top of page
huishelp.gif

Familie Smissaert

Charles Lucien Marin, de jongste zoon, tot en met zijn eerste huwelijk.

De ouders van Charles Lucien Marin Smissaert, hijzelf tot en met zijn eerste huwelijk en  de eerste levensjaren van zijn zoon Otto Smissaert.
Maria Feitama Charles Howard Hodges  1800 - 1824.jpg
Marinus Adriaan Perpetuus Smissaert Charles Howard Hodges 1800 - 1824.jpg
Charles Howard Hodges  1779 - 1837.jpg
Charles Howard Hodges  1779 - 1837 Pendant.jpg

M. Feitama en  M.A.P. Smissaert

Alle vier de portretjes toegeschreven aan Charles Howard Hodges

1794 Smissaert-van Rappard.jpg

M.A.P. Smissaert

Mevrouw de douairière

E.T. S. Smissaert - van Rappard 

1794

smissaert_m.a.p._1794_w.c._Staring.jpg

Uniformstudie n.a.v. het portret

W.C. Staring

ca. 1900

De familie Smissaert

Marinus Adriaan Perpetuus Smissaert (Utrecht 11 november 1773 - Pangkal-Pinang, Banka,  14 november 1819, 46 jr.) 

Zoon van mr. Jan Carel Smissaert (1744 - 1808), secr. Raad van de Aziatische Bezittingen en Etablissementen, en Lucida Gerarda Roos (1752 - 1829).

Hij was de tweede van 11 kinderen.

Carrière: 

Student te Hardewijk (examen in de letteren tegelijk met zijn oudere broer Carel Elias) 1790-, Officier der Cavallerie -, laatstelijk Ritmeester, 

Luitenant - Jagermeester over stad en jurisdictie van Amsterdam en Amstelland 1807-, Jachtofficier van koning Lodewijk Napoleon in het departement Amstelland 1807- (1808), Intendant 1808  en Prefect van het Koninklijk Paleis te Amsterdam 1808, wnd. Thesaurier- Generaal 1808 en Thesaurier - Generaal 1809 van de Kroon, Kolonel bij de Amsterdamsche Schutterij 1809-, Entreposeur - Principal des tabacs fabriqués te Zwolle 1811, Kolonel bij de National Garde in het departement Monden van de IJssel 1813, ambtenaar eerste klasse Ned. Indië 1815-, Raad van Financiën te Batavia 1816 - 1817, Inspecteur- Generaal der tinmijnen op Banka en Biliton 1817 - 1818, Resident te Banka 1818, aldaar vermoord 14 november 1819. 

Hij trouwde Amsterdam 24 maart 1799 met Maria Feitama. Ze waren allebei 25 jaar. Marinus woonde in Utrecht en Maria op de Heerengracht bij de Vijzelstraat te Amsterdam. Belangrijk voor het verhaal van het schilderij, hieronder, is dat de moeder consent gaf aan het huwelijk (misschien  tandenknarsend, maar toch), haar vader was al overleden. 

Huwelijk m a p smissaert feitama 22 02 1799 .jpg

Ondertrouw

22 februari 1799

Maria Feitama (Amsterdam 2 januari 1774 - Haarlem 16 oktober 1825) 

Dochter van Jacob Feitama willemsz. (1726-1797) , koopman in katoen en lijnwaad, en jkvr. Elisabeth de Haan (1735-1800).  Ze waren beiden doopsgezind. Hun vier kinderen (Maria was de jongste) werden gedoopt in de kerk Lam en Toren te Amsterdam. 

Het schilderij, een portret van  Jacob Feitama en Elisabeth de Haan, door Wybrand Hendriks, gemaakt in 1790. Daarnaast de röngenfoto waarop

achter moeder de Haan het later weg geschilderde portret van Maria te zien is.

Wybrand Hendriks 1790 gedateerd C.jpg
Wybrand Hendriks 1790 gedateerd B.jpg

‘Portret van Jacob Feitama en zijn echtgenote Elisabeth de Haan’ (1790), Mauritshuis
Veel oneleganter kun je jezelf niet laten afbeelden. En waarom doe je dat dan? Elisabeth Feitama kijkt er ook zo misnoegd bij, terwijl zij en haar man toch goede zaken deden in de stoffenhandel. Of zou ze wijdbeens zitten om haar dure rok te showen? Het schilderij wordt nog  merkwaardiger als bij een röntgenopname een spookachtige derde pers
oon verschijnt, vermoedelijk de jongste dochter, Maria. Nee, die zat niet aan de voeten van haar moeder – wat haar moeders pose zou verklaren – ze stond links achter haar moeders stoel. Om je eigen dochter te laten verwijderen, moet je wel heel pissig zijn. De zonde die Maria Feitama beging was dat zij tegen de wil van haar doops­gezinde ouders trouwde met een flamboyante legerofficier.  Maria Feitama, die ook nog hofdame was van de eerste Nederlandse koningin, Hortense de Beauharnais, erfde dit schilderij van haar verzuurde ouders. Ze liet het niet eens vernietigen.
FD. 31 12 2015

Maria Feitama was inderdaad 5 weken hofdame (dame du palais) van koningin Hortense de Beauharnais, vrouw van koning Lodewijk Napoleon.

Queen Hortense with her second son, Prince Napoléon Louis. Portrait by François Gérard, 18

Koningin Hortense de Beauharnais 

met hun zoon Napoléon-Louis

François Gérard 1807

koning Lodewijk, samen met zijn zoon Napoleon Louis als officier. Jean-Baptiste Wicar 1818

