Eigenaar W.H. Blanken 1877 - 1897
Wilhelmina Henriëtte Blanken (Deventer 23 september 1839 - Den Haag 20 april 1913, 73 jr)
Charles en Wilhelmine trouwden 17 december 1868 te Zutphen. Voor Charles was het zijn tweede huwelijk. Hij was nu 56 jaar. Wilhelmina was 29.
Er werden huwelijkse voorwaarden opgemaakt. Daarbij van belang zijn de schilderijen en tekeningen die Charles inbracht. Ik denk dat er nogal wat hier in huis hebben gehangen.
In ieder geval dit schilderij van Louis Meijer; "Langs de kust" 1840- 1850. Het werd geschonken aan het Rijksmuseum, Amsterdam door familie van Smissaert, Dhr. R. baron van Lynden. In de notariële akte is de titel 'Een gezigt op de golf van Napels'. En wellicht ook dit tweede schilderij van Louis Meijer, 'Een Zwitsersch landschap', nu 'Berglandschap'.
Waarschijnlijk ook deze tekening, 'Ossenwagen met een blok steen erop', Johan Daniël Koelman.
En ik hoop één van deze werken van Schiedges. Petrus Paulus Schiedges was een leerling van Louis Meijer.
Een voorbeeld van een werk van Antonie Waldorp:
De lijst met schilderijen uit de huwelijkse voorwaarden van 10 december 1865.
Aan effecten en oblgatien bezat Charles F 51.520 (plus nog flink wat geld in dollars, Poolse roebels en Oostenrijkse florijnen. Wilhelmine bezat
F 41.000 en ook nog wat in buitenlands geld. Lees hier de hele akte:
In 1871 woonden ze in de Alexanderstraat nr. 12 in Den Haag.
Nr. 12 is links in het middelste blok en daarin het huis rechts.
Alexanderstraat gezien vanaf de Mauritskade, 1875.
Wilhelmine was vanaf mei 1871 zeer actief betrokken bij de eerste Nederlandse vrouwenbeweging.
Het was de Algemeene Nederlandsche Vrouwenvereeniging, opgericht door Betsy Perk, onder de zinspreuk 'Arbeid Adelt'. Betsy was ook hoofdredactrice van het weekblad 'Onze Roeping', dit werd tevens het partijorgaan. Hoewel de vereniging al in 1870 actief was, geldt als officiele oprichtingsdatum 17 oktober 1871.
Koningin Sophia nam een abonnement op 'Onze roepng'
Delftsche courant 06 03 1870
En 15 februari 1871 werd ze beschermvrouwe van 'Arbeid Adelt'.
Delftsche courant 17 02 1871
Het doel van de vereniging was 'op allerlei wijzen den arbeidszin onder de vrouwen aan te kweeken. den lust tot het beoefenen van Nijverheid en Kunst op te wekken om naast den zegen. die elken arbeid kroont, sluimerende talenten wakker te schudden. zoowel bij de bemiddelde als bij de onbemiddelde vrouw. ten einde der eerste, vooral in ongehuwden staat, langzamerhand eenen werkkring te ontsluiten overeenkomstig haren aanleg
en der laatste behulpzaam te zijn om in eigen onderhoud te voorzien'. De vereniging ging in eerste instantie handwerken en kunstnijverheid van vrouwen verkopen op tentoonstellingsbazars. Dit alles was revolutionair in die tijd, waar het voor een vrouw uit de 'betere stand' taboe was zelf geld te verdienen, ook als er te weinig geld was om rond te komen.
Een uitgebreidere versie van de doelen.
Algemeen Handelsblad 22 02 1871
Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage
16 06 1871
Punt vier, over het kunnen volgen van een kunstrichting, ook voor minvermogede meisjes, was een toevoeging waar Betsy Perk op stond, en waar nog flink over gediscussieerd was.
