top of page
Huis Nieuwe Gracht 1870

C. Druijvesteijn

Gep. Ritmeester bij het

regiment Lanciers

Woning

1850 - 1855

Hij woont hier samen met:

Zijn vrouw J.L.C. van Hees

en hun kinderen:

- Cornelia Louiisa Johanna 1827
- Carolina Maria 1830

En de jongere zus van Van Hees:

C.B. van Hees

Dienstboden in 1850: 

Anna Geertruida van der Linden geboren 05 09 1830. 

Aantekening bij de dienstbode: 'Is ouderloos en heeft geene voogden'.

Eigenaar Jhr. W.P. Barnaart 1804 - 1851. Erven Barnaart 1851.  C. Druijvesteijn 1851 - 1852 Even C. Druijvesteijn 1852 - 1855.

Cornelis Druijvesteijn (Haarlem 22 augustus 1794 - Haarlem  22 mei 1852, 58 jr. )

Zoon van Jan Willem Druijvesteijn (1759 - 1806) o.a. Hoogheemraad van Rijnland,  en Cornelia Reessen (1762 - 1836)

Getrouwd Rotterdam 7 november 1822 met: 

Jacoba Louisa Catharina van Hees (Rotterdam 4 april 1802  -  Den Haag 12 april 1869, 67 jr. )

Dochter van mr. Hendrik Herman van Hees van Den Tempel (1766 - 1824), en Johanna Louisa Kuijpers (1771-  1842).

Kinderen: 

Jan Willem Hendrik Herman (Rotterdam 19 april 1824 -  Parijs 2 oktober 1876, 52 jr. )

Jan Cornelis Louis (Utrecht 1 januari 1826 -  Parijs 2 april 1905, 79 jr. )

Cornelia Louisa Johanna (Utrecht 26 juli 1827 -  Bloemendaal 14 januari 1918, 90 jr. )

Carolina Maria (Utrecht 6 juni 1830 -  Rotterdam 27 juli 1890, 60 jr. )

Net als oudere broer Willem Abraham en zwagers Richemont en van Oijen was Cornelis beroepsmilitair. 

Het wonderlijke was dat ze hun carrière begonnen in het Koninkrijk Holland, vazalstaat van Napoleon, geregeerd door zijn broer Lodewijk Napoleon. Maar in 1814 gingen ze geruisloos over naar het Nederlandse leger onder bevel van koning Willem 1.  Zo kwam het dat ze in de de Slag bij Quatre-Bras (de veldslag die geleverd werd op 16 juni 1815, twee dagen voor de Slag bij Waterloo) en in de slag bij Waterloo zelf moesten strijden tegen oud collega's van het Franse leger. 

C Koninklijke courant 29 09 1809 .jpg

Koninklijke courant

29 09 1809

Cornelis was net 15 jaar toen hij werd aangenomen als page door koning Lodewijk Napoleon. Pages werden aan het hof opgeleid voor een officierscarrière. Dit duurde ongeveer twee jaar, onder leiding van de opperstalmeester. Wanneer je was afgestudeerd kreeg je de rang van tweede lieutenant. Het was een enorme eer en er werden in de, weliswaar zeer korte, regeringsperiode van Lodewijk Napoleon in totaal maar 25 pages aangenomen. Er moest worden gesolliciteerd naar deze functie, of je kon worden aanbevolen. De jongens moesten fysiek en geestelijk in orde zijn en niet ouder dan 18 jaar. Maar het belangrijkste was hun familieachtergrond.

Ze hoeften niet persé van adel te zijn maar wel uit het regentenpatriciaat. Het was een enorme gunst voor de familie wanneer de jongen werd uitverkoren. Overigens waren er twee pages wiens families erop tegen waren maar die hun zin doordrukten. Er waren nogal wat zonen bij van orangistische families, maar ook van uitgesproken patriotten, zoals de vader van Cornelis, Jan Willem Druijvesteijn.

Toen het koninkrijk Nederland begin 1810 deel werd van het Franse keizerrijk waren er nog 12 pages (de anderen waren al afgestudeerd), waaronder Cornelis. Zij vervolgden hun opleiding in Parijs, bij de pages aan het hof van Napoleon Bonaparte. Cornelis en twee anderen studeerden af in 1813 en 1814. De overige pages konden meteen mee op de veldtocht naar Rusland in 1812. Vijf pages kwamen daar om, twee werden krijgsgevangen gemaakt. De veldtocht van Napoleon naar Rusland had een catastrofale afloop, waarin het grootste deel van de Grande Armée vernietigd werd.

Napoleons terugtrekking uit Moskou  Adolf Northern.jpg

Napoleons terugtrekking uit Moskou.

Adolf Northern 1851

Hiver1812-3_ Beresina 1.jpg
Hiver1812-2_.jpg

Winter 1812-13 Het terugtrekken van de troepen na de slag bij Berenzina

in sneeuwstorm bij  -37,5 °C.

Na deze mislukking begon Napoleon in 1813 noodgedwongen een nieuw offensief. Cornelis studeerde af op 5 februari 1813 en kreeg, samen met vijf andere pages, in oktober 1813 op het slagveld van Leipzig de orde van het Legioen van Eer. Deze werd uitgereikt wegens dapperheid onder vuur. Cornelis was toen sous lieutenant bij het 3de regiment lanciers. 

24 oktober 1813 werd Cornelis ook Ridder van de koninklijke orde van Napels. Deze onderscheiding werd vaak uitgereikt.

legioen van eer 1.jpg
legioen van eer 2.jpg

Cornelis (hier op zijn Frans genoemd Corneille)

Chevalier de la Légion d'honneur

15 oktober 1813

Chevau_léger_lanciers

Chevau-Légers Lanciers

De verschillende kleuren uniformen

en hoofddeksels van de regimenten..

Jan Anthonie Langendijk (1780-1818) - French Army. Officer, Chevau-Légers, Lanciers..jpg

Portret van een officier (zoals Cornelis) van het reg. Chevau-Légers Lanciers. De rode pluim was alleen voor parades.

