Eigenaar W.H. Blanken 1877 - 1897
22 juli 1877 kocht Wilhelmina Smissaert - Blanken ons huis van de weduwe Anna Maria van Sijpesteijn - van Lennep. Voor de verkoop was het huis verhuurd geweest aan Maria Jacoba Petronella van Breda. Zij verhuisde, met haar inwonende tante, in juni 1877 naar de Gedempte Oudegracht.
Volgens het adresboek van Haarlem over het jaar 1878 woonde op de Nieuwe Gracht 11, naast Smissaert ook de weduwe Aussum. Dit was Elisabeth Maria Aussum - Nikkel. Haar man Johannes Franciscus was in zijn leven broodbakker geweest en verdronk in 1875 in de Jan Gijzenvaart, nabij Duinlust. Hij werd 43 jaar. Elisabeth Maria had tot haar huwelijk gewerkt als dienstbode. Het echtpaar kreeg vier dochters waarvan drie volwassen werden (waaronder een tweeling). Toen de eerste dochter trouwde, in 1889, was het beroep van haar moeder 'werkster'. Het adres is waarschijnlijk een fout want In het bevolkingsregister staat dat de wed. Aussum in 1877 op de Nieuwe Groenmarkt 11 woonde.
Adresboek 1878
1878 was het eerste adresboek met de nieuwe huisnummers in plaats van de oude verdeling in wijken. Ons oude adres Wijk 6 - 428 was nu dus Nieuwe Gracht 11. Het tekentje voor de naam Smissaert wil zeggen dat hij kiesrecht had voor de Gemeenteraad, Provinciale Staten en de 2e Kamer. Met een sterretje voor je naam had je alleen kiesrecht voor de Gemeenteraad. Uiteraard gold dit alleen voor mannen die een bepaald bedrag aan belasting per jaar betaalden. Otto hoorde er (nog) niet bij.
De adresboeken kwamen niet ieder jaar uit. Zo ontbreken b. v. de jaren 1874 tot en met 1877 en 1878 tot en met 1880.
Ergens nà juli 1877 werd ons huis grondig verbouwd. Het plafond van het voorste dak werd verhoogd zodat er veel meer ruimte op zolder was. De raamindeling van de voorgevel werd veranderd. De hoofdingang was nu groter en imposanter, maar kwam wel lager te liggen. De hoge trap met personeelsingang verdween hierdoor. De personeelsingang was nu links in het souterrain. Aan de tuinkant van de bel-etage werd over de hele breedte van de gevel een ruime serre aangebouwd. De oorspronkelijke ramen werden vervangen door grote dubbele deuren. Ook was er gas en waterleiding.
De nu karakteristieke witte gevel is voor het eerst te zien op een ansichtkaart uit 1912.
De oudste foto van ons huis (Zie wit uithangbordje) voor
de eerste grote verbouwing.
Stereofoto 1870
Aquarel van C. Springer
uit 1879. Je ziet de nieuwe gevel en de nieuwe raamverdeling, de hoge trap is weg en de zolderverdieping verhoogd.
Uitsnede van ansichtkaart uit 1893. Nu ziende naar het oosten. Ons pand tweede van rechts. Nog niet wit gepleisterd.
In 1882 werd het grote pand nr. 5
verbouwd tot 2 panden. Ook daar
werd de hele gevel vernieuwd.
Haarlems Dagblad 27 12 1952
28 september 1877 kwam Otto met zijn gezin uit Leiden en ging wonen in de Jansstraat 63. Het huis waarin eerst de familie Blanken had gewoond.
Charles werd bestuurslid van kiesvereniging Haarlem. Verder ging zijn aspiratie dit keer niet (hij was jaren lld geweest van de gemeenteraad in Olst).
Het vaderland
04 07 1878
Het nieuws van den dag
15 07 1878
In juli 1878 ging mevrouw Smissaert een paar dagen naar het Groot-stedelijk Badhuis te Scheveningen. Dit was de voorloper van het Kurhaus. Niet na te gaan is over welke mevrouw Smissaert het gaat: Wilhelmine Smissaert - Blanken of haar schoondochter Cécile Smissaert - de Kock.
Het vaderland
13 07 1878
Het Groot- stedelijk Badhuis
ca. 1880
En natuurlijk was er muziek, uitgevoerd door de schutterij.
Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage
09 07 1878
25 juni 1880 overleed in Bloemendaal de vader van Wilhelmine: Johan Wilhelm Blanken
Eind augustus 1880 kwamen Charles en Wilhelmine aan in hotel Bloemink in Apeldoorn. Ze verbleven er van 12 - 26 augustus.