Koning Lodewijk Napoleon

en Napoléon-Louis

Jean-Baptiste Wicar 1818

Het gearrangeerde huwelijk tussen Hortense en Louis was zeer ongelukkig. In 1806 werd Louis door zijn broer Napoleon Bonaparte aangesteld tot koning van Holland. Sindsdien liet hij zich Lodewijk noemen. In juni 1806 kwam het gezin met hun twee jonge zoontjes,  Napoléon-Charles (geb. 10 October 1802) en Napoléon-Louis (geb. 10 October 1804) aan in Den Haag op het Huis ten Bosch. Al snel vertrokken ze weer, om geneeskrachtige baden te bezoeken. Daar gingen zij overigens ieder hun eigen weg. Lodewijk bezocht vaak kuuroorden omdat hij leed aan een wervelbeschadiging na de val van een paard en aan reuma. Hij had geen gevoel in enkele van zijn vingers en sleepte met een been. Eenmaal terug in Nederland moest Lodewijk met een Hollands-Frans leger deelnemen in de oorlog met Pruisen en Hortense werd verzocht haar moeder Joséphine, de vrouw van haar stiefvader Napoleon Bonaparte, gezelschap te houden. In november van dat jaar was Lodewijk weer in Den Haag, maar pas in februari 1807 keerde ook Hortense terug. De relatie met Lodewijk verslechterde in snel tempo. Hij was ziekelijk jaloers, liet Hortense bespioneren en verbood haar elk pleziertje, zoals het dansen op koninklijke bals. Uiteindelijk leefden ze zo veel mogelijk gescheiden. Het enige wat ze verbond was hun liefde voor de twee zoontjes.

In de nacht van 4 op 5 mei 1807 moesten echter de ouders machteloos toezien hoe hun oudste zoontje Napoléon-Charles als gevolg van kroep langzaam stikte in zijn bed. Vooral Hortense was ontroostbaar. Ze vertrok met haar jongste zoon, Napoléon-Louis, weer naar haar moeder Joséphine in Parijs. In augustus 1807 vond er tussen Hortense en Lodewijk een tijdelijke verzoening plaats in een kuuroord in de  Pyreneeën. De koningin raakte zelfs zwanger van hun derde kind. Al snel echter ging het weer helemaal verkeerd tussen de twee. Lodewijk keerde in september 1807 alleen terug naar Den Haag en besloot een nieuw paleis te laten bouwen in Utrecht. Op de hoek van de Drift en de Wittevrouwenstraat kocht hij naast elkaar gelegen panden op waarvan binnen enkele maanden een paleis werd gebouwd. Het was niet echt een juweeltje van bouwkunst en ook nog niet af,  er zou een nieuwe vleugel bij komen maar dat is nooit doorgegaan. Lodewijk kocht voor F 88.000 een naburig hotel op, compleet met inventaris, om als tijdelijke verblijfplaats te dienen. Hij had wel alvast alle doorgangen in het paleis tussen zijn vertrekken en die van zijn vrouw laten dichtmetselen. Na een maand besloot hij naar Amsterdam te verhuizen, waar hem het stadhuis op de Dam aangeboden was als paleis. Hortense beviel 20 april 1808 in Parijs van hun derde zoon, Charles-Louis-Napoléon Bonaparte. Het was toevallig dezelfde dag waarop Lodewijk naar Amsterdam vertrok.

M.A.P. Smissaert was benoemd tot Intendant en later ook tot Prefect. In eerste instantie was hij belast met het overbrengen van schilderijen van Den Haag naar een beoogd museum in Amsterdam. Later droeg hij zorg voor de hofhouding en het bewoonbaar maken van het paleis op de Dam.

In 1810 besloot Napoleon Bonaparte dat zijn stiefdochter Hortense weer naar haar man in Nederland moest. Haar jongste zoon bleef in Parijs en met haar (nu) oudste zoon Napoléon-Louis kwam ze 14 april in Utrecht aan. In haar mémoires schreef ze: 

'Men verwachtte me niet. De koning was te Amsterdam. Mevrouw de Boubers bracht mijn zoon te bed. Mijn andere rijtuigen waren nog niet binnen gekomen. Ik bleef drie uren alleen. Wat een smartelijke overdenkingen. Een enkele kaars, die de conciërge op de schoorsteen aangestoken had, was uitgegaan, zonder dat ik het gemerkt had. Ik bleef een oogenblik in het donker en onderging er de angst van. De koning kwam den volgenden dag. Hij zag zijn zoon met blijdschap terug. Aan mij scheen hij nauwelijks aandacht te schenken. Ik ontving de geheele stad en mijn bleekheid was zoo treffend, mijn verandering zoo opvallend, dat iedereen me aandachtig en medelijdend aankeek'

23 april 1810 vertrok het paar (ieder apart) naar Amsterdam. Het paleis in Utrecht hadden ze precies negen dagen bewoond. 

Het paleis op de Dam te Amsterdam was eigenlijk niet geschikt als woning. Het was er koud en tochtig. Ook hier leefde het echtpaar strikt gescheiden. Alleen bij verplichte openbare optredens waren ze samen. De toestand werd steeds ondragelijker, er heerste openlijk vijandschap aan het hof. Lang duurde het gelukkig niet. 1 juni 1810 mocht Hortense, op advies van de hofartsen, van Lodewijk naar het Loo. Hun zoon Napoléon-Louis hield hij bij zich. Van het Loo vluchtte Hortense naar Frankrijk. Ze zou nooit meer in Nederland terugkomen. 

Koningin Hortense schreef in haar mémoires iets over haar Hollandse hofdames, waaronder zich Maria Feitama bevond :

‘Het paleis in Amsterdam was vroeger stadhuis geweest en had een zeer mooi interieur. De koning had er alles aan gedaan om het te verfraaien maar men kon zich binnen geen triester woonoord voorstellen, (..) Mijn Hollandse hofdames leken me heel aardig maar ik kende ze nauwelijks; het grootste deel was nieuw. Ik bracht dus mijn dagen al lezende door, alleen in mijn appartement. Ik zag mijn zoon nauwelijks. Men waarschuwde me laat in de middag, dat de koning me aan tafel verwachtte; ik kwam. Tijdens de maaltijd sprak hij geen woord tegen me. Na het eten liet de koning zijn vingers over de openstaande piano wandelen. Hij trok zijn zoon op schoot, knuffelde hem, nam hem mee op het balkon dat op het plein uitkeek. Als het volk hen zag, klonk er gejuich. De koning kwam weer binnen, ging opnieuw achter de piano zitten, reciteerde enkele Franse verzen of neuriede een wijsje. Ik zat op een stoel maar te kijken naar wat zich in de kamer afspeelde, zonder een woord uit te brengen. En als er zo een paar uur waren verstreken, belde hij en liet de dames en heren van de hofhouding binnenkomen. Men bracht de speeltafeltjes. Ik nam aan een paar spelletjes deel en trok me om 9 uur terug nadat ik hem goedenacht had gewenst. Dat was het enige woord dat we wisselden. Zo verliepen mijn dagen in Amsterdam.’

