Begin 19de-eeuw deed Wigbold van Sypesteyn alle moeite om voor zijn geslacht een adellijke titel te verkrijgen. Omdat hij geen afstamming kon bewijzen tot in de 13de-eeuw, wees de Hoge Raad van Adel zijn verzoek af. Maar koning Willem I verhief de Van Sijpesteijns, samen met andere Nederlandse families, in september 1815 in de adelstand ter gelegenheid van zijn inhuldiging. Vanaf 1813 gebruikte Wigbold echter al de aanspreektitel jonkheer en jonkvrouw voor zijn familieleden. Een poging van Jan Willem van Sijpesteijn om de verheffing te laten omzetten in erkenning werd in 1844 opnieuw afgewezen. De van Sijpesteijns, in het bijzonder Ascanius VII, zijn zoon Jan Willem en diens zoon Catharinus Henri Cornelis Ascanius, waren bijzonder geïnteresseerd in hun familiegeschiedenis en heraldiek (de kennis van familiewapens). Nog een fascinatie waren de familiebanden met de gebroeders Johan en Cornelis de Witt.
Familiewapen van Sijpesteijn,
getekend door Jan Willem.
De familie van Sijpesteijn was van oudsher een van de regentenfamilies van Haarlem. Deze families waren door huwelijken allemaal onderling verbonden. De vader van Cornelis Ascanius VII, Wigbold, was getrouwd met Petronella Catharina van Wickevoort Crommelin. Haar opa was Pieter Samuel van Wickevoort Crommelin. En hij was weer de broer van Magdalena Elisabeth Crommelin. Zij en haar man Dammas Guldewagen kennen we, want ze woonden tot 1770 in ons huis. Als enige van de kinderen Crommelin voegde Pieter Samuel de achternaam van zijn moeder toe, dat was van Wickevoort. Sindsdien zijn de van Wickevoort Crommelin's een zijtak geworden van de Crommelin's.
Mr. Wigbold van Sijpesteijn (1758 - 1815) o.a. secretaris der stad Haarlem, zoon van Cornelis Ascanius V en Elisabeth Anna Slicher,
trouwde in 1784 met Petronella Catharina van Wickevoort Crommelin (1764 - 1846) dochter van Jacob van Wickevoort Crommelin en Anna Petronella Gerlings. Ze kregen vijf kinderen:
Cornelis Ascanius VII (1785), Anna Petronella (1787), Jacob (1789), Elisabeth Anna (1791) en Wigbold (1793).
Maar twee van hen trouwden, de oudste zoon Ascanius VII en Anna Petronella.
Mr. Wigbold
De kleine Wigbold (op de bank) met zijn broer en zusters in de tuin.
George van der Mijn 1763
Jacob (roepnaam Jaap)
In juli 1806 schrijft vader Wigbold 'Aan zijne Majesteit Den Koning van Holland, request om mijn zoon als officier bevorderd te zien'. In zijn brief wijdde hij lang uit over zijn eigen verdiensten voor het land zonder ooit een gunst terug te vragen. Ook vermelde hij dat hij vijf kinderen moest onderhouden. Hij vatte het rekest aldus samen: 'Het is u natuurlijk Sire! dat een vader beladen met een huisgezin van vrouwe en vijf kinderen en behorende tot een der oudste en aanzienlijkste familien van uwer Majesteits Rijk en wiens voorouders reeds zedert 6 eeuwen in aanzienlijke posten (zonder zich iets daar op te laten voorstaan) met eere zijn geplaatst geweest, met verlangen de bevordering te gemoet ziet van eenen geliefden zoon, die een zeer goede opvoeding genoten heeft en van eene onberispelijke conduite is.'
Er was in deze oorlogszuchtige jaren voor officieren een goede kans snel carrière te maken, met de daarbij horende salarisverhogingen.
Jaap werd inderdaad in 1806 als cadet bij het regiment Bataafse Huzaren (later 2e regiment Huzaren) aangenomen.