In rap tempo werden in de een na de andere stad Afdelingen van Arbeid Adelt opgericht. In Haarlem op 13 mei 1871, Amsterdam 15 mei en Den Haag 16 mei. Zutphen kreeg 8 juni een afdeling, presidente was mevrouw Blanken - Schimmelpenninck, stiefmoeder van Wilhelmine.
Opregte Haarlemsche Courant
15 05 1871
Het nieuws van den dag
15 05 1871
Zutphensche courant
08 06 1871
Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage volstond op 16 mei met: 'Ook hier ter stede is een afdeeling opgericht van de vereeniging 'Arbeid Adelt' onder bescherming van H.M. de Koningin.'
Wilhelmine was al snel waarnemend penningmeesteres van de Afdeling Den Haag. In november secretares van de Afdeling Den Haag, ook even secretares van het Hoofdbestuur, daarna officieel penningmeesteres van het Hoofdbestuur en secretaris van de Afdeling Den haag. De data en functies lopen in deze tumultueuze begintijd nogal eens door elkaar.
Het vaderland 04 11 1871
Het vaderland 10 11 1871
'Bij de eerste Algemeene Vergadering van Gedelegeerden der Afdeelngen en Leden gehouden ten Delftsche Raadhuize, op den 1 December 1871' trad het voorlopig bestuur af en werd Wilhelmina herkozen in het nieuwe bestuur. De notulen van deze eerste vergadering geven goed de sfeer weer. Alles was nieuw, er waren veel vrouwen gekomen, ze bruisten van enthousiasme. Betsy, als Directrice, wilde toen het er te druk aan toeging nog bijna een man de vergadering laten voorzitten, dit wekte veel afkeuring. Wilhelmine bracht als agendapunt het openen van een Hoofddepot in Den Haag in, het werd aangenomen.
De vereniging kende een hoofdbestuur, en afdelingen. Iedere afdeling moest tenminste 20 leden tellen. Het hoofdbestuur van de vereniging, dat op een algemene vergadering gekozen werd, was belast met de algemene leiding en voerde de besluiten van de algemene vergadering uit. Ook de afdelingen hadden ieder een eigen bestuur, gekozen uit de leden, dat o.a. tot taak had een reglement vast te stellen. Iedere afdeling stortte 1/6 van de contributies in de algemene kas van de vereniging. Jaarlijks zonden de afdelingen een verslag van de werkzaamheden aan het hoofdbestuur. Iedere afdeling stuurde een afgevaardigde naar de jaarlijks in juni te houden algemene vergadering van de vereniging.
Arbeid Adelt was een succes en aan het eind van het jaar, op 2 december 1871, liet koningin Sophie zich rondleiden door Betsy Perk op de eerste tentoonstellingsbazar van vrouwelijke Nijverheid en Kunst. In Delft, de woonplaats van Betsy Perk, omdat Den Haag geen ruimte kon aanbieden.
Betsy werd bijgestaan door penningmeesteres Wilhelmine, die als ministersdochter alles wist van hof etiquette. Echter er gebeurde iets, wat bij Betsy veel wrok en pijn veroorzaakte, en wat iets van haar gecompliceerde karakter liet zien. Het ging om een klein beeldje, wat Betsy zelf had geboetseerd. De koningin wilde het graag hebben, het was echter niet te koop maar Betsy was zeer vereerd en wilde het schenken. Edoch, de nare penningmeesteres Wilhelmina deed alsof het toch verkocht was en niet geschonken. Dit was een heel groot ding voor Betsy. Ze verteld ook nog even dat er van Wilhelmina een tekening op porselein was, maar daar had de koningin lekker helemaal geen belangstelling voor.
Haar versie van het verhaal valt te lezen in haar aanklacht en rechtvaardiging ineen, 'Een ezeltje en ik: een boek voor vriend en vijand' (1874). Hierin schrijft ze bijzonder rancuneus over o.a. Wilhelmine Smissaert, die ze verschillende malen een 'flux de bouche' noemde. (En eerzuchtig, leugenachtig en zo nog wat, en dan kwam Wilhelmina er nog genadig vanaf vergeleken met de andere dames die zich uiteindelijk afsplitsten van Arbeid Adelt.)