Smissaert_De_Zeeuw_10_08_1901 B.jpg
Smissaert_De_Zeeuw_10_08_1901 C.jpg

Over hoe het paleis op de Dam

er in eerste instantie uitzag.

De Zeeuw 10 08 1901

Paleis op de Dam A.jpg
Paleis op de Dam B.jpg

En, na dag en nacht doorwerken, de nieuwe

indeling plus een balkon aan de voorzijde.

De vertrekken van de koning en koningin

lagen zo ver mogelijk uit elkaar.

MAP Koninklijke courant 07 08 1809 .jpg

Smissaert werd in 1809 benoemd tot kolonel van het regiment van de Schutterij binnen Amsterdam. 

Dezelfde eer viel te beurt aan Willem Philip Barnaart te Haarlem. 

Koninklijke courant 07 08 1809

Lodewijk intussen, was vertrokken naar Haarlem. Daar had hij al in 1808 het huis gekocht van de Amsterdamse bankier Henri Hope (Nu Paviljoen Welgelegen). In juli 1810 begreep hij dat hij door zijn broer, Napoleon Bonaparte, tot abdictie gedwongen zou worden.  In een wanhoopspoging nam hij zelf afstand van de troon ten behoeve van zijn zes jarige zoon onder regentschap van koningin Hortense (Napoléon-Louis was daadwerkelijk twee weken koning van Holland) en vluchtte 's nachts uit het Paviljoen naar Töplitz in Bohemen. Dit was allemaal volkomen onverwacht. En we weten alles van zijn laatste uren als koning uit de aantekeningen van de prefect van het paleis tevens Thesaurier-generaal van de kroon, onze M.A.P. Smissaeart:

Service = bedienend personeel. 

‘Hadden 's middags bij den koning gegeten: de ministers v.d. Capellen en Mollerus welke in den namiddag weder vertrokken waren, wanneer de Landdrost van Styrum en mevrouw hunne opwachting kwamen maken. Naa de gewone billard partij waaraan een ieder moest deelnemen begaf men zich naar 't salon en de koning zette zich te speelen met gezegde landdrost en zijn vrouw benevens Mevrouw de Boubert. Ik onderhield mij de geheele avond met doctor Steefeland totdat Mevrouw de Boubert de jonge Prins naa bed geleidende de Koning mij gebood de kaarten op te neemen. De Koning vroeg ten half 11 uur een glas limonade, waarin Dr. Steefeland raadde een glas madera te doen, waartegen zich Dr. Latour kragtdadig verzette. De Koning lagtte om de iever waarmede ieder zijn stelsel verdeedigde doch zeide mij in 't oor dat ik er Madera in zoude laten doen, hetwelk als dan ook geschiedde en door de Koning gebruikt zijnde, gevolgd was van het breken der partij, naar gewoonte de tafel van zich schuivende en met een “bonsoir messieurs” het service en mijnheer en mevrouw Van Styrum een goeden nacht wenschte en verdween, gevolgd door den admiraal Bloys van Treslong en den generaal Travers. Ten elf uur werd de grootmaarschalk binnen geroepen en een oogenblik daarna deeze terugkomende werd ik geroepen, waarop de Koning mij in last gaf den volgenden morgen naar Amsterdam te vertrekken met het grootste gedeelte van het service en de nodige preparatien te doen maken tot het onthalen namens den Koning op 't Paleis van den maarschalk Reggio, welke aan 't hoofd van een corps Franschen woensdag in Amsterdam zoude binnen trekken, doch dat bij aldien de maarschalk zelve het diné aannam ik alsdan de honneurs zelve moest doen, doch zoo de maarschalk voor zijn persoon weigerde alsdan de overige Generaals en Stafofficieren konden worden genodigd, doch ik alsdan gedispenseerd was eenige deel aan het feest te neemen. De Koning wenschte mij een nadrukkelijk bonsoir er bijvoegende: bientôt vous serez réuni a votre famille, hetwelk ik als toen alleen beschouwde als een belofte dat ik eens eindelijk, na 18 maanden aanhoudende dienst, zoude afgelost worden. De slaapkamer van den Koning verlatende werd de schildwagt naa gewoonte geplaatst en de valet de chambre; alhier bevond zich toen de admiraal VerHuëll met een dringende boodschap van den Keizer aan den Koning afgezonden, doch konde geen gehoor krijgen in weerwil van alle aandrang door hem bij de Chambellan aangewend. Hij was genoodzaakt zich ter ruste te begeven gelijk het geheele service insgelijks. Den volgenden morgen begaf ik mij mij te zes uur naar het salon gereed zijnde, naar Amsterdam te vertrekken. Ik vond aldaar alles zooals ik het de vorige avond had gelaten. De valet de chambre, de service voor de deur der antichambre, doch de schildwagt ingetrokken. De admiraal VerHuell was reeds in het salon en niet weinig ontevreden niet te kunnen worden aangemeld.

Ik werd bij den Gr. Maarschalk geroepen alwaar ik reeds eenige officieren van 's Konings Huis verzameld vond, welke benevens mij na de komst van Mad. de Boubert moesten wagten, alvorens een brief van den Koning aan dezelfde heimelijk geadresseerd mogt worden open gedaan. Zulks had eindelijk plaats en door dezelve werd ons kennis gegeven, dat de Koning 's avonds ten 11 uur was vertrokken, te Amsterdam zijne acte van abdicatie had overgegeven en ons alle gelastte den dienst bij zijn Zoon waar te nemen, totdat de Koningin Regentesse deswegens anders mogt beschikken. Deszelfs afscheid was hartelijk. Alle waren even verwonderd en velen aangedaan. Men scheidde spoedig en de maarschalk mij gelastende de orders van den Koning te Amsterdam ten uitvoer te brengen, spoedde ik mij derwaarts, bejegende op 't Paleis onderscheiden der Ministers welke reeds onderrigt, echter als van den donder getroffen waren op de confirmatie welke ik hun bragt.

Alle aanstalten deed ik op 't Paleis maken tot de receptie van den maarschalk Reggio, welke echter woensdag niet verkoos zelve op 't Paleis te komen daar de Koning vertrokken was en mij dat dispenseerde deel te neemen aan 't diné op 't Paleis, 't welk door Fransche en Hollandsche Generaals en Hoofdofficieren in volle mate genoten werd. Ik vertrok dien zelfden avond naar Veenenburg en schreef aan den Grootmaarschalk dat door de aankomst van den prefect Sloet op het Paviljoen, ik meende uit den dienst ontslagen te zijn, hetgeen mij bewilligd zijnde, mij een onafgebroken oponthoud op mijn buitenplaats permitteerde.’

Veenenburg Hillegom 1910.jpg

Veenenburg 1910 (nu afgebroken)

Van belang voor ons is dat Smissaert een buitenplaats bezat genaamd 'Veenenburg'. Het lag op de grens tussen Lisse en Hillegom. Hij had het in 1804 gekocht van de heer Jan Dyonys Viruly. Misschien kwam het geld hiervoor van de verkoop van Oosterhout. 

De prachtige buitenplaats Oosterhout te Heemstede werd in 1773 gekocht door Jacob Feitama, de vader van Maria. Hij liet de tuinen zeer verfraaien.

Juni 1803, drie jaar na het overlijden van zijn schoonmoeder, werd het door Smissaert verkocht voor F 30.250 aan de familie Broen. In 1860 kocht zijn zoon Willem Jacob Elias het terug.  

Het stadshuis van het gezin was op de Heerengracht te Amsterdam. Hier werden al de kinderen geboren en (Ned. Hervormd) gedoopt, behalve de jongste: Charles Lucien Marin. Hij werd geboren te Zwolle. Vader had daar een nieuwe baan gevonden: Entreposeur - Principal van de tabak.  

De kinderen

Lucia Maria  begraven Amsterdam 30 september 1799 in de Nieuwe kerk

Elisabeth Lucia (Amsterdam 15 maart 1800 - Batavia 27 juni 1880). Tr. Batavia 11 mei 1817 met Geraldus Carolus van Rijck van Rietwijck (Pasoeroean  22 december 1778 - Batavia 26 december 1858), admin. provisiemagazijn, algm. ontv. te Batavia, zoon van Adriaan van Rijck van Rietwijck en Suzanna Ernesteijn. Hij was sinds september 1816 wedn. van A.H.L. van Riemsdijk met wie hij een zoontje had, geb. mei 1815.

Joan Carel (Amsterdam 29 juni 1801 - Amsterdam 24 september 1834), ambt. Amortisatiesyndicaat. Tr. Amsterdam 15 april 1824 met jkvr.  Pauline Dorothea van Eys (Amsterdam 8 december 1798 - Utrecht 14 mei 1877), dochter van Paulus Andries van Eys en Cornelia Henriëtta Dorothea Adriana Ortt van Nijenrode. 

Jacob Willem Hendrik (Amsterdam 21 november 1802 - Den Haag 13 december 1874), Resident van Bagelen, later Cheribon, en uiteindelijk Resident van Semarang.  Tr. Zutphen 3 december 1835 met Alida Maria Catharina Klein (Zutphen 7 oktober 1810 - Den Haag 4 februari 1870, dochter van Jan Fredrik Klein en Anna Wilhelmina Fennema. 

Hendrik Anne Constantijn (Amsterdam 1 januari 1805 - Den Haag 22 april 1863), fabrikant. Tr. Pasoeroean 16 december 1835 met Emma Davidson

(Progolingo 12 januari 1818 - Den Haag 20 maart 1865), dochter van John Davidson en Elisa Brethaut. 

Anna Agneta (Amsterdam 13 maart 1806 - Utrecht 10 juni 1865). Tr. Amsterdam 17 september 1835 met Coenraad Jacob Temminck (Amsterdam 31 maart 1778 - Leiden 30 januari 1858), directeur van ‘s Rijks Museum Leiden, zoon van Jacob Temminck en Alida van Stamhorst. 

Willem Jacob Elias (Amsterdam 7 april 1808 - Haarlem 2 januari 1880), dir. der West-Indische Maatschappij. Tr. Amsterdam 20 maart 1834 met Anna Maria Magdalena van Hasselt (Zutphen 2 mei 1809 - Amsterdam 3 april 1875), dochter van Jan Hendrik Cornelis van Hasselt en Maria Catharina Klein. Eigenaar Hofstede Oosterhout (onder Heemstede, nabij Haarlem)

Louise (Amsterdam 30 augustus 1809 - Wilp 20 december 1871). Bij haar doop in de Westerkerk was minister Mollerus 'als door Hoogstgeagte zijne Majesteit benoemd om  Hoogstdenzelven als Peter van het gemelde kind te representeeren'. Tr. Amsterdam 14 mei 1834 met Gulian Cornelis Crommelin (26 juni 1809 -  10 februari 1891), Fa. Daniël Crommelin en Zoonen, eigenaar landgoed De Lathmer in Wilp.  

Jkr. Charles Lucien Marin (Zwolle 4 december 1812 - Den Haag 16 augustus 1897) Zeeofficier. Tr. Rozendaal 24 oktober 1845 met 1) Jkvr. Anna Sophia Isabella Lewe van Aduard en 2) Zutphen 17 december 1868 Wilhelmina Henriëtte Blanken.

Er zijn van vier kinderen fotoportretten op oudere leeftijd:

Smissaert, Anna Agneta  1860 - 1920.jpg
smissaert_j.w.e._archief_zutpen_familievereiging_Van_Hasselt.jpg
Louise Smissaert (1809-1871) Johan Heinrich Neuman 1891 gedateerd.jpg
Ltz.I_C.L.M._Smissaert_portret_ingezonden_07-11-1861.jpg

Anna Agneta

Willem Jacob Elias

Louise

Charles Lucien Marin 7 nov. 1861

21 April 1812 gaven Smissaert en Feitama via notaris Willem Arnoldus Haselaar te Haarlem opdracht tot verkoop van hun buitenplaats Veenenburg,

een stuk grond met jachthuis en stallen aan de Loosterweg (Hillegom), en nog twee stukken grond in Lisse / Hillegom.