Jan Anthonie Langendijk,1814

Carle Vernet.jpg

En met lans. De vlag was in werkelijkheid rood (boven) wit (onder)

Carle Vernet, 1812 

De slag bij Leipzig wordt ook wel de Volkerenslag genoemd omdat er zoveel verschillende nationaliteiten meededen. De Fransen en hun bondgenoten tegen Rusland, Oostenrijk, Pruisen en Zweden. In de met talrijke dorpjes bezaaide vlakten rondom de stad en uiteindelijk ook in de stad zelf bevochten zo’n 560.000 officieren en manschappen elkaar (195.000 Fransen en hun bondgenoten tegenover 365.000 geallieerden) met vele tienduizenden paarden en 2.200 kanonnen op leven en dood. Naar schatting waren er 80.000 tot 110.000 doden en gewonden: de Fransen verloren 40.000 man en de geallieerden 55.000.

Er werden ongeveer 30.000 Fransen gevangengenomen. Het gevecht dwong de Fransen definitief terug achter de Rijn. Na de slag brak in en om Leipzig tyfus uit. Het duurde tot in 1814 tot al de doden begraven waren.

Battle of Leipzig by Vladimir Moshkov detail.jpg

De vreselijke slag bij Leipzig.

Vladimir Moshkov, 1815 (detail)

Dit was niet de enige slag die Cornelis onder Napoleon mee maakte. Dit blijkt uit de indrukwekkende staat van dienst die Cornelis zelf invulde.

Zie ook zijn ontroerende 'Mijn adres:  Bij Mevrouw de Weduwe Druijvesteijn (geboren Reessen) in de St. Janstraat te Haarlem'. Ook nogal wat verschrijvingen, ondanks zijn prima opleiding als jonge leerling bij Willem van der Hull. 

C stamboek .jpg
C stamboek 1.jpg

Staat van dienst van Cornelis in de Grande Armée

De slagen die Cornelis meemaakte. De laatsten waren onderdeel van de zesdaagse veldtocht uit 1814:

- Dresden,  26 - 27 augustus 1813. Overwinning.  

- Leipzig 16 - 19 oktober 1813.  Verlies.

- Hanau, 30 – 31 oktober 1813.  Kleine veldslag. Overwinning.

- Brienne-le-Château 29 januari 1814 Slag tegen de Russen om het stadje en vooral het kasteel. Na een fel nachtelijk gevecht overwinning Napoleon.

- Sézanne 9 februari 1814 (De slag bij Champaubert). Kleine veldslag. Overwinning.

- Montmirail 11 februari 1814. Overwinning. 

- Étoges 14 februari 1814 (De slag bij Vauchamps). Overwinning.

Kaart Napoleon.jpg

Kaart van veldslagen van Napoleon met zijn laatste veldslagen linksboven.

Dresden francois-Louis Couche.jpg

Dresden, François-Louis Couché 1837

Hanau Wilhelm von Kobell.jpg

Hanau, Wilhelm von Kobell

1814

Bataille de Brienne 1814 Siméon Fort.jpg

Brienne, Jean Antoine Siméon Fort 1849

The_battle_of_Montmirail_in_1814_(1822),_by_Horace_Vernet.jpg

Montmirail, Horace Vernet 1822

Combat de Vauchamps Gravure de Jean-Baptiste Réville.jpg

Vauchamps, Jean-Baptiste Réville, ca. 1820

Na de slag bij Leipzig had Napoleon zijn troepen teruggetrokken achter de Rijn. De Geallieerden vielen nu Frankrijk zelf binnen. Uiteindelijk stond Napoleon met 70.000 man tegenover een half miljoen geallieerde soldaten, samengetrokken in de Marnestreek ten oosten van Parijs. Nu volgde zijn beroemde Zesdaagse Veldtocht (februari 1814). Dit was een reeks klinkende overwinningen, maar niet genoeg om  de geallieerden tegen te houden. Ze trokken 30 maart Parijs binnen. Napoleon ondertekende op 11 april het Verdrag van Fontainebleau, waarbij hij afstand deed van de Franse troon en ook zijn nakomelingen en familieleden het recht op de Franse troon ontnam. Hij werd verbannen naar het eilandje Elba.  

Franse campagne 1814  Ernest Meissonier 1864 nap met generaals rechts naast ney Berthier d

Zesdaagse veldtocht 1814, Napoleon met zijn staf. Achter hem, met jas als cape, Ney.

Rechts van Ney Berthier, een van de generaals waar Cornelis onder diende.

Ernest Meissonier 1864

Cornelis diende, samen met 9 mede ex pages, Napoleon tot zijn officièle abdicatie in juni 1814. Deze ex pages pages, nu allemaal rond de 20 jaar, zette hun carrière voort in het leger van koning Willem 1. Deze was maar wat blij met deze goed geschoolde officieren. 

Na zijn ontsnapping van Elba in februari 1815 bracht Napoleon in honderd dagen bijna 200.000 soldaten bij elkaar langs de grenzen van Frankrijk.

Hij rukte in snel tempo op naar Parijs, dat hem zonder gevecht binnenhaalde. Ook maarschalk Ney, uitgezonden om hem tegen te houden, koos weer zijn kant. Ney publiceerde een oproep waarin hij alle oud soldaten en officieren van het Franse leger opriep om ook weer de zijde van Napoleon te kiezen. 

c Opregte Haarlemsche Courant 02 05 1815.jpg

Alle troepen in Europa worden in stelling gebracht.

Opregte Haarlemsche Courant 02 05 1815

Cornelis was ondertussen als 2e luitenant ingedeeld bij het Regiment Lichte Cavalerie Belge van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. (Later omgedoopt tot Regiment Lichte Dragonders nr. 5).

Dit regiment onderscheidde het zich in 1815 in de veldslagen bij Quatre-Bras en Waterloo. Hierbij sneuvelde meer dan een derde der sterkte en werd 29 maal de Militaire Willems-orde verleend.  Cornelis was één van hen die deze dapperheidsonderscheiding op 18 juli 1815 kreeg uitgereikt. Hij droeg ook nog steeds de onderscheiding van het 'Légion d'Honneur'. De in voorgaande jaren verleende Franse titels en onderscheidingstekens waren toegestaan om de officieren niet te schofferen.  Het wrange is dat Cornelis heeft moeten vechten tegen oud kameraden uit het Franse leger van Napoleon.  

5de Regiment Lichte Dragonders (1815) - Knötel.jpg

Het uniform van het

Regiment Lichte Dragonders No. 5 

waarin werd gevochten in Quatre Bras

en Waterloo.