Er kwam steeds meer onenigheid tussen Directrice Perk en de Afdelingen.
Zo schreef al In februari 1872 Blanken- Schimmelpenninck, samen met drie andere afgevaardigden van Zuthpen, in een antwoord op een bericht van Oudemans, de Jong van Beek en Donk en Bosch, 'dat het niet mogelijk was dat de vereeniging langer onder het bestuur van Mejuffrouw Perk bleef'.
Een probleem was bv. dat vrouwen 'uit den beschaafden stand' liefst anoniem hun handwerken wilden verkopen. Betsy Perk was hier fel op tegen, ze vond dat vrouwen trots moesten zijn op hun werk. Ook was zij bang dat de vereniging zou verworden tot een liefdadigheidsvereniging met als enige bezigheid het verkopen van prullige handwerkjes. Ze wilde vrouwen vooruit helpen met bijvoorbeeld voordrachtsavonden, exposities en concerten.
Dit, en onenigheid over de financiën, werd een breekpunt. Na felle discussies stapten vier dames uit het hoofdbestuur (waaronder Wilhelmina) op.
Er werd, onder leiding van Jkvr. De Bosch Kemper, een nieuwe vereniging opgericht,'Tesselschade', genoemd naar de dichteres, zangeres en glasgraveerster uit het begin van de 17e eeuw, Maria Tesselschade Roemersdr. Visscher.
De nieuwe vereniging had precies dezelfde opzet als Arbeid Adelt. Verschil was dat beschaafde vrouwen handwerk konden verkopen zonder hun naam bekend te maken, want het was nog steeds een groot taboe om er voor uit te komen dat je misschien geld nodig had. Jeltje de Bosch Kemper
was vele jaren voorzitster van 'Tesselschade'. Betsy Perk werd weggepromoveerd als 'eredirectrice' bij Arbeid Adelt. Door vele opzeggingen ging haar blad 'Onze Roeping' ten onder.
In de decennia erna werkten beide verenigingen naast elkaar. Steeds meer vrouwen deden een beroep op hun bemiddeling. Dat aantal steeg, toen de verenigingen subsidies verleenden aan vrouwen die een opleiding wilden volgen. Daarnaast traden ze lange tijd op als tussenpersoon voor 'beschaafde vrouwen' die een betrekking zochten. In 1953(!) kwam het tot een fusie tussen 'Arbeid adelt' en 'Tesselschade'. De nieuwe naam werd 'Koninklijke Algemene Nederlandse Vrouwenbeweging Tesselschade-Arbeid Adelt'. Laten we niet vergeten dat beide verenigingen de eersten waren die de weg bereidden voor de emancipatie van de vrouw. Waarvoor alle hulde!
Wilhelmine beantwoordde een brief van een correspondente uit Kockengen met "W. Smissaert-Blanken, Afgetreden Penningmeesteres van 'Arbeid Adelt'.
18 02 1872
26 02 1872
27 02 1872
26 03 1872
Het overstappen van vier bestuursleden
van Arbeid Adelt naar Tesselschade.
Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage
03 04 1872
Brief van Wilhelmine, waarin ze het over de onwettig verklaarde vergadering heeft waarin Betsy Perk op een zijspoor gezet werd. Let op het beeldschone blauwe monogram, met de letters W en S door elkaar gestrengeld.
27 08 1872
Betsy Perk riep in 'Een ezeltje en ik: een boek voor vriend en vijand' 'eenige vrouwen ter verantwoording voor de vergrijpen aan mij gepleegd, bestaande in: Mij ontnomen te hebben:
de genegenheid van H.M. de Koninin en de sympathie mijner landgenoten, zoo mede: mijn goeden naam geroofd, mijn gezondheid verwoest, mijn tijdschrift vermoord te hebben.'