Uniform 2e regiment Huzaren
In februari 1808 werd hij benoemd tot 2de luitenant. In 1810 werd het regiment opgenomen in het (Franse) 11e regiment Huzaren. In 1812 maakte het 11e regiment deel uit van de hoofdmacht die onder leiding van Napoleon steeds verder Rusland binnen trok. Jaap maakte (onder generaal Ney) meerdere veldslagen mee, o.a. de slag bij Smolensk. 23 augustus werd hij, met andere officieren, tijdelijk overgeplaatst naar het 9e regiment Huzaren. Hij zou bij terugkeer naar zijn oude regiment bevorderd worden tot 1ste Luitenant. Maar zover kwam het niet. 4 oktober 1812 verbrijzelde een kanonschot zijn dijbeen. Het been werd ter plekke geamputeerd, maar op de kar onderweg naar achter de linies stierf hij omdat het verband had losgelaten. Hij werd 23 jaar.
Mededeling van het overlijden, gestuurd aan De Bruijn Kops, die het voorzichtig aan de ouders moest vertellen.
De hartverscheurende brief van Wigbold waarmee hij de familie bericht doet van het overlijden van Jacob.
Overlijdensadvertentie
Affiches, annonces et avis divers d'Amsterdam 16 01 1813
Jan Willem heeft alle brieven bewaard, diverse mensen aangeschreven voor meer informatie over zijn oom, en dit alles verwerkt in een boek:
'Geschiedenis van het 3e Regiment Hussaren van het Koninklijk Hollandsche leger'.
Uit de brieven van Jacob aan zijn ouders blijkt dat deze in 1808 op de buitenplaats Eemlust waren.
Eemlust, langs de Wakkerendijk in Eemnes, was al heel lang in de familie van Wickevoort Crommelin. De oudst bekende eigenaar was in 1693 Joan van Wickevoort. In 1697 werd het eigendom van Henry Samuel van Wickevoort Crommelin. Het was een aanzienijke buitenplaats met prachtige tuin en orangerie. De laatste eigenaresse was Anna Petronella Gerlings. Toen zij stierf in 1831 (ze woonde toen op de Nieuwe Gracht huidige nr. 5) werd de buitenplaats geveild en gesloopt. Het laatste wat overbleef was een slingerende vijver die een kronkelend stroompje verbeeldde in de traditie van de Engelse landschapsstijl. Deze serpentinevijver werd gedempt in 1976.
Bruggetje over de serpentinevijver, rond 1808
Anna Petronella
Anna Petronella
Abraham Jacob van Lennep
Zij werd in september 1824 de derde (en laatste) vrouw van Jhr. Abraham Jacob van Lennep (Amsterdam mei 1778 - Haarlem maart 1842), opperstalmeester van Napoleon. Hij kreeg de titel baron de l'empire. Met zijn tweede vrouw Anna Clazina Elizabeth van Boetzelaer had hij twee kinderen, Jacoba Diderica Arnoldina 1822 en Diederik Jacob Carel (Dik) 1823. Het huwelijk van Anna Petronella en Abraham Jacob bleef kinderloos.
In april 1853 stierf ze, wonende op de Nieuwe Gracht, huidige nr. 3.
Abraham Jacob erfde in 1828 de buitenplaats Meer en Berg (Heemstede) van zijn vader. Al in 1841 ging het over op zijn zoon Dik.
De hofstede Meer en Berg vanuit de tuin. Met links de Oranjerie. P.J.Lutgers 1842.
Wigbold en Elisabeth Anna
Over jongste zoon schreef Willem van den Hull:
Wigbold van Sijpesteijn overleed in september 1853, in den ouderdom van 60 jaren: ook deeze was een mijner vroegste leerlingen geweest, maar altijd zeer onnoozel gebleeven'.
Willem van den Hull blz. 675
Wigbold werd inderdaad door de rechtbank in oktober 1820 'weegens onnozelheid' ontzet van alle beheer, zo over zijn persoon als goederen.
Opregte Haarlemsche Courant
28 10 1820
Hier was, zoals te doen gebruikelijk, een familieberaad bij de Vrederechter aan vooraf gegaan. Zijn moeder werd aangesteld als voogdesse en zijn broer Cornelis Ascanius VII als toeziend voogd.
Vader Wigbold stierf in november 1815, twee maanden na de verheffing van de familie in de adelstand. Zijn weduwe Petronella Catharina kocht in 1836 een huis in de Kruisstraat, wijk 6 nr. 238, het huidige nr. 11. Hier woonde ze met haar dochter Elisabeth Anna (Betje) en zoon Wigbold (Wig).