6 regiment chasseurs a cheval.jpg

Het uniform van de Franse

Chasseurs a cheval!

C stamboek totaal.jpg

Stamboek van Cornelis waarin ook de Nederlandse jaren tot zijn pensioen in 1830. Hierin ook bij 'uitstekende Daden of bijzondere Verrichtingen': 'Heeft met beleid gesecondeerd den ritmeester Delenne die door een manoeuvre den vijand in zijn flank vallende het 1ste Escadron van het regiment sauveurde.' Zij werden, volgens het stamboek van Delenne over dezelfde gebeurtenis, aangevallen door het Franse 6de Regiment Jagers te paard. Dit alles in de slag bij Waterloo. Sauveren = redden

Ritmeester Jan Delenne had een enorme staat van dienst, waarvan de laatste jaren (vanaf de slag bij Dresden) parallel liepen aan die van Cornelis.

Jan was al diverse malen zwaar gewond geraakt door kogels, lansen en sabelhouwen. 

16 juni 1815 Slag bij Quatre-Bras. 

J .B. J. van Doren, die in hetzelfde regiment diende als Cornelis, beschrijft o.a. de gevechten bij Quatre- Bras. In het onderstaand stuk schrijft hij over ritmeester Delenne, het vechten tegen voormalige wapenbroeders, en het neerschieten van Dragonders door de Engelsen omdat hun uniformen vrijwel identiek waren aan die van de Franse Chasseurs:

Ten half vier ure kwam de generaal, baron VAN MERLEN (van de divisie Batave-Belgen, onder het bevel van den luit. generaal, baron COLLAERT) met zijne brigade ligte ruiterij sterk 1,100 paarden en eene sectie artillerie opdagen; terwijl de divisie PICTON, sterk 7,700 man, in 12 bataillons verdeeld, benevens 2 batterijen met 12 vuurmonden, op het zelfde oogenblik van Brussel komende, bij Quatre-Bras deboucheerde.

De generaal VAN MERLEN ging tusschen het bosch Bossu en den straatweg van Brussel. PICTON vormde zijne divisiën op twee liniën, ieder van 6 bataillons: de eerste op den straatweg naar Namen, de regter zijde naar Quatre-Bras en de linker naar een' weg die van dien straatweg naar Sart-Dame-Avelines geleidt.

VAN MERLEN zijne beweging uitvoerende, had PICTON de zijne nog niet volbragt, toen de prins van ORANJE, meer en meer gedrongen door Foy en BACHELU, gebruik maakte van de versterking, die hij ontvangen had, om de helling van Quatre-Bras schoon te maken. Hij gelastte den generaal VAN MERLEN, die met zijne brigade, bestaande uit een regiment huzaren No 6 (Hollanders) en het Belgisch regiment chevaux-legers No. 5 in zijne nabijheid was, met het eerstgemelde regiment op twee bataillons Franschen te chargeren, die bij den straatweg in carré stonden en door hunne tirailleurs ondersteund meer en meer vooruitkamen; terwijl hij de chevaux-legers, in geval van mislukking, bij zich in reserve hield.

Deze poging was echter niet gelukkig. De kolonel DE FAUDOAS met het 6de regiment jagers te paard, gevolgd door het 5de regiment lanciers, viel het 6de regiment Hollandsche huzaren hevig aan, wierp het overhoop, en tastte vervolgens de infanterie, die hen ondersteunde, aan, verstrooide deze en sabelde de artilleristen op hunne stukken neêr.

De prins dit bemerkende, gelastte den kolonel EDOUARD DE MERCX met zijn regiment (het regiment chevaux-legers No. 5) de charge tegen de Fransche ruiterij te hervatten. De kolonel gaf hierop den majoor graaf DE Looz VAN CORSWAREM het bevel, om met een gedeelte van het regiment de terugtrekkende infanterie te ontzetten; terwijl hij, in persoon op den straatweg van Charleroi, met het andere gedeelte, het 6de regiment jagers te paard, dat het dubbele van zijne sterkte was, chargeerde. Drie malen reed hij in volle ren er door heen en deed op nieuw twee achtereenvolgende charges, en na gedurende langer dan drie kwartier uurs met den sabel gevochten te hebben, noodzaakte hij de jagers te vlugten. Toen de chevaux-legers zich vervolgens achter Quatre-Bras wilden terug begeven, om de orde der door elkander geraakte manschappen te herstellen, werd er door een bataillon Engelsche infanterie hevig op hen gevuurd. Deze waren in de vooronderstelling, dat het jagers van het 6de regiment voornoemd waren, omdat de uniform van deze beide regimenten, groen met gele uitmonstering, met uitzondering van witte epauletten, die de jagers hadden, ligt tot deze vergissing aanleiding gaf.

De kolonel DE MERCX, door eenen onverzadelijken moed bezield, ontving in dat gevecht vier wonden, zijn paard werd onder hem doodgeschoten en hij zelf bewusteloos door den hevigen val van het slagveld weg gedragen. De ritmeester VAN REMOORTER kreeg, nadat hij verscheidene charges aan het hoofd van zijne kompagnie gedaan had, in de verwarring een sabelsteek door het lijf, van een' wachtmeester, die vroeger in Fransche dienst bij zijne kompagnie gestaan had, en vervolgens werd zijn paard onder hem doodgeschoten. De officieren (althans de ritmeesters, alle oude officieren van het voormalige Fransch keizerlijk leger, die verscheidene veldtogten hadden medegemaakt) onderscheidden zich uitstekend, terwijl de onder-officieren en chevauxlegers, waaronder de helft van het regiment, die met het Fransche leger lief en leed hadden gedeeld, bezield door eenen goeden geest en welke ook eene bijzondere dapperheid aan den dag legden, bij den afloop van het gevecht, door hunnen jongen veldheer, prins WILLEM van ORANJE, begroet werden.

Bij de eerste uitdeeling van de militaire Willems orde, ontving de kolonel DE MERCX de orde van de 3de klasse, terwijl het regiment er 27 kreeg, waarvan aan schrijver dezes er ook eene ten deel viel. Later werden nog verscheidene anderen daarmede bevoorregt (1)

(1) Daar de officieren, om ons zoo eens uit te drukken, zich allen onderscheiden hebben, en wij niet gaarne eene uitzondering willen maken voor sommigen, wier namen ons ontschoten zijn, hebben wij gedacht, dat het beter ware geene namen op te noemen, ten einde allen mogelijken aanstoot te vermijden door sommigen niet te vermelden. Evenwel kunnen wij ons niet onthouden iets opmerkenswaardigs hier aan te stippen en wel het volgende.

