen wordt opgehangen.

Een levensteken van Magdalena Guldewagen. 5 maart 1771 is ze op theevisite bij Catharina Boddingius (Caatje), vrouw van Jan van den Briel.

Zij wonen vlakbij, Nieuwe Gracht, waarschijnlijk op het huidige nr 21. 

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem 1942  

jaarverslagen en jaarboeken Vereniging Haerlem 1942 A.jpg
jaarverslagen en jaarboeken Vereniging Haerlem 1942 B.jpg

En dan hier het 

hele korte berichtje

van de theevisite..>

jaarverslagen en jaarboeken Vereniging Haerlem 1942 .jpg

Noten >

jaarverslagen en jaarboeken Vereniging Haerlem 1942 C.jpg

Ons pand was vanwege de bewoners bekend in de stad. Zie deze advertentie voor de jaarlijkse kermis in de Oprechte Haerlemsche courant

van 28 juni 1764. 

OprechteHaerlemscheCourant_28_06_1764_guldewagen.jpg

1 juni 1777 overlijdt Magdalena Crommelin, 78 jaar, in dit pand. Ze wordt 9 juni begraven in de Grote Kerk. 

guldewagen_crommelin_begrafenis_grote_kerk_juni_1777.jpg

Roef en 4 koetsen, begraven in de noordertrans . 7 1/2  uur beluid en het wapen wordt opgehangen.

Hoe het verder ging met het huis en de inboedel:

 

Een van de heren executeuren van het zeer omvangrijke testament was de neef van Magdalena Crommelin; Hendrik Samuel van Wickevoort Crommelin. Bij haar dood bezat ze een collateraal vermogen van 242.000 gulden. De waarde van de hofstede Veen en Duin, 18.000 gulden, is hierbij meegeteld. # Het werd verdeeld onder de nichten en neven en diverse goede doelen. Over ons pand wordt niets vermeld, maar het hoort zeer waarschijnlijk tot de 'goederen, obligatien en andere effecten des boedels' die verkocht mogen worden. In de kantlijn van de 'acte van executeurschap', opgemaakt 1 april 1761, staat 'Des zo begeerde de vrouwe comparante dat van haare meubilaire goederen & inboedel nietwes zal mogen werden verkocht, maer dat alles ten overstaen van de gedachte Heeren Executeuren onder de meerderjarigen erfgenamen zal moeten werden verdeeld, mits de minderjarigen in gelde of andere effecten voor des zelves portien daer tegens gelijk gesteld werdende'

# De 500 Rijksten van de Republiek, Kees Zandviet 2018

bottom of page