De dames in kwestie zijn: Anna Storm-van der Chijs, Louise Wijnaendts, Smissaert Blanken, Petronella Johanna Haverkorn van Rijsewijk - van Delden, Anna en Hillegonda Wolterbeek en Maria Adriana Hoffmann.
Lees alles hier: Hoewel negatief, leren we toch meer over Wilhelmina, en de verwijten van Betsy jegens haar zijn des te harder omdat ze een vertrouwelinge van Betsy was.
Nu alles weer in een wat rustiger vaarwater is blijkt ook schoondochter Smissaert -de Kock, vrouw van Otto, zich aangesloten te hebben bij Tesselschade.
Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage
17 07 1872
Op de 1ste algemene vergadering van Tesselschade, Den Haag 22 oktober 1872, ten huize van Wilhelmine, werd weer gesproken over de noodzaak van een hoofddepot. Uit de notulen:
De belangrijke vraag omtrent de oprichting van een Hoofddepot in de vestigingsplaats komt nu ten tafel. Bij monde van de Penningm. (= Wilhelmine)
wordt de noodzakelijkheid van zulk een magazijn, vooral ten opzigte der kleinere afdeellingen uiteengezet. Tot de vestiging wordt met bijna alge-
meene stemmen besloten vooral na de mededeeling der Penningmeesteres, dat de Heer C.L.M Smissaert een, tot dit doel geheel ingericht en bijzonder geschikt huis, voor het eerste jaar geheel kosteloos wil afstaan, terwijl de Bestuurderessen der Haagsche afdeling reeds ruim F 1000 aan giften voor dit doel ontvangen hebben. Genoemde afd. zal die som aan het Hoofddepot uitbetalen, voornamelijk en, door hare werksters vervaardigde artikelen. Daar
het na enige bespreking blijkt, dat het minder gemakkelijk wegen zal, in de andere afdeelingen aan giften of rentelooze voorschotten zooveel in te
zamelen, als noodig zal zijn, tot geheele inrichting van het depot wordt het Hoofdbestuur gemachtigd de ontbrekende gelden tegen zoo geringe
mogelijken interest op te nemen. Deze leening zal echter nimmer de som van f 3000 mogen te boven gaan.
Twee verslagen van de eerste vergadering, met vermelding van het voor een jaar kosteloos afstaan van een huis door C.L.M. Smissaert.
Provinciale Drentsche en Asser courant
02 11 1872.
Algemeen Handelsblad
01 11 1872
De kleinere afdelingen waren blij met een hoofddepot
Alkmaarsche Courant 10 11 1872
Uit de notulen van de 2de vergadering van het Hoofdbestuur, Den Haag 13 januari 1873, weer ten huize van Wilhelmine:
Aanwezig Mejuffrouw Hoffmann, Jhvr. De Bosch Kemper, Mevr. Smissaert, Mevr. Hingst, Mej. Nachenius, Mej. Wijnaendts. De notulen van vorige vergadering worden gelezen en gearresteerd. Mevrouw Haverkorn van Rijswijk voegt zich bij de vergadering. Mevrouw Hingst wordt eenige oogenblikken weg geroepen, zoodat de vergadering even wordt geschorst. Na heropening geschied de kennisneming der ingekomen stukken: Een door de penningmeesteres uit te brengen verslag over het hoofddepot is aan de orde. Deze leest dit met de meest mogelijke naauwkeurigheid. Een uittreksel hiervan luidt als volgt Den 25sten November jl. werd het Hoofddepot geopend, en gesteld onder toezicht van de dames Hingst en Smissaert, die Mej. de wed. J. Hindt tot Depothouderes kozen. Op den
1ste Jan 1873 waren er voor ruim f 3000 aanwezig, en bleek het dat geen enkel stuk vermist werd.
De 3de vergadering van het Hoofdbestuur was in Amsterdam, 8 april 1873, te huize van Jeltje de Bosch Kemper. Uit de notulen blijkt dat Wilhelmine wel erg veel werkt en weinig uit handen kan geven.