Hier boven zeiden wij, dat het grootste gedeelte van het regiment, zoo officieren als onderofficieren en chevaux-legers, oude dienaren van het Fransche leger waren, en dat de uniform, op een niets beduidend verschil na, (witte epauletten) dezelfde van het 6de regiment jagers te paard was. Toen de kolonel DE MERCX op dat Fransche regiment chargerende het te gemoet snelde, ging er een algemeene kreet onder hen op: à nous Belges à nous! en verscheidene namen van officieren en onderofficieren uitroepende, die zij op de voorposten, toen het regiment chevauxlegers op de grenzen in de nabijheid van Bergen gekantonneerd was, hadden gezien en gesproken, terwijl het een koddig gezigt opleverde, toen de beide regimenten door elkander vermengd, man tegen man sabreerden. Zoo bevonden zich, om er maar eenigen te noemen, de ritmeester DELENNE, bekend als een dapper sabreur tegen over een zijner oude krijgsmakkers van Frankrijk; de ritmeester VAN REMOORTER voornoemd, tegenover een oud onderofficier van zijne kompagnie in Fransche dienst, van wien hij de hierboven vermelde sabelsteek dwars door het lijf kreeg; de opperwachtmeester COURTIN, de wachtmeesters BOCKMANS en LENOIR, alsmede nog zoo vele anderen, die ons niet te binnen schieten, vochten regts en links met elkander als woedenden, zonder te bedenken, dat zij vroeger éénen vorst en één land dienden. Wij zelven bevonden ons ook in de zelfde positie.

Aan Franse kant vochten ca. 20.000 man, de Geallieerden eerst met 8.000, onder bevel van prins Willem II, en uiteindelijk 36.000 man. Er waren ca. 9.000 doden en gewonden. De Fransen troepen, onder bevel van Maarschalk Ney, wonnen de slag maar verloren waarschijnlijk hierdoor de grote slag bij Waterloo omdat het de geallieerden tijd gaf zich te hergroeperen. 

En na het bijna bedwelmd raken door de intensiteit van de gevechten, het wapengekletter, de trompetters, de wirwar van kleuren van uniformen en vlaggen, de getoonde moed, was er zoals na elke slag de verschrikkelijke volgende dag. De ontzaglijke aantallen doden en gewonden, de paarden, dood, gewond of in shellshock, de bewoners van nabijgelegen steden die geen idee hadden wat te doen, hoe te helpen, of hoe alle doden te begraven.  

Friedrich Campe Ansicht des Meierhofes La belle Alliance wie solcher einige Tage nach der

La Belle Alliance. Hier was 18 juni de Franse medische post. Het lag aan de zuidkant van het slagveld.

Midden in de nacht, na hun overwinning, troffen Wellington en Blücher elkaar kort ter hoogte van deze herberg. Blücher merkte toen op dat  'La Belle Alliance' een toepasselijke naam voor de slag, Wellington vond Waterloo, waar hij zijn hoofdkwartier had, beter klinken. Napoleon noemde het de slag bij Mont-Saint-Jean. 

Friedrich Campeenige dagen na de slag.

Nogmaals J .B. J. van Doren:

De  ellende en wreedheden van het slagveld bij QuatreBras, in den nacht van den 16den op den 17den Junij.

Welk een verbazend gezigt moet het slagveld hebben opgeleverd, bij het licht der nachtvuren en vooral bij het aanbreken van den dag! Zoo verre het oog zich strekte, waren de woeste korenlanden bedekt met gesneuvelde en gekwetste menschen, doode en gewonde paarden, gebroken legertuig, en hierbij een overwinnend leger in rust. De veldhospitalen waren te Genappe en daar alle landbouwers voor den oorlog gevlugt waren, was er gebrek aan handen om de gekwetsten te vervoeren. Een ieder, die zich maar eenigzins reppen of roeren kon, wendde het overschot zijner krachten aan, om een der weinige huizen aan den straatweg staande, te beloopen of te bekruipen, in hoop van er hulp te zullen vinden. Ons kwam een verhaal ter ooren van den toestand eener schuur, gevuld met dergelijke ongelukkigen, maar wij gevoelen ons niet in staat, om eene voldoende beschrijving te geven van de hooggaande ellende, die wij daar beschouwden. Hier waarde de dood in allerlei gedaanten, en het lot der stervenden was nog benijdenswaardiger dan eene zoo gruwelijke ramp der marteling te ondergaan De grootste jammer zag men aan hen, die nog niet uit het leven scheiden konden, en met jammeren en stenen hunne kameraden den boezem kliefden; eenigen trachtten bij gebrek aan hulp zelven hunne wonden te verbinden, de eene, kermde zoowel om lafenis als om eenen droppel water voor den brandenden dorst en de heete koorts. Om eene bete brood, voor de bezwijmenden door honger, werd vergeefs geroepen. Hier zag men stuiptrekkingen door pijn, dáár door zieleangst bij het naderen van den dood; hier berouw en tranen; elders verhief er een den bloedigen stomp van den afgeschoten arm en vloekte den geweldenaar; een ander smeekte voor vrouw en kinderen; en ginds lag er één op de knieën en bad den Allerhoogste vurig om uitkomst. De minst gekwetsten vergaten eigen smart, om, ware het mogelijk, die van anderen te lenigen; doch de overmaat van vermoeijenis en het verlies van bloed belemmerden ook weldra dezen. In den morgen kwam er hulp, dan hoe velen waren er reeds bezweken, die, ware een vroeger bijstand mogelijk geweest, misschien nog gered hadden kunnen worden! Nu zag men ook het verschrikkelijk tooneel in al zijne akeligheid; het scheen een open graf, waarin levenden en lijken geworpen waren. Moet bij zulk een herdenken het regtgeplaatst hart niet breken? 

Beroepsmilitairen, zoals Cornelis, ervoeren een slag heel anders. Het was dè gelegenheid om moed te betonen. Moedig was je om, zo stoïcijns mogelijk, je bloot te stellen aan de gevaren van het slagveld. Niet doden, maar gedood worden gold als de grootste deugd. Verwondingen waren zichtbare eretekens. Het ergste wat je kon overkomen was niet deel te mogen nemen aan een gevecht. 