In 1814 vertrok het gezin naar Ned-Índië. Voor veel families die in zware geldnood waren gekomen na de Franse overheersing was dit een kans opnieuw te beginnen. M.A.P. Smissaert begon in 1815 als ambtenaar eerste klasse, maar werkte zich al snel op. Al In 1816 werd hij benoemd tot lid Raad van Financiën te Batavia. In mei 1817 trouwde de oudste dochter Elisabeth Lucia te Batavia. Ze was net 17 geworden. Haar echtgenoot was 38 en weduwnaar met een zoontje van twee, maar hij had een goede baan en was vast een braaf man. 

Smissaert_MAP_Bataviasche_courant_10_05_1817.jpg

De familie woonde op Rijswijk, een buitenwijk van Batavia.

Oud ritmeester Smissaert was ook weer met paarden aan de slag.

Bataviasche courant 10 05 1817 

MAP Bataviasche courant 08 11 1817 .jpg

Reorganisatie functies. Smissaert benoemd tot Inspecteur Generaal der tinmijnen te Banca en Billiton.

Bataviasche courant 08 11 1817

MAP Bataviasche courant 29 11 1817 .jpg

De eerste inspectie reis naar Banka

27 december kwam hij daar aan.

Bataviasche courant 29 11 1817

Volgens een brief van 2 januari 1818 van  Mr. H.J. van de Graaff' 'woont Mevrouw Smissaert  thans bij den heer Bousquet, secretaris van de Financiën, in huis en is voornemens met hare kinderen te repatrieeren'. 

'Brieven van en aan Mr. H.J. van de Graaff'

Hieronder een korte beschrijving van het wespennest waarin Smissaert belandde. Hierin ook de brief aan Mr. H.J. van de Graaff dd. 23 maart 1818, waarin Smissaert zich afvroeg of hij en de hr. Coop à Groen in Muntok totaal vergeten waren door Muntinghe, commisaris over Banka en Palembang. Dezelfde Muntinghe benoemde Smissaert op 8 april 1818 tot Resident.

palembang en banka 356.jpg

Blz. 356

palembang en banka 357.jpg

Blz. 357

palembang en banka 358.jpg

Blz. 358

palembang en banka 359.jpg

Blz. 359

palembang en banka 360.jpg

Blz. 360

palembang en banka 361.jpg

Blz. 361

palembang en banka 362.jpg

Blz. 362

palembang en banka 363.jpg

Blz. 363

Palembang en Banka 1816–1820. P.H.van der Kemp. Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië, Deel 51

MAP Bataviasche courant 24 04 1819.jpg

Vertrek in april van Smissaert naar Banka. Maria feitama en de kinderen zijn in maart aan boord gegaan van de Prins Frederik, op weg naar Amsterdam. 

Bataviasche courant 24 04 1819

MAP van de graaff.jpg

Hierin staan meerdere brieven geschreven door M.A.P. Smissaert. 

Charles Lucien Marin had zijn schrijftalent duidelijk van zijn vader geërfd. 

van de graaff .jpg

Over het vertrek van Maria Feitama en kinderen met het oorlogsschip Prins Frederik 16 maart 1819 met aan boord, 

behalve passagiers, ook een lading kostbare specerijen.

Mr. H.J. van de Graaff' schrijft overigens dat Maria Feittama vertrekt 'met een zoon en twee dochters'.

Samen met de 'Prins Frederik' vertrokken ook de 'Evertsen' en de 'Maria Reijgersbergen'. Het begon er mee dat de schepen elkaar zeer snel kwijt raakten. Het laatste schip had een redelijk goede reis, behalve veel scheurbuik onder de bemanning. Ze kwam eind juli aan in Nederland. De Evertsen zonk, de bemanning en passagiers hadden in toerbeurt water proberen weg te pompen en werden gelukkig net op tijd allemaal gered. De Prins Frederik tenslotte, begon met een oponthoud van twee maanden bij Kaap de Goede Hoop. 

'De kapitein ter zee van Senden bereikte met zijn lek schip, een tuig, waarop niet te vertrouwen viel, en veel zieken onder de equipage, de Gronden. Telkens woei de vlag in sjouw en werd het uitzicht op spoedige hulp verijdeld. De fokkemast brak en het lek nam bedenkelijk toe. Schoon ook hier officieren en passagiers medewerkten in het gemeenschappelijk belang, ontstond toch de vrees, dat de afgematte equipage het pompen niet zou kunnen volhouden. Den 29sten September kreeg men ten laatste hulp van de Engelsche brik Howe, thuis behoorende te Penzance en gevoerd door Kapitein Askew. Deze zond een man aan boord, die als loods diende en het schip 's anderen daags in de Mountsbaai bracht, waar aanstonds de noodige bijstand werd verleend.'

De Nederlandsche zeemacht in hare verschillende tijden gekenschetst, deel 2. J.J. Backer Dirks. 

Enige van de (spaarzame) berichten:

MAP prins fred Groninger courant 10 08 1819 .jpg

Groninger courant 

10 08 1819

MAP prins fred Middelburgsche courant 12 10 1819 .jpg

Middelburgsche courant 

12 10 1819

MAP prins fred Overijsselsche courant 19 10 1819.jpg

Overijsselsche courant 

19 10 1819

Begin oktober was de familie eindelijk weer thuis in Amsterdam. Alleen om daar het verschrikkelijke nieuws te vernemen dat hun man en vader 

in november al vermoord was. 

smissaert_Marinus-Adriaan-_opregte_Haarlemsche_courant_08_04_1820.jpg

Overlijdensadvertentie.

Blijkbaar hoordden ze het nieuws pas in april!

Opregte Haarlemsche courant 08 04 1820

De toedracht van de moord en onthoofding van Resident Smissaert: 

De faam van Badroedin's overwinningen op de expeditie-Wolterbeek was onderwijl tot het eiland doorgedrongen, waardoor het verzet nieuw voedsel kreeg. Resident Smissaert, door zijn secretaris op de hoogte gesteld van den toenemeud benauwden staat der hoofdplaats, antwoordde den 9n November, dat hij zicb haasten zou terug te keeren. De reis werd over land in een draagstoel gedaan - een afstand van 89 palen, vijf dagreizen - en wel zonder eenige militaire begeleiding. Hoe het bestuurshoofd tot deze onvoorzichtigheid heeft kunnen besluiten, zal wel in het duister blijven. Twee maanden te voren, toen de toestand minder ongunstig was, had de schout-bij-nacht den resident over de wenschelijkheid van een bezoek aan Pangkal-Pinang geschreven ; destijds was er even min eene scheepsgelegenheid , zoodat toen ook de reis over land had genomen moeten worden, in verband waarmede Smissaert dd. 16 September had geantwoord, dat hij bereid was te gaan, indien men bet nuttig achtte, 'in weerwil dat de wegen  hoogst onveilig zijn'. De bevelhebber had daarop volkomen beaamd, dat het beter was te Muntok te blijven; nochtans nu dat het ganscbe land in vlam stond, waagde de resident eene dergelijke reis, zonder eenige militaire voorzorgen. Hij had toch slechts acht dragers bij zich, een mandoer en een oppasser, die zijn sabel droeg (a). Drie bedienden waren reeds vooruit gegaan en in den eersten kampong, die 12 palen van Pankal-Pinang verwijderd lag, aangehouden geworden. De muiters kwamen in menigte opzetten met donderbussen en lansen gewapend. Toen de resident ze naderde, lieten de koelies den draagstoel vallen en vluchtten weg, het bestuurshoofd toeroepende: Toewan, djaga, ada orang djahatl

De resident sprong zijn stoel uit en schoot twee pistolen af. De eene weigerde, met de andere schoot hij zijn eigen mandoer dood. Hij riep toen zijn oppasser om de sabel, doch deze waagde het niet hem nabij te komen. Een schot uit 'n donderbus trof 's residents been. Smissaert viel neer, doch stond weder op en zette zich, droevig het hoofd schuddend, onder een struik neder. Hierop kreeg hij nog eenige schoten, waardoor hij andermaal neerstortte. De moordenaars hakten hem toen met een klewang het hoofd af. Zij staken het op een piek, droegen het in den kampong triomfantelijk rond, zoutte het in en lieten een der aangehouden bedienden op den koran zweren, dat hij het hoofd behoorlijk aan den sultan van Palembang zou brengen! Den 17n November had de resident te Muntok kunnen terug zijn. Men wachtte hem, toen den 18n een paar zijner bedienden, die zich door de vlucht hadden gered, er de tijding brachten, dat het bestuurshoofd met drie oppassers en eenigen van zijn gevolg tusschen Pankal-Pinang en kampong Bakoer door 'n 200tal Bankaneezen was overvallen en vermoord. 

a) Epp, bl. 198, waaraan ik het verhaal van den overval ontleen.

Maria Feitama verhuisde naar Haarlem. Ze woonde in de  Kruisstraat wijk 5 nr. 811 (nu op de plek van nr. 8). In 1856 werd op (nu) nr. 10 Grand Hotel Funckler gebouwd. 

Kruisstraat (Hôtel Fünkler), zuidoostzijde 1860-1865 Lithografie anoniem 9,5 bij 5 cm.jpg

Kruisstraat Haarlem met Grand Hotel Funckler en rechts

daarnaast het huis waar Maria Feitama heeft gewoond.

Anoniem, 1860 - 1865. 

Hier stierf ze 16 oktober 1825 aan de zinkingsziekte. Ze werd 51 jaar.

Smissaert_overlijden_Feitama_Opregte_Haarlemsche_Courant_18_10_1825.jpg

"Zinkingskoorts" is een benaming voor diverse ziekteverschijnselen
die worden samengevat op grond van de veronderstelde gemeenschappelijke oorzaak,

het 'neerdalen' of 'toevloeien' van vochten vanuit de hersenen. Dit berust op antieke

theorieën over lichaamsvochten. Tot in de 19e eeuw werd deze term gebruikt.

Zinking, zinkingskoorts en zinkingsziekte, Ned. Tijdschr.Geneeskd. 1972

MAP Feitama Bataviasche courant 22 03 1826.jpg

Wat later had het nieuws ook Ned. Indië bereikt.

Hendrik Anne Constantijn woonde bij zijn zus en haar man.

Bataviasche courant 22 03 1826

Vlak voor haar dood was er een testament opgemaakt, maar eigenlijk had ze daarin alleen als executeuren van haar boedel en nalatenschap haar zoon Joan Carel, ambtenaar wonende te Amsterdam, en haar zwager Abraham Jacob Verhamme aangesteld. Hij was koopman in Amsterdam, wonende op de Heerengracht, en getrouwd met haar zus Elisabeth Feitama. Ook werden ze beiden aangesteld als toeziend voogd (Joan Carel) en voogd (Abraham Jacob) over de vijf minderjarige kinderen. 

Er was nauwelijks iets aan geld of goederen  te verdelen, ze had slechts een weduwen pensioen en zicht op wat erfenissen. 

Bij twee familieraden, een in Haarlem en een in Amsterdam, werd ook jhr. Hendrik Balthazar Smissaert, oom uit Amsterdam, aangesteld als toeziend voogd. Er werd unaniem besloten het verzoek van de hr. Verhamme tot aanvaarding van de nalatenschap onder benificie van inventaris, ten behoeve van zijn pupillen, te autoriseren. 

In eerste instantie werd er een inventaris van alle spullen in het huis gemaakt. Hierbij was de ongehuwde schoonzus Isabella Maria Smissaert uit Utrecht aanwezig. Zij had Maria Feitama tijdens haar ziekte verzorgd. Zoals te doen gebruikelijk werden alle kamers beschreven en kasten met misschien belangrijke of kostbare zaken verzegeld. Dit moest omdat drie van haar kinderen zich op dat moment in Ned - Indië bevonden. Dit waren Elisabeth Lucia (23 jaar), Jacob Willem Hendrik (21 jaar) en de minderjarige Hendrik Anne Constantijn (20 jaar). De jongste van de kinderen was Charles Lucien Marin, 12 jaar. 

Bij deze inventaris op 19 oktober werden de notaris en griffier rondgeleid door Joan Carel Smissaert, Abraham Jacob Verhamme en Isabella Maria Smissaert; 'dewelken ons geleid hebbende in de zijdkamer, uitziende in de Kruisstraat, hebben wij aldaar gezien het lijk van de overledene, liggende in een doodskist; waarna wij deze kamer hebben verlaten, als hebbende wij daarin verder niets gevonden, dan drie portraiten, en eenige boeken en kleinigheden in twee vaste kasten'. Uiteindelijk werd er 68 gulden en 41cent contant geld gevonden en slechts één noteboomhouten kabinet verzegeld. 