Het derde besprekingspunt. De zorg van het Hfddepot gedurende de zomermaanden geeft aanleiding tot veel gedachtenwisseling. Algemeen is het oordeel dat de verantwoordelijkheid meer op de depothoudester zal moeten rusten. Mevr Smissaert zegt echter dat deze hier toe niet geheel in staat is. De meening dat de thesaurie van het Hfdbestuur gescheiden moest zijn van de administratie van het Hoofddepot wordt bestreden met de opmerking dat de dagelijksche bestellingen hierdoor groote vertraging zouden ondervinden.Na veel geopperde en verworpen denkbeelden wordt besloten de depotcommissie uit te breiden uit de leden van het haagsche afdeelingsbestuur. Mevrouw Smissaert zal intusschen trachten zooveel haar
mogelijk is, aan de zorg der depothoudere over te laten, opdat deze meer geroutineerd worden
Het nieuws van den dag
10 04 1873
14 april 1873 vertrek familie Blanken van Zutphen naar Haarlem.
28 juli 1873 geboorte eerste kleinkind, Annette, in Den Haag.
De 4de vergadering van het Hoofdbestuur, 13 oktober 1873, nu te Amsterdam, ten huize van mejuffrouw Nachtenius. Het eerste agendapunt gaat weer over het hoofdepot in Den Haag.
'... zodat op 1 oct. in kas was F389.35, welke gelden zijn ter leen gegeven aan het Hoofddepot. De Penningmeesteres zal deze echter losmaken, zoodra de verkoop in het Hoofddepot dit toelaat. Uit het verslag omtrent het Hoofddepot blijkt, dat de aldaar op 1e oct. de nominale waarde aanwezige goederen van F8184.97, hadden, de uitgaven sedert 1e mei bedroegen F4657.67, de inkomsten F3965.31, zoodat het Hoofddepot aan verschillende Afdeelingen en aan het Hoofdbestuur op 1e oct. schuldig was F 1265.27, behalve de tegen rente opgenomen F2000. Door de verrekening blijkt, dat veranderingen in het Hoofddepot noodzakelijk zijn. ...Het Hoofdbestuur zal aan de Afdeelingsbesturen, een voorstel doen tot opheffing van het Hoofddepot zooals het nu is en gedreven wordt voor rekening van het Hoofdbestuur. De in het Hoofdepot aanwezige goederen zullen worden geliquideerd. Indien de daarin betrokken Afdeelingsbesturen dit toestemmen zal de Haagsche Afdeeling het depot overnemen; deze winkel en de depots te Amsterdam en Rotterdam zulen de naam van Hoofddepots dragen ...'
6 november 1873 was er een Buitengewone vergadering van het Hoofdbestuur, Den Haag, ten huize van mevrouw j.Hingst - Huidecoper, over wat nu de 'Depotquaestie' genoemd werd.
Het voorstel van het Hoofdbestuur van 13 oktober werd bij wijze van proef overgenomen, al was in eerste instantie de Rotterdamse Afdeling tegen, maar zij bleken altijd al alle medewerking aan een Hoofddepot geweigerd te hebben, en de Amsterdamse Afdeling moeite had met het artikel waarin het Hoofddepot 'het recht verlangd zich alle gelden toe te eigenen, die de Afdeelingen in kas hebben, na aftrek haarer jaarlijksche storting en onkosten'.
31 december 1873 verscheen het 'Verslag aan commanditaire vennooten der Deventer Bankvereeniging van Musschenbroek & de Schepper.over het jaar 1873'. C.L.M. Smissaert geeft als woon (verblijf) plaats op Gozzano (Een klein dorpje in noord-Italië vlakbij lago d'Orta). Ik neem aan dat wilhelmine bij hem was.
Gozzano 1908
San Giulio, het schiereiland in Lago d'Orta.
Cesare Tallone 1874
Maar bij de 5de vergadering van het Hoofdbestuur van Tesselschade, 12 januari 1874 ten huize van mejuffrouw Hoffmann in Rotterdam, was Wilhelmine er gewoon weer bij.
Mevrouw Smissaert doet verantwoording der gelden van het Hoofdbestuur, waaruit blijkt dat de inkomsten sedert 1e april bedroegen F 85.85, de uitgaven F 71, 35, zoodat de kas moest opleveren F 14, 50. Hoewel op de vorige vergadering bepaald was, dat deze som die door de Penningmeesteres aan het Hoofddepot ter leen was gegeven zonder machteging v/h Hoofdbestuur, dadelijk zou worden terugbetaald, was dit niet geschiedt. De Secretares wenscht dat dit geschiede, voordat zij de kas overneemt. De Penningmeesteres zegt dat haar hiervan dan eerder had moeten worden kennis gegeven. De Vice Voorzitster deelt de opinie van de Secretares. De Voorzitster echter met de andere dames meenen dat het voldoende is, indien er eene schuldbekentenis van het Hoofddepot ter waarde van F 300 in de Hoofdbestuurskas berust. De Penningmeesteres zal dus de boeken en bescheiden van het Hoofddepot weder mede nemen, deze schuldbekentenis in orde maken, en alles te zamen aan de Secretares zenden, die haar schriftelijk dechargeeren zal.
Punt 3. Uit de verantwoording van het Hoofddepot blijkt dat de gezamentlijke schulden bedragen F 4295.90 en aan goederen aanwezig is F 6780.26.
De Penningmeesteres deelt tevens mede dat de gelden die opgenomen waren bij de firma Overdist en bij den Heer Smissaert tot een montant van
F 3000, moeten worden afbetaald. De verschenen rente ten bedrage van F 106 verwacht zij te mogen voldoen uit de Hoofdbestuurskas. Zij zal tevens zorg dragen voor haar vertrek nog af te doen de schulden aan de Afdeelingen Delft, Bergen op Zoom en Oudehoorn ten bedrage van F 295.80.
Notulen 5de vergadering. Begin 6de vergadering.
Wilhelmine had dus besloten te vertrekken.
Maart 1874 vertrokken ook Otto, Cécile en de kleine Annette naar Nederlands - Indië.
8 april 1874 is de 6de vergadering van het Hoofdbestuur te Delft, ten huize van mejuffrouw Wijnaends:
Het hoofdbestuur onvolledig door het definitief ontslag dat mevrouw Smissaert -Blanken genomen heeft, is aanwezig. De Voorzitster opent de vergaderingen en zegt dit, na de ervaringen van den laatsten tijd, met minder opgewektheid dan te voren te doen.
Goesssche Courant 09 06 1874
11 mei 1874 overleed kleindochter Annette, in Wonopringgo, Nederlands - Indië, 9 maanden oud.
17 augustus 1874 verhuisde de familie Blanken van de Jansstraat 63 naar de Jansweg nr. 52. Dit is hoek Jansweg / Nieuwe Gracht.
14 december 1874 overleed de oudste nog in leven zijnde broer van Charles, Jacob Willem Hendrik Smissaert. Ruim 18 jaar, tot zijn dood, was hij lid van de gemeenteraad van Den Haag geweest. Of de 'diepberoefde broeder' Charles Lucien Marin was of de enig andere overgebleven broer Willem Jacob Elias is onbekend. Deze laatste was directeur van de West-Indische Maatschappij, woonde op de Herengracht in Amsterdam en zomers op zijn Hofstede 'Oosterhout' aan de Kleine Houtweg, onder Heemstede.
Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage 15 en 17 december 1874
3 augustus 1875 staan Smissaert en Blanken ingeschreven als de nieuwe bewoners van de Jansstraat wijk 1 - 26 (huidige nr. 57). Dat het een huurhuis was, weten we door een boedelbeschrijving waarin Smissaert als huurder werd genoemd. Hij huurde het in ieder geval in 1876 voor 900 gulden per jaar van de weduwe Haager - Bletterman in de Grote Houtstraat.