Waarschijnlijk, maar niet in zijn staat van dienst terug te vinden, was zijn broer Willem Abraham (kapitein bij de artillerie) ook aanwezig in Quatre-Bras. 

17 juni 1815. Na twee zeer warme dagen in de middag hevig onweer. Daarna tot de volgende ochtend zware regenval en valwinden. 

De troepen waren doorweekt en het slagveld was in een modderveld herschapen. 

18 juni 1815 Slag bij Waterloo

Waterloo William Sadler II gemaakt in juni 1815..jpg

Wateloo. William Sadler II, 1815.

De slag bij Waterloo duurde zo'n tien uur. Er deden tweehonderdduizend man aan mee en na afloop waren er ongeveer vijfenvijftigduizend dood of gewond. Meer dan tienduizend paarden kwamen om.

'Over angst en de mate waarin zij die zelf hebben gevoeld, lieten de veteranen van de Slag bij Waterloo doorgaans weinig los. In algemene zin, dus zonder het op hun eigen persoon te betrekken, wilden ze echter wel kwijt hoe zenuwslopend het verblijf in de vuurlinie was geweest. Typerend voor de statische strijdwijze van Wellington was dat zijn troepen vooral moesten stilstaan. En vooral dat stilstaan, dat lijdelijk moeten ondergaan van geweld, ervoeren vele militairen als de zwaarste beproeving. Zo schreef een anoniem onderofficier van het 4de Regiment Dragonders dat de charges die ze nu en dan moesten uitvoeren weliswaar heftig en bloedig waren, maar ook kort van duur. Tussentijds moesten ze lange perioden stilstaan, wachtend op nieuwe orders. ‘Maar,’ zei hij, ‘dit belette niet, dat wij aanhoudend aan het heetste vuur waren blootgesteld, en hierdoor beduidende verliezen aan manschap en officieren leden.’ Dat stilstaan, terwijl de kogels insloegen, ‘werd algemeen voor het difficilste gehouden’, beaamde Cornelis Storm de Grave van het 8ste Regiment Huzaren.' 

Jean de Landtsheer ca. 1815 WILLEM II, GEWOND IN DE SLAG BIJ WATERLOO.

Prins Willem II raakte gewond in de slag bij Waterloo. Hij wordt op dit schilderij geholpen door mannen van het Regiment Lichte Dragonders No. 5. Op dat moment voerde de prins een bataljon Nassauers aan tegen Napoleons Oude Garde. Generaal van Merlen, waar Cornelis onder diende, was iets daarvoor door een kanonschot in de buik zwaar gewond geraakt en overleed een paar uur later.. 

Jean de Landsheer, 1815.

John Heaviside Clark 1816.jpg

De dag na de slag. John Heaviside Clark in 1816. Hij had schetsen gemaakt ter plaatse en verwerkte dat in zijn schilderijen. Vergeet niet dat er, behalve familieleden, zoals Willem van der Hull die zijn broer zocht en vond in een Brussels hospitaal gerund door nonnen (een heel gevecht om het doodsbed tussen de nonnen en hem, want hij en zijn broer waren Nederlands Hervormd), er ook vele ramptoeristen kwamen om de verschrikkingen te bekijken. En ook veel mensen die een betaalbare gravure van zo'n schilderij van het slagveld in huis wilde hebben. 

Na de slag bij Waterloo, 18 juni 1815, was Napoleon definitief verslagen. 

In september 1815 werd Cornelis benoemd tot 1ste luitenant van het Regiment Lichte Dragonders nr. 5. Hij was, wonder boven wonder, in al zijn meegemaakte veldslagen nooit ernstig gewond geraakt. 

In februari 1819 werd zijn regiment samengevoegd met de Lanciers Reg. Nr. 10. Cornelis kreeg weer een nieuw uniform. Hij was nu 25 jaar.

C lansier no 10.jpg

Het uniform was  donkergroen met oranje uitmonstering. Het hoofddeksel werd een 

tsjapska met witte pluim. 

C twee lanciers reg. nr. 10 drenken van paarden 1820-1840 Doornbos.jpg

Het drenken van paarden.

Twee Lanciers Reg. Nr. 10.

Doornbos 1820

Horace Vernet,Legerkamp bij Rijen 1831. Hoewel een schilderij uit de tijd van de Belgische

Een schilderij uit de tijd van de Belgische opstand (Cornelis was toen net uit dienst). Linksonder een officier van de Lanciers Reg. Nr. 10.

Horace Vernet 1831

22 juli 1822 werd Cornelis benoemd tot ritmeester 2de klasse. In October 1822 is hij in garnizoen te Mechelen. Dit weten we uit het huwelijksconsent wat Cornelia Reessen, (wonende Nieuwe Gracht nr. 9 te Haarlem) officieel moest geven. Cornelis, net 28 jaar, had een meisje ontmoet met wie hij zou gaan trouwen. Het meisje was Jacoba Louisa Catharina van Hees, 22 jaar, uit Rotterdam. 

De familie van Hees

Mr Van der Hoeven, burgemeester van Rotterdam, was sinds 1706 heer van Berkel en Rodenrijs en kocht in 1715 de heerlijkheid De Tempel erbij. Hoewel De Tempel geen hofstede had en er nauwelijks mensen woonden, had het raar genoeg wel hoge en lage rechtspraak en was dus de belangrijkste van de drie heerlijkheden. In 1777 werd er nog een stenen galg neergezet om dit te bewijzen. Op de grond van Berkel stond de hofstede 'Berkeloord', herdoopt in 'De Tempel' met de rechten van de heerlijkheid. van De Tempel. De hofstede werd verfraaid met de opbrengst van de gronden van De Tempel die verveend werden. Er werd bij de hofstede een ingenieus watersysteem aangelegd, waardoor er in de vijver o.a. vier groene drakenfonteinen metershoog konden spuiten en binnen een, voor die tijd, hypermoderne WC met stortbak aanwezig was. De enige erfgename van van der Hoeven, dochter Barbara Johanna, trouwde mr. Hendrik van Hees. Na zijn dood in 1758 erfde zijn oudste zoon de heerlijkheden en was dus van Hees heer van De Tempel, Berkel en Rodenrijs. Hij stierf echter jong en zonder nakomelingen. Zijn twee jongere broers waren zijn erfgenamen. Dit waren de vader en oom van Mr. Hendrik Herman. Zij verkochten de hofstede (maar niet de heerlijke rechten) en verdeelde de titels.  Nu noemde de vader van Mr. Hendrik Herman zich heer van de Tempel en zijn oom zich heer van Berkel en Rodenrijs. In 1795 kwam er een einde aan de meeste van hun heerlijke rechten.