Zij stierf hier december 1846, 82 jaar oud. Jkr. Wigbold volgde september 1853, 60 jaar oud en ongehuwd. Jkvr. Elisabeth Anna stierf hier als laatste, ook ongehuwd, in oktober 1883. Zij werd 92 jaar.
Er was nog een sterfgeval op dit adres te betreuren. Jkvr. Cornelia Petronella Catharina van Sijpesteijn, uit Rotterdam, slechts 27 jaar oud, en al een tijdlang zeer ziek, overleed hier half drie 's middags, op 27 mei 1840. Ze werd haar laatste weken verzorgd door oma Crommelin.
Opregte Haarlemsche Courant
28 05 1840
Overlijden jkvr. Cornelia Petronella Catharina van Sijpesteijn.
Dochter van Cornelis Ascaniys VII en Cornelia Anna Druijvesteijn.
De Kruisstraat in 1865. Op de voorgrond links nr. 1, het hoekhuis Kruisstraat / Nieuwe Gracht. Het huidige nr. 11 moet het eerste of twee huis zijn na het huis waar de man tegen het paaltje geleund staat.
Vlak voor haar dood stelde Petronella Catharina van Wickevoort Crommelin haar testament op. Daarin stelde ze dat haar zoon Ascanius VII weliswaar mede erfgenaam was, maar door haar eerder betaalde bedragen aan hem zouden moeten worden verrekend met zijn erfdeel. Ook benoemde ze schoonzoon Abraham Jacob van Lennep als curator van Wigbold. Dit zijn aanwijzingen voor het grote geheim van Ascanius VII, waarover later meer.
Ascanius VII
Cornelia Anna Druijvesteijn (1788-1852) en Cornelis Ascanius VII van Sijpesteijn (1785-1841)
Joseph Charles de Haen
Zij trouwden te Heemstede 17 juni 1812. Zij was 24 jaar en hij 26 jaar. Cornelis Ascanius was ontvanger der gemeentelijke belastingen te Amsterdam, waar hij toen ook woonde.
Vanaf 1813 controleur eerste klasse bij de directe belastingen te Haarlem, in 1816 te Amsterdam en in 1817 weer te Haarlem. 1815-1816 lid van de Raad van de stad Haarlem, 1817 - 1821 benoemd tot de ordening van het archief van Noord-Holland, 1819, 1822 en 1828 Inspecteur directe belastingen te Hoorn. 1823-1824 Lid Commissie van Administratie over het Verenigd Huis van Arrest en Provoosthuis te Haarlem. 1830 - 1837 lid van de Commissie van de Administratie over het Correctiehuis te Hoorn. 1836 controleur der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnzen te Rotterdam. Meester in de orde der Vrijmetselaren in de Loge "Vicit Vim Virtus" te Haarlem
Ze kregen 7 kinderen. Hoewel Cornelis Ascanius Ned. Hervormd was werden alle kinderen gedoopt in de Waalse Kerk in Haarlem.
Van Sypesteyn stamde uit een geslacht van verzamelaars. Zijn voorouders hadden vanaf het begin van de zeventiende eeuw verzamelingen op diverse gebieden aangelegd. De omvangrijkste van deze was ongetwijfeld de verzameling brieven en manuscripten; deze bevatte stukken die van groot belang waren voor de Nederlandse geschiedenis. Helaas moest deze collectie wegens financiële problemen in 1825 verkocht worden.
Ascanius bracht de collectie ter veiling bij Sotheby's in Londen. Sypesteyn zelf informeerde de auteur Paul Henri Marron (1754-1832) kort na de veiling over de hoogte van de opbrengst (2000 pond sterling): ‘on avait calculé qu'elle rapporterait d'avantage, mais enfin c'est toujours une somme que je puis placer utilement pour le bien de mes enfants’. Hij meldde ook dat er een kleine collectie van 700 à 800 brieven over was, die hij wilde aanvullen. Tegelijkertijd probeerde hij handtekeningen van beroemde Fransen te krijgen. Jonkheer mr. J.C. de Jonge, Substituut Archivaris van het Rijk, schrijft dat in het algemeen van deze verzameling gezegd mag worden, ‘dat zij eene der rijkste en uitgebreidste verzamelingen van handschriften was, welk eenig bijzonder persoon in Nederland bezat...’ Dat de collectie werd verkocht en niet voor het land behouden werd, lag volgens De Jonge niet aan het feit dat het belang ervan niet onderkend werd, maar aan de prijs die Van Sypesteyn ervoor vroeg. De Jonge wist ‘dat Zijne Majesteit ten volle van het gewigt dier Verzameling is overtuigd geweest, maar dat alleen de prijs, welke voor dezelve gevraagd werd, den aankoop verhinderd heeft. Het spreekwoord,Goud zelfs kan te duur gekocht worden, geldt hier.’