Apeldoornsche courant
21 en 28 08 1880
Hotel Bloemink
1890
Hotel Bloemink
Henri de Louw ca. 1885-1894
Nog een foto van Henri de Louw.
Hotel Bloemink links, rechts de spoorbaan.
ca. 1885-1894
September 1880 keerden de weduwe Blanken - Schimmelpenninck en haar dochter Pauline terug naar Haarlem, nu naar het Florapark nr. 6.
14 mei 1881, grote schrik! Een gasontploffing in het souterrain! De dienstbode en twee turfdragers raakten gewond.
Nieuwe Haarlemsche courant
15 05 1881
5 juli 1882 verging de rammonitor Zr. Ms. Adder met man en muis te hoogte van Scheveningen. Het was de grootste ramp bij de Koninklijke Marine in vredestijd. Ale 65 manschappen kwamen om.
Een Rammonitor was in feite een drijvende batterij, geen schip maar een vaartuig, een drijvende bak met zwaar geschut. De Adder was bewapend met twee kanons van 23 cm (bij de marine heten kanonnen kanons). Elk kanon woog 12.300 kg en was 4 m. lang. Een rammonitor was slecht zeewaardig en moeilijk hanteerbaar.
rammonitor Zr. Ms. Adder in 1875
De gewone man, dus ook oud zeeofficier Smissaert, moest alles vernemen via de kranten.
Alles normaal
Het vaderland
04 07 1882
Het lijk van de loods
Algemeen Handelsblad
09 07 1882
11 juli hadden alle grote kranten een verhaal over de Adder, ieder met weer andere details en stijgende woede over het lakse optreden van het departement van marine. Een paar kranten:
Algemeen Handelsblad
11 07 1882
Het vaderland
11 07 1882
Het vaderland
Deel 2
11 07 1882
Opregte Haarlemsche
Courant 11 07 1882
Delftsche courant
11 07 1882
Dagblad van Zuidholland
en 's Gravenhage
11 07 1882
Smissaert en andere te Haarlem wonende oud zee officieren voelden behoefte iets te doen voor de nabestaanden van de slachtoffers.
Haarlemsch Advertentieblad
22 07 1882 en 09 08 1882
7 november 1882 vertrokken Otto Smissaert en zijn gezin naar Den Haag.
Wilhelmine maakte in 1883 een tafelkleed. Ik vind het een leuk idee dat ze hier in huis ermee bezig was. Het tafelkleed ging ze verloten voor een goed doel. Helemaal in de geest van Tesselschade om dit niet anoniem te doen. De loten waren twee gulden per stuk. Het tafelkleed was te bezichtigen in de winkel van de dames Koolhoven in de grote Houtstraat. Het was waarschijnlijk een manufacturen winkel was omdat ze adverteerden met Turks rood merkgaren ('dat niet verschiet'). De verloting was uiteindelijk op de Nieuwe Gracht. Wat de bewilliging des Konings ermee te maken had is mij onduidelijk. Het liefdadig doel helaas ook.
Opregte Haarlemsche Courant
08 05 1883
Opregte Haarlemsche Courant
07 06 1883
Verder weinig nieuws uit Haarlem. Er werd een keukenmeid gevraagd.
Het nieuws van den dag
13 12 1883
Charles stelde, als aandeelhouder, kandidaten voor die in een definitief comité van uitvoering van de nieuwe schouwburg zitting zouden moeten hebben.
Opregte Haarlemsche Courant
05 12 1884
Vanaf juni 1885 verschijnen er advertenties om de Nieuwe Gracht 11 te verkopen of verhuren.
Het nieuws van den dag
01 06 1885
Het nieuws van den dag
16 06 1885
De Nederlandsche Jaarboeken en de Revue des deux Mondes werden net meeverhuisd.
Haarlemsch Advertentieblad
08 08 1885
Opregte Haarlemsche Courant
21 08 1885
Charles en Wilhelmine gingen naar Den Haag, Nassauplein nr. 8. Maar ze vertrokken 15 september 1885 vanaf de Nieuwe Gracht in Haarlem eerst naar Lausanne in Zwitserland.
Twee keer Lausanne in 1885
Ze bleven meer dan zeven maanden in Lausanne. Volgens het bevolkingsregister van Den Haag werden ze pas op 20 mei 1886 ingeschreven op het Nassauplein. In februari werd al gezocht naar een keukenmeid.