De heerlijkheid De Tempel ging in 1787 over op Mr Hendrik Herman van Hees. Het omvatte  het oude gebied van De Tempel, wat verveend was en daarna weer drooggemalen en nu een deel van de Zuidpolder uitmaakte. Na het overlijden van Mr. Hendrik Herman in 1824 erfde zijn oudste zoon Johannes Ignatius de titel heer van de Tempel. Er werd een regeling getroffen zodat ook zijn broers deze titel mochten voeren. Vooral luitenant-ter-zee Henry Eduard, die in 1842 in het huwelijk trad met een baronesse Van Styrum, moet dit hebben gewaardeerd. Hij heeft er ook het langst en als laatste van genoten, want met hem stierf de familie Van Hees van de Tempel in 1865 uit. Omdat De Tempel een gebied was geweest met een eigen jurisdictie, werd het in 1814 een afzonderlijke gemeente, ook al was het maar 11 hectare groot en had het geen inwoners. In 1855 ging het samen met de gemeente Berkel en Rodenrijs. De hofstede 'De Tempel' werd in 1937 afgebroken en op bijna dezelfde plek herbouwd. De prachtige tuin en waterpartijen zijn nog wel origineel.

Mr. Hendrik Herman van Hees van den Tempel was oud schepen van Rotterdam en 1807-1811 baljuw van Schieland. In mei 1798 trouwde hij in Rotterdam met Johanna Louisa Kuijpers. Ze kregen acht kinderen:

1799 Johanna Henrietta Louisa, 1800 Jacoba Catharina,  1802 Jacoba Louisa Catharina, 1804 - 1838 Carolina Maria, 1806 Johannes Ignatius,  1810 Catharina Barbera, 1811 Henry Edouard en 1814 David Cornelis.

Met de titels werd overigens flink gesjoemeld. Ook de dochters worden vaak van Hees van den Tempel genoemd. En oudste zoon Johannes Ignatius noemt zich op gegeven moment van Hees van Berkel. De voornamen van Johanna Henrietta Louisa werden omgewisseld.

Het huwelijk tussen Cornelis en Jacoba Louisa Catharina was op 7 november 1822 te Rotterdam. 

druijvesteijn_cornelis_huwelijk_1822_A.jpg

A

druijvesteijn_cornelis_huwelijk_1822_D.jpg

B

druijvesteijn_cornelis_huwelijk_1822_E.jpg

C

druijvesteijn_cornelis_huwelijk_1822_F.jpg

D

C getrouwd Opregte Haarlemsche Courant 09 11 1822 .jpg

Opregte Haarlemsche Courant 09 11 1822

Vier van de negen uittreksels in het huwelijksregister van Rotterdam. A) Het huwelijkscertificaat  B) en D)  Consent van moeder Cornelia Reessen

D) Toestemming commissaris Generaal van Oorlog. Verder was er nog het bewijs van overlijden van Jan Willem Druijvesteijn, bewijs dat de huwelijksaankondiging ook in Haarlem had gehangen, doopbewijzen van Cornelis en Jacoba Louisa Catharina en vrijstelling van loting omdat Cornelis beroepsmilitair was. Eigenlijk alles behalve de namen van de getuigen. Cornelis is nu te garnizoen in Utrecht en woont weer even tijdelijk in Haarlem.

Eenige maanden voor den dood zijner zuster, was Jonkheer Cornelis Druyvesteyn, in 58 jarigen ouderdom, alhier overleeden. Hij was een mijner vroegste discipelen, had als kapitein der Lanciers vele veldslagen, onder Napoleon, bijgewoond, maar moest, na diens val, weegens ligchaamsgebreeken, de dienst verlaten en zijne 23 laatste leevensjaren, op zijn stoel of te bed doorbrengen. Zelden zag ik fraaier krijgsman, toen hij, in zijn schitterende uniform, op 25 jarigen leeftijd, met Mejuffrouw van Hees, uit Rotterdam, in de echt trad: hij was lid van het Legioen van Eer, van Beide de Sicilien en van de Willems-Orde. 

Willem van den Hull, blz. 647-648

Het eerste kind, een jongetje, werd geboren in 19 april 1824 geboren in Rotterdam. Hij kreeg de namen van zijn beide opa's:

Jan Willem Hendrik Herman 

Mede aangever van de geboorte waren Eduard van Ondermeulen, 22 jr. 2de luitenant bij de rijdende artillerie, wonende te Den Bosch, en Johan Ignatius van Hees, 21 jr. student te Utrecht. (hij is dan in werkelijkheid 18 jaar)

Alle kinderen werden Waals Hervormd gedoopt.

De volgende drie kinderen worden geboren in Utrecht, telkens op een ander adres.

Jan Cornelis Louis  1 januari 1826, Achter het Sint Pieter

Cornelia Louisa Johanna 26 juli 1827, Korte Nieuwstraat (Johan Ignatius van Hees is weer mede aangever, nu echt 21 jaar).

Carolina Maria 6 juni 1830, Minnebroederstraat (Cornelis is nu gepensioneerd kapitein)

16 april 1830 ging Cornelis Druijvesteijn met pensioen. Hij was nu 36 jaar. 

Nu wordt de familiegeschiedenis wat vaag.  We zullen het moeten doen met de gegevens die we hebben. Het belangrijkste vind ik is wat we lezen bij Willem van den Hull. Zou Cornelis inderdaad zeer veel last hebben gekregen van een wellicht eerder opgelopen verwonding? 

In ieder geval:

April 1828 is er een familieberaad in Alkmaar vanwege de voogdijschap over de kinderen van de overleden Carolina Maria van Hees. Aanwezig zijn o.a. 'De weledelgestrenge heer jonkheer meester Johan Ignatius van Hees van Berkel, heer van den Tempel Berkel en Rodenrijs, ridder der militaire 

Willemsorde 4de klasse, substitut officier van justitie, wonende te Amersfoort, oom der minderjarigen. Den weledele geboren heer Cornelis Druijvesteijn, ridder der militaire Willems orde, van het Legioen van Eer, en van de Napelsche orde van Ferdinand VII, gepensioneerd ritmeester der lansiers, wonende te Haarlem, aanbehuwd oom der minderjarigen. 