De keuze voor Sotheby's was in meerdere opzichten ongelukkig, want niet alleen bleef de opbrengst ver achter bij de optimistische verwachtingen, maar vanwege verkoop in het buitenland is ook een aantal boeken (met name alba amicorum) sindsdien spoorloos verdwenen.
W.C.M. Wüstefeld, Boeken, brieven, charters en manuscripten. De verzameling Van Sypesteyn, Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis. Jaargang 13 (2006).
In 1829 huurde Ascanius een huis van de stad Hoorn, aan de Binnenluyendijk. Het hel gezin werd in december 1829 ingeschreven als lidmaat van de Nederlands hervormde gemeente te Hoorn.
In 1836 verhuisde het gezin naar de Oudendijk in Rotterdam. Ascanius was nu namelijk in deze stad werkzaam als controleur accijnzen. In 1840 overleed hun oudste dochter in Haarlem bij haar oma thuis. Ze was al langere tijd ziek.
Ascanius zelf stierf 2 mei 1841, 55 jaar en tien maanden oud, 'nalatende drie meerder en drie minderjarige kinderen'.
Een banenruil.
Rotterdamsche courant 06 12 1836
Oudendijk in 1900
Jansstraat wijk 1- 52, Twee inwonende dienstmeisjes.
Bevolkingsregister Haarlem
Na de dood van haar man kwam Cornelia Anna met de kinderen terug naar Haarlem. In eerste instantie naar de Nieuwe Gracht wijk 1 nr. 94, huidige nr. 50. Hier stierf in sept. 1845 haar dochter Catharina Wilhelmina Philippina, net als haar zusje werd ze maar 27 jaar. Cornelia Anna verhuisde met de drie nog thuiswonende kinderen naar de Jansstraat wijk 1-52 (huidige nr. 33). Hier stierf ze op 28 augustus 1852. Het enige huwelijk van haar kinderen wat ze mee maakte was in 1850 van haar zoon Cornelis Ascanius met Geertruida Sophia Evertsz. Maar hij trouwde in Paramaribo, waar hij woonde en werkte. Ze heeft haar schoondochter wel kunnen zien, want Ascanius kreeg februari 1850 een half jaar verlof. Haar eerste kleinkind Johanna werd juli 1851 op loopafstand in de Jansstraat geboren. Na het verlof gingen ze naar Breda, waar Ascanius geplaatst werd bij het 2e regiment vesting artillerie. 19 mei 1852, drie maanden voor haar overlijden, vertrokken Ascanius en zijn gezin weer naar Paramaribo.
Opregte Haarlemsche courant
28 09 1852
Nogmaals Willem van den Hull. Zijn Franse kostschool in de Jansstraat was bekend terrein voor de familie. Het was van Cornelia Reessen geweest. De oudste zoon van Cornelia Anna Druijvesteijn, Jacob Wigbold Ascanius, kwam hier ter wereld. De volgende twee kinderen, Jan Willem en Catharina Wilhelmina Philippina, zagen het levenslicht in de Zijlstraat, wijk 5 nr. 475, nu nr. 58. Maria Beatrix en Cornelis Ascanius tenslotte, werden geboren in de Schaggelstraat wijk 3 nr. 757, nu nr. 26.