Nieuws van den dag
09 02 1886
Nassauplein nrs. 6, 7,8, 9 en 10 werden in 1953 afgebroken te behoeve van verbinding met het nieuwe stadhuis.
1898
Een ansichtkaart en een foto uit 1900. De ansichtkaart kijkt richting Javastraat.. Nr. 8 stond aan de linkerkant en is niet te zien.
Op de foto kijk je ook richting Bankastraat. Nr. 5 is het huis met balkon achter de vier heren. In het rijtje rechts daarvan moet ergens nr. 8 zijn.
Bij Koninklijk besluit van 2 februari 1887 werd Charles Lucien Marin Smissaert in de Nederlandse adelstand verheven. Hij en zijn wettige nakomelingen mochten zich vanaf nu met jonkheer of jonkvrouw laten aanspreken. Zijn neef, Marinus Paulus, was twee maanden ervoor ook verheven in de adelstand.
Maandblad Genealogisch-heraldiek genootschap 'De Nederlandsche Leeuw', No. 1. Ve Jaargang, 1887.
Jhr. C.L.M. Smissaert was nu 74 jaar, Wilhelmine 47.
In 1889 was Wilhelmine adviserend lid van het dames-comité van 'De Haagsche Kookschool'.
De Haagsche Kookschool was de eerste kookschool in Nederland. De eerste plannen voor de oprichting van zo'n school ontstonden bij een groep dames, die voor de verwezenlijking ervan een comité oprichtte. Het doel dat met de oprichting van de school werd beoogd was het geven van kookonderwijs aan vrouwen en meisjes zonder onderscheid van stand. Een huisvrouw met personeel had ook kennis van huishouden nodig om eventueel fouten van de keukenmeid te kunnen corrigeren. De uitvoerende kommissie, het "damescomité" kreeg in 1886 versterking van een "herencomité" (een kommissie van beheer) dat de dames bijstond in administratieve zaken. Het voornaamste probleem bij de oprichting van de school was dat er in Nederland nog geen andere kookscholen waren, zodat de eerste directrice, A.C. Manden, om zich te oriënteren kookscholen in het buitenland moest bezoeken. De school werd gevestigd aan de Stille Veerkade 20. Het damescomité zorgde voor de inrichting van de school. Voor de inrichting kreeg de school veel materiaal geschonken of te leen. Zo kreeg de school ook tijdelijk gratis een aansluiting van de Bell-Telephoon Maatschappij. Tenslotte kon de school op 20 februari 1888 worden geopend De kookcursussen hadden in het eerste jaar 114 dames, 12 kinderen en 26 keukenmeiden als leerlingen.
Haags Gemeentearchief
De douairière Adriana Elisabeth De Jonge- de Kock in het bericht hieronder was een nichtje van de eerste vrouw van Otto Smissaert. Zij was geboren in Palembang (Ned.Indië) en stierf in 1932 in Lausanne. Haar man was o.a directeur van het Mauritshuis geweest.
Opregte Haarlemsche Courant
08 05 1889
Erg leuk verslag van de Kookschool--Fancy-fair.
Het Vaderland
23 05 1889
In 1890 werd Wilhelmine herkozen als bestuurslid. Helaas werden de praktische lessen in de bereiding van de Indische rijsttafel wegens gebrek aan leerlingen gestaakt. Het jaar erop was er wel weer voldoende belangstelling. Op de 'tentoonstelling' van door de leerlingen bereide schotels in mei ontbrak de Indische rijsttafel overigens niet.
Goudsche courant
01 05 1890
Een ontzettend leuk verteld verhaal van een Indische dame tijdens haar verblijf in Den Haag. De Indische rijsttafel van de Haagsche Kookschool op de
'tentoonstelling' vond ze maar niets. Helaas moeilijk leesbaar vanwege het slechte drukwerk, maar de moeite waard.
Soerabaijasch handelsblad
04 07 1890
En een verslag van een man, waardoor meteen duidelijk wordt hoe er tegen vrouwen werd aangekeken. Er was nog heel wat te doen voor het 'kleine mevrouwtje' of het meisje met 'poezelen arm en smekende ogen' als gelijkwaardig aan mannen zouden meetellen.
De avondpost
02 06 1890
Waarschijnlijk heeft Wilhelmine in de loop van 1891 haar bestuursfunctie opgegeven. Het jaarverslag van de Haagsche Kookschool meldde in 1891 geen bestuursnamen, alleen dat er veel verloop in zowel het heren- als damescomité was geweest. In 1892 werden de namen wel weer genoemd, maar de naam Smissaert-Blanken kwam niet meer voor.
Het blijft nu akelig stil. Het kan zijn dat Charles en Wilhelmine weer in Lausanne waren.
1 juni 1893 overleed schoondochter Cécile Smissaert - de Kock, slechts 45 jaar oud.
29 augustus 1896 werd de Nieuwe Gracht 11 naar de veiling gebracht. De omschrijving was 'Een dubbel Heerenhuis en erve met grooten tuin' à
F. 14005. De veiling werd opgehouden.
19 november 1896 werd het huis , via de heer Johannes Cornelis Cramer, huis en decoratieschilder te Haarlem, verkocht. Koper was de heer Johannes Mattheus Polman Mooij. Het huis werd verkocht voor F. 14.000, - .
Haarlem's Dagblad
02 09 1896
Overdracht.
Volmacht
Hypotheek.
Aan de handtekening van Charles op de volmacht bij de overdrachtspapieren (hij moest zelfs twee keer tekenen omdat de eerste onleesbaar was) valt af te leiden dat hij gezondheidsproblemen moet hebben gehad.
16 augustus 1897 overleed Jhr. Charles Lucien Marin Smissaert te Den Haag, 84 jaar.
Het vaderland
18 08 1897
Overlijdensakte
Volgens het bevolkingsregister woonden Charles en Wilhelmine op het moment van zijn overlijden in de Alexanderstraat nr. 4. In de periode vòòr ze naar Haarlem kwamen woonden ze Alexanderstraat nr. 12.
Bevolkingsregister Den Haag
1895 - 1913
19 februari 1898 overleed Antonia Catharina Schimmelpenninck, de moeder van Wilhelmine. Hieruit blijkt dat Wilhelmine weer in Lausanne was.
Algemeen Handelsblad 21 02 1898
Broer Gerard was gepensioneerd majoor en woonde met zijn vrouw vanaf 1895 op de Riouwstraat nr. 16. Pauline was sinds januari 1896 weduwe van Gey van Pittius en woonde tot 1927 met haar dochter, mr. Wihelmina Maria Henriëtte op de, jawel, Riouwstraat nr. 58.
Alweer volgens het bevolkingsregister stond Wilhelmine pas weer op 8 maart 1900 ingeschreven in Den Haag. Ze kwam uit Lausanne en trok in bij de familie Bordewijk op de Nassau Zuilensteinstraat 8. De zoon van deze familie was de later beroemde schrijver Ferdinand Bordewijk.
Uit een briefwisseling uit 1962-1963 van Ferdinand met een Betsy Bertram-Haus, een vriendin uit zijn jeugdjaren, komen we iets meer te over Wilhelmine. Wel blijkt dat hij toen een hekel had aan de kouwe kak van de adel, maar hij was, toen Wilhelmine bij de familie in pension kwam, pas 16 jaar. Vooral stak hem dat het dienstmeisje van de familie, Elsje Adriana (Elise) Gerth, als gezelschapsdame met Wilhelmine vertrok.
Schutterij, 4e compagnie, 2e bataljon. Het aantreden in de Nassau Zuilensteinstraat, 1902.
Het huis met het balkon rechts is nr. 4.
Uit de brieven:
Anwoord brief 6, van F. Bordewijk aan Betsy Bertram-Haus
Den Haag, 14 Nov. 1962
Van Elise Gerth weet je nog veel te vertellen. Ik vul dat voor zoveel nodig nog even aan. Ze was al bij ons in huis Singel 198 in de hoofdstad, een trouwe huishoudelijke hulp, die daarnaast zo'n beetje kinderjuffrouw was voor Jo en mij, Jo in de kinderwagen reed en mij er naast liet lopen, maar me soms na veel gezanik van mijn kant ook als vracht opnam. Ze ging met ons over naar Den Haag, Van Swietenstraat 88, Van Swietenstraat 159, en Nassau-Zuilensteinstraat 8. Daar werd ze bevangen door de voornaamheid van Douairière Smissaert-Blanken, die bij ons woonde, en begon zich ten koste van haar plicht tegenover ons tezeer te wijden aan die dame. Toen die dame vertrok ging Elise dan ook mee. Ze was haar meesteres dermate trouw dat ze de hele nalatenschap erfde, maar klaar bleek het weinig. Ze kwam ook later nog wel eens bij ons. Ten slotte is ze aan kanker overleden in het vreselijke - althans uiterlijk - ziekenhuisje Slijkeinde, voorheen krankzinnigengesticht. Han, die het trouwst van ons allemaal oude relaties aanhield, heeft haar daar nog een paar maal bezocht. Hij had biezonder aardige trekken, die ik pas op later leeftijd ben gaan waarderen. Elise had eigenlijk een tragisch leven. Er zat Frans of Waals bloed in haar, en ik geloof dat ze tot de Waalse gemeente behoorde. Ze had als kind weelde gekend, haar vader, een makelaar die in de Anna Vondelstraat te Amsterdam woonde, had een eigen rijtuig gehad, maar was door spekulaties geruïneerd. Zoiets kwam in mijn Amsterdamse jaren heel vaak voor: ik heb mijn eerste kindertijd als 't ware te midden van krachs doorgebracht, want mijn vader temidden van de financiële wereld, kwam telkens weer aan met berichten van dat soort. Hij vertelde ons ook vaak van de katastrofe van Baring Brothers in Londen, - die ten slotte toch hun verplichtingen schijnen te hebben kunnen nakomen. En, gelukkig buiten de krachs, werden grote namen als Hope & Co, Van Loon & Co, Wertheim & Gomperts, Lippmann & Rosenthal telkens bij ons thuis genoteerd.
Nu, beste Bets, dit is weer eens een schotel met hors-d'oeuvre van oude, heel oude herinneringen. Moge hij je enigszins smaken.
Met hartelijke groeten
Fer
Antwoord brief 7, van F. Bordewijk aan Betsy Bertram-Haus
Den Haag, 6 februari 1963
Elise Gerth is een onderwerp op zichzelf, en eigenlijk een tragisch. Ze is uit mijn kinder- en jeugdjaren de meest levende, want ze ging met ons over naar Den Haag en verliet ons daar eerst in of bij het vertrek uit de Nassau-Zuilensteinstraat.
Dat haar moeder in Medemblik werd verpleegd wist ik niet. Wel herinner ik me dat ze een enkele maal naar het gesticht aldaar heenreisde, maar zover het me bijstaat betrof het haar ‘broertje’, wat dan wel de door jou genoemde Jan Gerth moest zijn. Ze had iets Frans' over zich, ook in haar uitdrukkingen, een zekere beschaving ook wel. Stellig behoorde ze tot de Waalse gemeente, en ik herinner me namen van predikanten als Daubanton en Valeton. Ze was voor Jo en mij op een wat bruuske manier toch wel aardig, vooral in Amsterdam waar ze Jo in de kinderwagen reed en ik zanikte om meegereden te mogen worden, hetgeen ze opvoedkundig meestal weigerde. Ze had iets geëxalteerds en de naam Douairière Smissaert, geboren Blanken - die weduwe was van een onbeduidende minister - heeft haar verblind. Ook andere namen uit die kring komen bij mij naar boven: Gey van Pittius en de door je genoemde Van der Lecq de Clercq (deftigheidshalve spel je het zo - ik geloof ook juist); kennissen van Mevrouw Smissaert. Bepaald niet Lekkerkerker, want dat zou niets zijn geweest voor Mevrouw Smissaert of haar trawanten. Dat Elise nog verre familie van je was is een van de verrassingen die deze briefwisseling oplevert.
Er zitten een paar onnauwkeurigheden in het verhaal van Bordewijk. Wilhelmine was natuurlijk niet de vrouw maar de dochter van een minister. De heer 'Lekkerkerker' heette Van der Lek de Clercq. En het voornaamste: of Elise Gerth inderdaad de hele nalatenschap erfde is onbekend maar lijkt me onwaarschijnlijk.
Na nog een tijdje op de Nassau Ouwerkerkstraat nr. 2 gewoond te hebben, dit was waarschijnlijk samen met Elise, vertrok Wilhelmine 14 mei 1904 weer naar Lausanne. Pas 27 november 1905 kwam ze weer terug.
Lausanne 1906
Lausanne 1901
In Den Haag ging ze wonen in de Riouwstraat nr. 131. In dezelfde straat dus als haar broer Gérard (nr. 16) en zus Pauline (nr. 58).
Het is een lange straat, op 2/3 lag het Bankaplein. Wilhelmina woonde richting Koninginnegracht, haar broer en zus in het lange stuk richting Timorstraat. Dit pleintje met de prachtige fontein moeten ze talloze malen gepasseerd zijn als ze bij elkaar op bezoek gingen.
Bankaplein, linksboven Riouwstraat richting Timorstraat, 1906.
Wilhelmina verhuisde voor de laatste maal, nu naar de Mariastraat 47. Hier stierf ze 20 april 1913.
Het nieuws van de dag
22 04 1913