April 1836 is Cornelis aanwezig bij het familieberaad over de krankzinnigheid van zijn zus Jacoba Wilhelmina. Hij is dan 'woonachtig in hotêl het Gulden Vlies' (op de Grote Markt). Hier werd ook het beraad gehouden, dus hij zal er alleen gelogeerd hebben. En niet bij zijn familie. 

November 1842 trouwde de broer van Jacoba Louisa Catharina, Henry Edouard van Hees van den Tempel te Haarlem met Jkvr. Marie Helene Cornélie van Styrum. Henrij Edouard was op dat moment Luitenant ter Zee der 2e Klasse. Ze gingen wonen aan het Spaarne wijk 2 nr. 194.

Net voor het huwelijk, 13 februari 1842, was zijn moeder Johanna Louisa Kuijpers in Haarlem gestorven. Zij woonde aan het Spaarne wijk 2  nr. 167. 

Getuige is o.a. broer Johan Ignatius, nu dijkgraaf van Rhijnland, die ook 'aan het Spaarne' woont.

Henry_Edouard_van_Hees.jpg

Henry Edouard van Hees van den Tempel

In februari 1846 horen we eindelijk iets van één van de kinderen.  Om precies te zijn van Jan Cornelis Louis Druijvesteijn, op dat moment 20 jaar.

En het is niet positief. Hij stond terecht als medeplichtige aan een duel in Haarlem. Het duel was gehouden op 6 februari en de twee duelisten en hun secondanten stonden op 20 mei terecht te Amsterdam. Duelleren was verboden. Er stond gevangenisstraf op en een geldboete. De zaak haalde alle kranten. Waarbij het eigenlijk vooral ging of een duel strafbaar was of niet.

duel_Provinciale_Over_sselsche_en_Zwolsche_courant_26-05-1846.jpg

Provinciale Overijsselsche en Zwosche courant

26 05 1846

Wat was er gebeurt? Een samenvatting:

In 1839 waren tien bewoners geregistreerd op het huisadres van vader Previnaire, de Sint Jansstraat 5 te Haarlem. Vader Jean Baptiste Theodore was toen 57 jaar en zijn vrouw Aldegonde Dehemptuine 59 jaar. Verder woonden er de kinderen Marie Prosper Theodore (de latere Heer van Callantsoog) van 18, Octavie van 20, Victoire van 22, Seraphine van 24 en familielid Eugéne van 34. Er woonden drie huisbedienden in.  (...)


De Prévinaire’s wilden graag bij de elite van Haarlem horen, maar de Haarlemse ‘upper class’ vond het moeilijk personen die met fabrieken hun geld verdienden binnen hun kringen toe te laten. Geld verdienen in de handel, de landbouw of met rentenieren was in die kringen gebruikelijker. Prévinaire (de zoon) voelde zich niet geaccepteerd. Zijn licht ontvlambare karakter bracht hem daardoor meermaals in de problemen.

 

In 1846 kreeg Marie Prosper Theodore Prévinaire in de Sociëteit (elitair clubhuis) ruzie met tweede luitenant Bernhard Van Westerouen van
Meeteren. Waarschijnlijk had deze zich minachtend over hem uitgelaten. Prévinaire eiste genoegdoening. Korte tijd later vond er een duel plaats in de militaire manege aan de Magdalenastraat te Haarlem. Het duel, waarbij beiden lichtgewond raakten, werd met sabels uitgevochten. Duelleren was verboden en zij werden dan ook samen met hun secondanten opgepakt. Prévinaire en zijn tegenstander kregen ieder een boete van 25 gulden
en de secondanten moesten ieder 10 gulden betalen. Destijds stonden er eigenlijk strenge straffen op het houden van duels. Gebruikelijk was een straf van een maand tot 2 jaar hechtenis én een boete. Prévinaire kwam er genadig van af. De rechter zag ‘de jeugdige jaren’ van de verdachte als verzachtende omstandigheid. De jonge Marie Prosper Theodore Prévinaire kwam door de uitspraak echter wel terecht op een lijst van ‘criminele Noord-Hollanders’.

www.vanborselen.eu/Uitgelicht3_Previnaire.pdf

duel_Nieuwe_Rotterdamsche_courant_06-06-1846.jpg

De uitspraak

Nieuwe Rotterdamsche courant 06 06 1846

Een herinnering van Christiaan van Lennep aan Prévinaire. 'Ijzeren Frits' was de broer van Henri Samuel van Wickevoort Crommelin. Deze laatste woonde van 1804 tot 1853 in ons huis. 

Op de wedrennen was ook een zekere IJzerstit een gewezen weesjongen en paarden arts en protégé van den Heer Fr. van de Poll, die Regent van
het weeshuis was, waarin IJzerstit als vondeling gebracht was. Deze had een schatrijke vrouw getrouwd en een groote buitenplaats aan den heirweg gekocht.

Hij wilde zich overal indringen bij de Haarlemsche beau-monde, maar dat gelukte niet en door zijn blufferig optreden had hij zich veel vijanden gemaakt en o.a. van den jongen Théodore Previnaire een pak slaag opgeloopen, waarvoor deze tot een korte gevangenisstraf was veroordeeld. Previnaire maakte juist in dien tijd zijn hof aan de beeldige juffrouw Crommelin, eene dochter van den ijzeren Frits en wetende dat zij op een bal in de buitensocieteit in den Haarlemmer Hout
zou komen was hij, Joost weet hoe, de gevangenis ontsnapt en kwam in baltoilet op het bal zijn cour maken. Dat liep natuurlijk gauw spaak, want een paar Regenten van de gevangenis, zoo als Teding van Berkhout en Beels lieten hem oppakken en naar de gevangenis terugbrengen. Dat neemt niet weg dat hij later Juffrouw Crommelin toch trouwde. Dat was eene mésalliance van haar want zijn vader was Belgische fabrikant van katoentjes in Haarlem aan den Zijlweg, waar zijn fabriek stond en niet van komaf. Maar hij was een mooie, aardige jongen en wat de deur toe doet, zij was verliefd op hem, zoodat haar moeder, eene trotsche Pallandt wel moest toegeven.

memoires Christiaan van Lennep blz. 24

We vinden Jan Cornelis Louis Druijvesteijn in 1853 terug in Amsterdam. Daar woont hij op de Singel 418 en is 'geemployeerde HandelMaatschappij'.