28 oktober 1825 kwam men weer bij elkaar in het huis, nu ook met jhr. Hendrik Balthazar Smissaert. Er was voor de meubelen, huisraad en inboedel een beëdigd schatster aanwezig en iemand speciaal voor het goud, zilver en juwelen. Van 10 uur 's ochtends tot 3 uur 's middags werd de hele inventaris minutieus beschreven en getaxeerd. Daarbij werd ook het notenboomhouten kabinet ontzegeld. Hierin bevonden zich, behalve  kleding en beddengoed, zes kansloten van de Nationale Uitgestelde schuld op naam van haar drie jongste kinderen, een spaarpotje met zesendertig gulden van Charles Lucien Marin en een Certificaat van Werkelijke Schuld bij Ketwich & Voombergh en de weduwe Borski  groot duizend gulden met een rente van twee en half procent uit maart en april 1815.

Voorts waren er in de bovenkamer nog kleding, meubeltjes, leerboeken en zes zilveren lepeltjes en een suikerschepje van de dochters Anna Agnetha en Louisa. Het zou aan hen worden teruggegeven. Aan sieraden had Maria Feitama wat gouden ringen en oorringen en twee kettinkjes. Het duurste was een gouden dameshorloge met gouden medaillon (geschat op F 25). Uit haar tijd in Ned-Indië had ze alleen nog een verlakte blad en een mandje. Het klinkt erg armoedig, en dat was het misschien ook wel, maar er was genoeg goed meubilair, keukenspul, kleding en beddengoed.

Voor wie het, net als ik, interessant vind de boedelinventaris te lezen: 

Charles Lucien Marin, de jongste zoon. Tot en met zijn eerste huwelijk. 

Charles Lucien Marin ging naar Medemblik om opgeleid te worden tot zeeofficier. De vreselijke zeereis die hij als jonge jongen had meegemaakt had dus geen negatief effect gehad. Hij begon als Buitengewoon Adelborst 1 mei 1828. Hij was toen 16 jaar. In oktober 1831 was hij adelborst 1ste klasse. 1 juli 1836 bevorderd tot Luitenant ter zee 2de klasse. In 1844 met goed gevolg examen Luitenant 1ste klasse afgelegd (theorie voldoende, praktijk zeer voldoende). 16 december 1846 eervol ontslag.  

smissaert_stamboek_marine2.jpg

Stamboek 1828 - 1846

In 1835 schreef hij een zeer lezenswaardig boekje: 'Dag-verhaal eener Reize gedaan met Z.M. linieschip De Zeeuw: aan boord hebbende Z.K.H. Prins Hendrik, derden zoon van den Prins van Orange naar de Noordsche Hovin & Engeland, in den zomer van het jaar 1834'

Lees hier:

smissaert_reisverhaal_omslag.jpg

De boekomslag

zm_linieschip_de_zeeuw.jpg

Het linieschip 'De Zeeuw'

20 januari 1845 werd hij op eigen verzoek wegens dringende omstandigheden op non activiteit gebracht. Het volgend jaar diende hij zelfs een verzoek in tot eervol ontslag in onder toekenning van zijn rang van luitenant ter zee 1ste klasse, wat hem  per 31 december 1846 werd verleend.

En wat waren deze zo dringende omstandigheden? Wel, dat was zijn huwelijk op 24 oktober 1845 te Rozendaal (Gelderland) met

jkvr. Anna Sophia Isabella Lewe tot Aduard. Hij was toen 32 jaar, wonende te Amsterdam en zij 28 jaar, wonende in Rozendaal. 

huwelijk lewe tot aduard A.jpg
huwelijk lewe tot aduard B.jpg

De huwelijksakte.

Getuigen van de bruidegom: zijn broer Willem Jacob Elias en zijn zwager Coenraad Jacob Temminck, directeur van 's Rijks museum te Leiden. Getuigen van de bruid: haar zwager Eduard Baron van Lijnden, controleur van 's Rijksbelastingen en haar neef Jan Trakranen, wonende op landgoed Lichtenbeek bij Arnhem, rentenier. 

jkvr. Anna Sophia Isabella Lewe tot Aduard (Leiden 21 nov. 1816 - Den Haag 27 aug. 1866). Dochter van jhr. mr. Berend Lewe tot Aduard (1789 - 1839), Lid van de Prov. Staten van Holland, en Susanna Tak (1791 - 1853).

De broer en zusjes van Anna Sophia Isabella:

Otto Adriaan Lewe, geboren Leiden juni 1813, overleden Pisa (Italië) april 1836. Mr. in de rechten. Hij ging naar school op instituut Noorthey.
Clara Suzanna Lewe, geboren Leiden sept.1814, overleden Leiden april 1818.
Susanna Geertruida Wilhelmina Lewe, geboren Leiden maart 1818, overleden Utrecht nov. 1866.
Zij is getrouwd Rozendaal juni 1842 met Eduard van Lijnden, geboren Nijmegen mei 1812, overleden Baarn sept.1890.
Klara Lewe, geboren Leiden okt. 1819, overleden Leiden juni 1827.

Susanna Geertruida Wilhelmina Lewe tot Aduard (1818-1866) ca. 1865  Pau (Frankrijk).jpg

Susanna Geertruida Wilhelmina ca. 1865 

SmissaertOpregteHaarlemscheCourant26121846.jpg

Helaas werd het eerste kind van Anna Sophia Isabella en Charles Lucien Marin

dood geboren. Het echtpaar woonde in Den Haag.

Opregte Haarlesche Courant 26 12 1846

In 1847 kocht Smissaert de hofstede De Haere in Olst. Het had 12 kamers en speciaal vermeld werden de vergulde spiegels in de grote en kleine zaal. Erbij hoorde privileges, zoals zitbanken in de kerk en het mederecht om de predikant in Olst te mogen aanstellen. De tuin was in strakke geometrische Franse stijl aangelegd, maar werd door Smissaert vervangen door de toen moderne Engelse landschappelijke stijl. De voorzijde van De Haere werd door aanleg van een nieuwe weg de achterzijde. En Smissaert noemde zich nu Smissaert van de Haere. 