Bijna gelijktijdig (augustus 1852) overleed, te Haarlem, vrouwe Cornelia Anna Druyvesteyn, douairiere Cornelis Ascanius van Sypesteyn, in den ouderdom van 64 jaren. Seedert 1800 had ik haar gekend, en seedert haar weeduwschap, kwam zij eenmaal 's jaars, met hare reeds volwassene dochters, en hare zusters, des morgens bij mij op de koffy en zulks voor de laatste maal, weinige weeken voor haar dood. Vijf kinderen, twee dochters en drie zonen, betreurden haar afsterven: onder die zonen was een officier der Genie, die zich, door de uitgave eenigen militaire gechriften, verdienstelijk had gemaakt: een ander was Luiitenant der artillerie, die eene naauwkeurige kaart van de kolonie Suriname in het licht gaf, alwaar hij adjudant van de Gouverneur was; terwijl de derde een post bij den Gouverneur van Noord-Holland bekleedde, en hunne jongste zuster, in 1854, huwde met den rijken Heer Delcourt van Krimpen, substituutofficier van de regtbank te Haarlem.
Willem van den Hull blz. 674
De 7 kinderen van Cornelia Anna Druijvesteijn en Cornelis Ascanius VII van Sijpesteijn
V.l.n.r. Een schilderijtje van Elisabeth Anna Petronella door Heinrich Siebert in 1857, een foto van Jacob Wigbold Ascanius, een gravure van Jan Willem en een foto van Cornelius Ascanius VIII uit 1868. Van de laatste twee broers zijn meerdere portretten, van sommige zussen niets. We zitten nu midden in de tijd dat de (portret)fotografie een hoge vlucht nam.
1) Jkvr. Cornelia Petronella Catharina (Keetje), geb. Amsterdam 20 maart 1813, overl. Haarlem 24 mei 1840, 27 jaar.
Kind:
Cornelia Anna (Keetje), Haarlem januari 1856 - Baarn maart 1946. Laatste telg van het adelijke geslacht Van Sijpesteijn.
3) Jhr. Jan Willem (Jan), geb. Haarlem 8 okt. 1816, overl. Den Haag 26 febr. 1866, tr. Den Haag 11 mei 1853 Jkvr. Adriana Wilhelmina (Jeanne) van Vredenburch, geb. Den Haag 17 april 1824, overl. aldaar 7 okt. 1910, dochter van jhr mr Johan Willem en Maria Adriana van der Pot, vrouwe van Groeneveld. Jan was in 1832 cadet der genie in Medemblik. Kort na zijn komst in Medemblik door koning Willem I benoemd tot page. In 1836 2de luitenant bij de genie. Achtereenvolgende te Naarden, Nijmegen, Geertruidenberg en Terneuzen in garnizoen. In 1842 bij het Ministerie van oorlog
geplaatst. Vanaf 1863 directeur van het Koninklijk Huisarchief. Vanaf 1849 publiceerde hij verschillende historische studies, met name over krijgsgeschiedenis.
Kinderen:
Maria Adriana, Den Haag februari 1854
Cornelia Anna, Den Haag december 1855
Catharinus Henri Cornelis Ascanius Den Haag december 1857 - Loosdrecht januari 1937. Liet kasteel Sypesteyn bouwen.
Agatha Maria, Den Haag september 1860, werd negen jaar.
4) Jkvr. Catharina Wilhelmina Philippina (Cateau), geb. Haarlem 11 jan.1818, overl. aldaar 28 sept. 1845, 27 jaar.
5) Jkvr. Elisabeth Anna Petronella (Ant), geb. Haarlem 2 nov.1819, overl. 21 mei 1904, tr. Haarlem 22 dec. 1853 mr. Aelbrecht Arent del Court, geb. Leiden 15 sept. 1810, overl. Haarlem 10 febr. 1884, zoon van mr. Martinus Gerard en Petronella Catharina van der Meersch, weduwnaar van Adolphine Elisabeth van Wickevoort Crommelin. Aalbrecht was officier van justitie te Haarlem en o.a. oprichter Haarlemsche Hulpbank en de Hollandsche Maatschappij van Landbouw. Hij bezat het landgoed Rooswijk bij Velsen. Bij beschikking van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 7 april 1917 is 'Del Court' veranderd in 'Del Court van Krimpen'. In het eerste adresboek van Haarlem (1859) stond echter al Del Court van Krimpen.
Kinderen:
Hendrik Jacob (Henri), Haarlem oktober 1854
Aalbrecht Arent (Albert), Haarlem januari 1856. Behoorde tot de topgolfers van Nederland in zijn tijd.Trouwde met een dochter van textielfabrikant Marie Prosper Prévinaire.