Later woont hij, tot 2 februari 1858, in de Hartenstraat 189. Nu als 'Boekhouder bij de HandelMaatschappij'. Zijn passie bleek het ontwikkelen en verbeteren van stearinekaarsen. Althans, In 1857 werd hij mededirecteur, naast de oprichter N.D. Brandon en diens broer, van de zeer succesvolle nv  Koninklijke fabriek van Waskaarsen. Na zijn dood, in 1905 te Parijs, waar hij woonde, kwam er ruzie over zijn testament. Het werd een slepende kwestie want hij had zijn geld nagelaten aan de 'Vereeniging tot uitbreiding der Verzameling voor Kunst en Oudheden op het Stedelijk Museum te Haarlem ( Nu Frans Hals Museum), maar dit werd betwist door zijn zus Cornelia Louisa Johanna, die enige die nog leefde van het gezin. Zij vond dat zij recht had op de nalatenschap. Uit de stukken blijkt dat zij  op 12 november 1901 onder curatele gesteld was (ze stierf in een psychiatrische instelling). Maar tocht trok de Vereeniging aan het kortste eind, want zij bleek geen geldig rechtspersoon. 

Oudste zoon Jan Willem Herman Hendrik deed in 1847 succesvol examen als kandidaat notaris. Van 1862 tot 1873  was hij notaris te Amsterdam, aan de Herengracht nr. 308.

Toen hij nog kandidaat notaris was, werd hij gemachtigd door zijn moeder en tante geld in te brengen voor de 'Acte tot voortzetting der Handel-maatschappij'. Dit was in 1849 voor het jaar 1850. Zijn moeder en tante bleken in Maastricht te wonen. 

De_nederlandsche_staatscourant_juni_1849_acte_tot_voortzetting_der_handel_maatschappij_van

Nederlandsche staatscourant juni 1849

Nog geen drie maanden hierna, in september 1849, stierf Henrietta Johanna Louisa van Hees van de Tempel in Maastricht. Ze was ongehuwd.

Nieuwe Gracht te Haarlem

In 1851 kocht Cornelis dit pand van de erven Willem Philip Barnaart. Hij en zijn gezin woonden hier al per 1 mei 1850. 

nieuwegracht_1850_registratie A.jpg

Bevolkingsregister Haarlem, 1849-1859

De jongens waren al de deur uit, de twee meisjes woonden nog thuis. Cornelia Louisa Johanna was nu bijna 23 jaar en Carolina Marie 20. 

Catharina Barbara van Hees van den Tempel was het jongste zusje van Jacoba Louisa Catharina.

Ook in huis woonde dienstmeisje Anna Geertruida van der Linden, uit Haarlem, 20 jaar, rooms katholiek, ouderloos en zonder voogd.

24 mei 1852 stierf Cornelis, 's ochtends zeven uur, in ons huis, 57 jaar.  Hij had geen testament laten opmaken.

C druyvesteyn_cornelis_overlijden_nieuwe_gracht.jpg

Overlijdensakte

C overlijden Cornelis Opregte Haarlemsche Courant 27 05 1852.jpg

Opregte Haarlemsche Courant 27 05 1852

6 mei 1855 besloot Jacoba Louisa Catharina 

'overtegaan tot de openbare veiling en verkooping van een dubbel huis„ tuin en erve staande en gelegen te Haarlem, aan de zuidzyde van de eerste Nieuwe gracht Kadaster Sectie N=o 2483, behoorende tot den nog onverdeelden gemeenschappelyken boedel van wijlen meergenoemden Heer Cornelis Druijvesteijn en de eerste ondergeteekende (zijzelf):-  tot dat einde de memorie  van lasten en veilconditiën te doen opmaken, het perceel tot zoodanigen prijs als de geconstitueerde zal goedvinden aan den kooper of de koopers,

provisioneel en definitief te verkoopen en toetewijzen, dan wel hetzelve op-en buiten verkoop te houden.'

Al snel vond ze een koper: Jacob Wigbold Ascanius van Sijpesteijn. Het was een neef van Cornelis Druijvesteijn. 

Maar vòòr ze vertrokken was er nog een feestelijke gebeurtenis: Dochter Carolina Maria, 25 jaar oud, ging trouwen! De gelukkige heette Jan Iman Henrik Gerard van Wickevoort Crommelin, 27 jaar oud, 1e luitenant bij het regiment grenadiers en jagers.

Het huwelijk was op 14 juni 1855 te Haarlem. Ze is dus getrouwd vanuit ons huis. Getuigen van de bruidegom waren een kapitein van de artillerie en een lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal. Getuigen van de bruid waren haar twee broers.

Jan Iman Hendrik Gerard van Wickevoort Crommelin (geboren Breda 11 01 1828), zoon van Petrus Alidus Cornelius en Emmerica Catharina Sebilla Elemans,  kwam uit Den Haag en daar ging hij dan ook met zijn bruid wonen. 24 oktober volgden hen moeder Jacoba Louisa Catharina, tante Catharina Barbara en zus Cornelia Louisa Johanna.

11 maart 1858 werd in Den Haag hun enige kind geboren:  Petrus Cornelis. Het was ook het enige kleinkind van Cornelis en Jacoba Louisa Catharina.

Hoe het verder ging:

Jacoba Louisa Catharina stierf 12 april 1869 te Den Haag. Ze werd 67 jaar. 

Haar enige getrouwde dochter en man stierven in Rotterdam. (Carolina Maria in 1890 en haar man in 1907)

De zoons woonden en stierven in Parijs. Jan Willem Herman Hendrik in 1876 en Jan Cornelis Louis in 1905. 

Haar zus Catharina Barbera woonde ook al in Parijs, maar stierf maart 1883 in Utrecht, 73 jaar, toen ze even in Nederland was. 

Dochter Cornelia Louisa Johanna tenslotte werd 90 jaar en stierf januari 1918 in Bloemendaal in het gesticht Meer en Berg.

bottom of page