Bij besch. van de Arrond.-Rechtb. te Zutphen d.d. 25 juli 1953 werd de geslachtsnaam van Jhr. Joan Carel Smissaert (kleinzoon van ''onze' Smissaert) gewijzigd in Smissaert van de Haere; bij besch. van de Arrond.-Rechtb. te Amsterdam d.d. 4 febr. 1954 werden de geboorteakten zijner vier kinderen te Amsterdam in deze zin aangevuld.

De haere anonieme aquarel van rond 1850.jpg

Anoniem, ca, 1850

De Haere  P.A. Schipperus 1880.jpg

P.A. Schipperus 1880

haereachterkant ca 1910.jpg

De Haere bestaat nog steeds.

Ansichtkaart ca. 1910

geboorte otto Opregte Haarlesche Corant 22 08 1848.jpg

Goed nieuws. Zoon Otto Adriaan werd 19 augustus 1848 geboren in Huize de Haere.

Opregte Haarlemsche Courant 22 08 1848

geboorte dochter Opregte Haarlemsche Courant 07 09 1850.jpg

En 5 sept. 1850 volgde een dochtertje: Maria Smissaert van de Haere.

Opregte Haarlemsche Courant 07 09 1850

overlijden dochter Opregte haarlemsche Courant 31 03 1851.jpg

Helaas stierf de kleine Maria 28 maart 1851 in Stompwijk, wonende te Olst, zeven maanden oud. 

Smissaert_Otto_Adriaan_valois_jean_chr_tien_1850 (1).jpg

Otto Adriaan Smissaert 

Jean Chrétien Valois 1850

Alle jaren dat Charles Lucien Marin in Olst woonde, stond hij op de lijst van 72  hoogst aangeslagenen van de Rijks directe belastingen in de Provincie Overijssel. De mensen op deze lijst, 'en bij het bezit der overige vereischten', waren verkiesbaar tot Lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Zijn broer Willem Jacob Elias stond op deze lijst van de Provincie Noord-Holland.

Prov. Overijsselsche en Zwolsche courant 25 04 1851 A .jpg
Prov. Overijsselsche en Zwolsche courant 25 04 1851 B.jpg

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant 25 04 1851

En wat deed een gepensioneerd zeeofficier annex grootgrondbezitter zoal?

Hij was natuurlijk beschermheer van diverse verenigingen te Olst.

smissaert_provinciale_overijsselsche_en_zwolsche_courant_22_06_1852.jpg

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant 22 06 1852

Hji werd lid van de gemeenteraad van Olst (1851 - 1854) 

Maar zijn grote liefde was misschien het werken op de gronden van zijn landgoed. Zoals het fokken van vee en het opkweken van planten. Hij won er zelfs prijzen mee. Hij was voorzitter van de Overijsselsche Maatschappij ter bevordering van Landbouw, Tuinbouw en Veeteelt. 

Nijverheids-courant 19 06 1852.jpg

Nijverheids-courant 19 06 1852

In 1836 ging zoon Otto Adriaan naar het prestigieuze (en zeer dure) instituut Noorthey te Veur. De jongens tussen 11 en 18 jaar waren voornamelijk afkomstig uit vooraanstaande en adellijke families en het patriciaat. Tucht, kennis en sport namen een voorname plaats in. Iedere leerling had een eigen tuintje, hierin zag het instituut een aansporing van vlijt en arbeidzaamheid en lust voor orde netheid en regelmaat. Voor de leerlingen was er ondanks het drukke lesschema voldoende tijd om aan sport te doen. Vele sporten op Noorthey waren voor die tijd een noviteit. In 1825 kon men schermlessen volgen en speelden men tennis, cricket en hockey. De oom van Otto, Otto Adriaan Lewe (die overigens in 1836 stierf) was hier ook geweest.

Noorthey1855.jpg

Noorthey in 1855

smissaert_otto_gedenkboek_noorthey_1920_A.jpg
smissaert_otto_gedenkboek_noorthey_1920_B.jpg
smissaert_lewe_tot_aduard_noorthey.jpg
smissaert_lewe_tot_aduard_noorthey_B.jpg

De jaarboeken van Noorthey. Links Smissaert en rechts zijn oom Lewe tot Aduard. Het is de enige foto die we van Otto Adriaan Smissaert hebben en van de tekening is het enige portret gemaakt wat we hebben van Otto Adraan Lewe tot Aduard. 

smissaert_otto_noorthey.jpg
Otto Adriaan Lewe tot Aduard (1813-1836)  1825 - 1849.jpg

In 1866 was hij klaar met zijn studie. In augustus werd hij 18 jaar. Tien dagen later, 29 augustus 1866 stierf zijn moeder,  Anna Sophia Isabella Lewe tot Aduard. Zij werd 49 jaar.

smissaert_opregte_haarlemsche_courant_29_08_1866.jpg

Opregte Haarlemsche Courant 29 08 1866

Landbouw-courant 23 08 1866.jpg

Een paar dagen voor haar overlijden was Charles nog bezig met een beminnelijke discussie over veevoeder met de hr. Jongkindt Coninck.

Landbouw-courant 23 08 1866

In november 1866 verkocht Charles Lucien Marin zijn huis in Den Haag.

Verhuizing den Haag Dagblad van Zuidholland en s Gravenhage.jpg

Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage

27 11 1866

Ergens tussen 1866 en 1868 heeft hij Wilhelmina Henriëtte Blanken ontmoet. Met haar zou hij 17 december 1868 te Zutphen trouwen. 

Hij besloot De Haere te verkopen en zocht voor zijn tuinman een nieuwe betrekking. 

Opregte Haarlemsche Courant 14 05 1868 Tuinman.jpg

Opregte Haarlemsche Courant 14 05 1868

In juli 1868 was het zover, De Haere werd te koop aangeboden.

Verkoop de Haere Opregte Haarlemsche Courant 10 07 1868.jpg

Opregte Haarlemsche Courant 10 07 1868

En op zijn nieuwe adres in Den Haag moest een huisknecht komen.

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant 05 08 1868 Huisknecht .jpg

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant

05 08 1868

bottom of page