Cornelia Anna, Haarlem december 1857, stierf na 14 dagen.
Jacob Willem Cornelis, Haarlem maart 1859
François Abraham Pieter, Haarlem oktober 1860
Maria Beatrix, Haarlem november 1861
Karel Johannes Cornelis, Haarlem december 1865
6) Jkvr. Maria Beatrix (Mie), geb. Haarlem 5 maart, 1821, overl. Velp 20 mei 1868, tr. Haarlem 6 maart 1856 mr. Gerard Jacobus (Gerard) van Hasselt, geb. Arnhem 3 jan. 1817 overl. Velp 11 aug. 1879, zoon van mr Diederik Gerhard Adriaan en Cornelia Johanna van de Poll. Hij hertr. Rozendaal 20 sept. 1870 Maria de Vos. Van Hasselt was o.a. burgemeester van Westervoort en secretaris van Rheden. Hij bezat de buitenplaats Daalhuizen te Velp.
Kinderen:
Anna Cornelia, Velp december 1856- Rozendaal 1883, 26 jaar, ongehuwd.
Gerhardina Maria, Velp april 1859- Velp 1878, 19 jaar, ongehuwd
Jacoba Johanna, Velp december 1861 - Vorden 1943, 81 jaar, ongehuwd.
7) Jhr. Cornelis Ascanius VIII (Ascanius), geb. Haarlem 19 maart 1823, overl. Den Haag 24 sept. 1892, tr. Paramaribo 17 juli 1850 Geertruida Sophia (Trui) Evertsz, geb. Curaçao 22 nov. 1831, overl. Den Haag 18 dec. 1890, dochter van mr. Jacob Bennebroek en Johanna Catharina Royer. Ascanius was in 1842 2e luitenant bij het 2e regiment artillerie. 1847 - 1850 adjudant van de gouverneur van West-Indië. Terug in Nederland In maart 1852 1e luitenant en vervolgens nogmaals voor 5 jaar in de West gedetacheerd. In september 1854 kocht hij 1/3 deel der suikerplantage 'Dordrecht'. In 1855 wegens aanhoudende ziekte een jaar verlof naar Nederland. In 1858 bevorderd tot kapitein, in 1859 op eigen verzoek eervol ontslagen en vervolgens vanaf 1862 ambtenaar bij het departement van Koloniën. 1865 lid gemeenteraad Den Haag. 1867 Tweede Kamerlid. Hij hield zich daar haast uitsluitend bezig met koloniale aangelegenheden.1873 - 1882 gouverneur van de kolonie Suriname. Terug in Nederland weer lid gemeenteraad Den Haag.
KInderen:
Johanna Catharina Cornelia Anna, (Johanna) Haarlem, Jansstraat wijk 6, nr. 266, juli 1851 - Arras, Frankrijk aug. 1899
Cornelis Ascanius IX (Cornelis), Paramaribo augustus 1852 - Washington 1893, ongehuwd.
Geertruida Sophia (Sophie), Den Haag augustus 1857 - Baarn juni 1945
Catharina Philippina Wilhelmina, Den Haag Oktober 1858 - Den Haag 1863
Hermine, Amsterdam september 1861 - Baarn juli 1943, ongehuwd.
Extra informatie en foto's
3) Jhr Jan Willem (Jan) van Sijpesteijn en Jkvr. Adriana Wilhelmina (Jeanne) van Vredenburch.
De familie van Vredenburgh.
Jeanne staat rechts achter haar moeder.
Jeanne op latere leeftijd
Overlijden Jan Willem van Sijpesteijn
Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage 01 03 1866
De kinderen. V.l.n.r.
Cornelia Anna,
Catharinus Henri Cornelis Ascanius
Maria Adriana.