Bevolkigsregister nieuw aangekomenen Haarlem
Procesverbaal van boedelbeschrijving 28 juli 1876 Ten sterfhuize van Vrouwe Geertruida Romana Bletterman, weduwe Jan Adam Haager, Grote Houtstraat wijk 4 - 35 (Zij was 4 juli 1876 overleden).
'Onroerende goederen: Een huis met erf en tuin, staande en gelegen te Haarlem aan de Jansstraat, bij het kadaster bekend in Sectie D, nommer 4261, ter grootte van vijf hectaren, vijfenvijftig centiaren. De heer Rekuirant Frederik Lodewijk Kist, verklaart:
Dat het hier voorgemelde huis aan de Jansstraat, is verhuurd aan den heer Smissaert, voor Negenhonderd Gulden per jaar, welke huur te goed is sedert den eersten Augustus dezes jaars.'
De Jansstraat in 1902. Vanaf de steeg op een rijtje nr. 63 waar de familie Blanken en later Smissaert de Kock woonden. Op de foto is te zien dat het huis nu gesplitst is in in 63 en 63A. Ook is de ondergevel van 63A veranderd in een winkelpui en twee deuren. Daarnaast nr. 61, de lijstgevel werd later veranderd in een trapgevel. Het hoge gebouw daarnaast is nr. 59. Het relatief kleine huis helemaal links is nr. 57. Het had echter een grote tuin, die grensde aan het Begijnhof.
Pijl links nu nr. 63 en 63A. Pijl rechts nu nr. 57.
Lichtroze de huizen, wit buitenruimtes. Singertjes geven aan welke buitenruimte bij welk huis hoort.
kadastrale kaart sectie D 1898
Vergane glorie. De achterzijde van nr. 57, gezien vanaf het Begijnhof, met de oude tuinmuur en zicht op het achterhuis. Het gebouw links is nieuw, en staat een stuk over de oude erfgrens. Het geveltje in het midden is van het voorhuis, grenzend aan de Jansstraat. Toch kan ik me Charles en Wilhelmine voorstellen, aan het ontbijt in het achterhuis met zicht op de tuin. De tuin was op het oosten. Wat zal Charles blij geweest zijn in ons huis, met een grote tuin op het zuiden!
1975
1976
9 april 1875 geboorte tweede kleinkind, Charles, in Wonopringgo, Nederlands - Indië.
Eerste teken van leven uit Haarlem. C.L.M. Smissaert, oud zeeofficier, wonende te Haarlem, heeft zich aangesloten bij de Anti-Dienstvervanging-Bond.
Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage 05 08 1875
8 april 1876 reisden Otto Smissaert, Céline de Kock en de kleine Charles (hij werd aan boord van het schip 1 jaar) terug naar Nederland
7 augustus 1876 werd in Den Haag weer een zoon geboren. Lucien. Het kindje stierf 4 januari 1877, vijf maanden oud. Het gezin woonde nu in Leiden.
In juli 1877 kocht Wilhelmina Henriëtte Blanken van Anna Maria van Lennep ons huis op de Nieuwe Gracht. Er werden twee contracten opgemaakt. Een onderhands contract op 22 juli 1877, waarin de heer Johannes van Daalberg, meestertimmerman wonende te Haarlem, door Anna Maria van Lennep gemachtigd werd om het huis te verkopen en in eigendom over te dragen aan Wilhelmina Henriëtte Blanken. Een tweede akte op 24 juli 1877 is een bevestiging van de transport van 'Een dubbeld huis en erve, en daarachter gelegen tuin, staande en gelegen aan de zuidzijde van de Nieuwegracht te Haarlem, bij het kadaster der gemeente Haarlem bekend onder de sectie C numero 2483, ter grootte van vijf aren zestig centiaren'.
Blanken kocht het huis voor F. 11.500 -
22 juli 1877
24 juli 1877
21 augustus 1877 kocht Otto Smissaert van de NV Haarlemsche Bouwvereeniging een villa in aanbouw in het Florapark te Haarlem. Kennelijk was hij door de familie enthousiast geworden over Haarlem.