Jan Willem en
zijn zoontje
De zoon van Jan en Jeanne, Henri (Den Haag december 1857 - Loosdrecht februari 1937), was degene die in Loosdrecht het kasteel Sijpesteijn herbouwde. In 1899 kocht Henri de de grond waarop het vroegere kasteel volgens familieoverlevering zou hebben gestaan. Hij legde inderdaad een stenen fundering bloot. In 1911 begon hij met de opbouw van het nieuwe kasteel op de oude funderingen. In 1927 kwam er een eind aan de bouw wegens geldgebrek. Maar al In 1923 werd er een tentoonstelling ingericht voor koninginnedag. Het museum opende een jaar later. Behalve de familiepassie voor heraldiek was hij ook geïnteresseerd in oude kunst en tuinarchitectuur en legde de tuin rond het kasteel aan volgens 16e-eeuwse tuinkunst. Henri woonde op het kasteel en stierf, ongehuwd, in februari 1937. Hij was de laatste mannelijke telg uit het geslacht van Sijpesteijn.
Hij was ook degene die de puntjes op de IJ in Sijpesteijn liet vallen zodat het vanaf nu als Sypestyn werd geschreven.
Schillderij uit 1670, gemaakt in opdracht van Cornelis Ascanius 1. Linksonder de Sijpekerk in Loosdrecht en daartegenover een een stenen gebouw met een ronde uitbouw of toren. Dit werd door de familie beschouwd als een authentieke afbeelding van het aartsvaderlijk kasteel.
Jhr. van Sijpesteijn wandelt met gasten door de bloeiende rozentuin. Op de achtergrond het kasteel. Ca. 1930.
5) Jkvr. Elisabeth Anna Petronella (Ant) en mr. Aelbrecht Arent del Court. Del Court was remonstrant, zo werden ook de kinderen gedoopt.
Zij woonden in de Lange Begijnenstraat maar vanaf 1857 op de Nieuwe Gracht wijk 6- 247, huidige nr. 13. Ze waren onze buren tot 1885.
Ant met haar zoon Jacob W.C. en kleinzoon, 1900
Aelbrecht Arent del Court
Huis Rooswijk in Velsen-Noord ca. 1880
Zoon Aalbrecht Arent (Albert)
Maria Beatrix in 1878
6) Jkvr. Maria Beatrix (Mie) en mr. Gerard Jacobus (Gerard) van Hasselt
Van Hasselt
Velp, Hoofdstraat ca. 1890.
Op de voorgrond het huis van
gemeentesecretaris van Hasselt.
Daalhuizen, het buitenhuis van
de familie van Hasselt. 1857
7) Jhr. Cornelis Ascanius VIII (Ascanius) en Geertruida Sophia (Trui) Evertsz.
De familie Evertsz was een van de oudste en bekendste plantersfamilies in Suriname. De vader van Trui was eigenaar van de plantage Lust en Rust en administrateur van de plantage Voorburg, tevens lid van de Koloniale Raad tot zijn overlijden in 1860.
'Dordrecht' was een suikerpantage. Bij de emancipatie in 1863 waren er drie eigenaren: Johanna Catharina Roijer, weduwe van Jacob Bennebroek Evertzs, jhr. Cornelis Ascanius van Sypesteyn en Carel Daniel Brakke. Brakke was hiervoor gezagvoerder van Dordrecht. Bij de emancipatie kregen 208 slaven de vrijheid. Allemaal kregen zij een achternaam die begon met een B, E of S; de eerste letter van de achternaam van een van de drie eigenaren. Als schadevergoeding kregen de eigenaren van de Nederlandse regering f 300,- per slaaf. Het plantagehuis van 'Dordrecht' werd gedemonteerd en overgebracht naar het Oranjepein in Paramaribo. Daar werd het gebruikt als sociëteitsgebouw 'Het Park'.
Buiten-Sociëteit 'Het Park' in Paramaribo vóór 1920.
Ascanius in 1873.
Als lid van de Tweede Kamer.
Krantenberichten over de verkiezing van Ascanius tot lid van de Tweede Kamer. Ook hij is besmet met het familievirus aangaande afkomst en connectie met de gebroeders de Witt.
Opregte Haarlemsche Courant
06 07 1867
Java-bode 17 08 1867
Foto's van Parimaribo uit 1883 - 1885 van Julius Muller. Ascanius en Julius kenden elkaar goed. Ze kregen een zeer hoog oplopende ruzie over goudmijnen (er was op dat moment een goldrush in Suriname) en hun beider visie op het ontwikkelen van Suriname. De ruzie werd tot in de Tweede Kamer uitgevochten en leidde tot het vertrek van Ascanius als gouverneur van Suriname. Lees meer over deze onverkwikkelijke zaak: