Eigenaar: J.M. Polman Mooij 1897 - 1908
Johannes Mattheus Polman Mooij, 'John' (Haarlem 29 april 1858 - onbekend, nà 1917)
Zoon van Jan Polman Mooij (1819 - 1900), bloembollenhandelaar, en Johanna Zembsch (1831 - 1912)
Getrouwd Haarlem 2 november 1894 met:
Johanna Hendrika van der Meulen 'Johanna' ( Amsterdam 4 oktober 1874 - Palermo 30 december 1959 , 85 jr.)
Dochter van Cornelis Gerhardus van der Meulen (1848 - 1928), dir. Amsterdamsche Hypotheekbank, en Alida Antonette Spanjaerdt Speckman (1850 - 1916 )
De familie Polman Mooij
Johannes Mattheus kwam uit een familie van bloemisten. Bloemist betekende in die tijd bloembollenkweker- en handelaar. Zijn grootvader Hendrik was een zoon van Jan Mooij en Jacomina Polman, hij heeft de twee namen samengevoegd. Ook was hij in 1860 de oprichter van de 'firma Polman Mooij, betreffende de uitoefening van de bloemkwekerij en de handel in bloembollen, bol- en knolgewassen, zaden en aanverwante zaken'.
Zijn zoon Jan zette de firma voort. Jan en zijn vrouw Johanna Zembsch kregen drie zonen en een dochter. Johannes Mathheus 'John' (1885) was de oudste zoon. Samen met zijn broer Hendrik (1861) werd hij lid van de firma. De twee broers kochten in 1888 de voormalige buitenplaats Vredenhof, Wagenweg 246 (eerst gelegen in Heemstede en later behorende tot Haarlem). Tot 1888 woonde de hele familie op de Kleine Houtweg 14. Jan Polman Mooij en zijn vrouw overleden beiden op Vredenhof. Daarna hebben de jongste zoon Adrianus Cornelis (1868) en zijn vrouw er jaren gewoond.
Ook John woonde hier tot zijn huwelijk. Vredenhof werd in 1922 door de broers Hendrik en Adrianus Cornelis verkocht. Hun zus Aletta Wilhelmina Antoinetta (1856) bleef ongehuwd. In november 1926 werd ze op eigen verzoek onder curatele gesteld wegens zwakheid van vermogens.
21 oktober 1879 stapte John uit de firma. Hendrik ging verder met Adrianus Cornelis.
‘Ik zie rechts en links overal prachtige bloemvelden,’ zeide mevrouw Haarsma, met verrukking rondziende, toen men op den Wagenweg gekomen was. ‘Er wordt hier zeker op veel en uitgestrekte gronden aan de kweekerij gedaan?’
‘In 1882 waren hier nagenoeg 600 hectares grond voor bollenvelden bewerkt. Omstreeks 38 pCt. van die oppervlakte was met hyacinten beplant, 35 pCt. met tulpen en de overige 28 pCt. met andere bloembollen. Thans zijn ruim 800 hectares land in bloemenvelden veranderd en nog steeds komt er meer. Zoo heeft een paar jaren geleden mijnheer Polman Mooij, een der eerste Haarlemsche bollenhandelaars en exporteurs, de buitenplaats Vredenhof - zie die eerste groote plaats links, wij hebben het hek reeds in 't gezicht - gekocht, en het uitgestrekte bosch aan de achterzijde voor een groot gedeelte laten sloopen. Daar heeft een zeer groot aantal arbeiders werk gevonden aan de bereiding van dat stuk land voor bollen. Wij zijn er nu juist. Hier aan den weg heeft het park er niets van zijne schoonheid bij verloren.’
‘Welke prachtige beuken! Die moeten in den zomer heerlijk zijn om onder te zitten! En hoe keurig onderhouden ziet het groote grasperk er uit; men ziet dat hier niet alleen een man van 't vak, maar een man van smaak tevens, woont.’
Mijnheer Haarsma, die ook een fraai buiten bij Groningen had, zou misschien wel wat langer hier hebben willen vertoeven, maar de jonge gids drong op voortwandelen aan. Daarom moest hij nu tevreden zijn met de inlichting dat de eigenaar van Vredenhof het oudste lid is der firma Polman Mooij, en dat dit kantoor uitgebreide zaken doet met Engeland en Amerika, met Frankrijk, Duitschland en Denemarken. Mijnheer Haarsma schreef het adres der Haarlemsche firma, in zijn notitieboek op.
Bloembollen. Door Ph. Wijsman.
De Huisvriend. Jaargang 1891
John was voor zijn huwelijk al bezig met koop en verkoop van huizen, vooral in Den Haag.
De familie van der Meulen
Toen Cornelis Gerardus van der Meulen 12 september 1873 te Amsterdam trouwde met Alida Antonette was haar achternaam nog Spekman.
Bij Koninklijk Besluit van 28 maart 1893 werd het veranderd in Spanjaerdt Speckman.
Ze kregen twee kinderen. Johanna Hendrika (1874) was de oudste. In augustus 1877 werd, ook in Amsterdam, een zoon geboren, Gerhardus Hendrik Jacobus. In het bevolkingsregister van Amsterdam werd als beroep van Cornelis Gerhardus vermeld 'Ijzerkooper'.
Opregte Haarlemsche Courant
07 10 1874
17 mei 1882 werd de N.V. Amsterdamsche Hypotheekbank bij koninklijk besluit goedgekeurd. Een van de twee directeuren was Cornelis Gerhardus van der Meulen. De bank was in eerste instantie gevestigd in twee kamers van de Twentse Bankvereeniging op de Spuistraat, Amsterdam.
Algemeen Handelsblad
29 07 1882
20 september 1889 kwam de familie uit Amsterdam via Bussum (1886-1889) naar Haarlem. Ze woonden Paviljoenslaan 5. In 1897 Florapark 32. In april 1900 vertrokken ze naar Bloemendaal. Zoon Gerhardus Hendrik Jacobus trouwde 1905 te Haarlem met Adriana Johanna Cornelia de Graaf. Toen hun eerste kind geboren werd, in juni 1906, was hij advocaat procureur. Ze woonden op de Nieuwe Gracht 33.
2 november 1894 trouwde John te Haarlem met Johanna Hendrika van der Meulen. Hij was van beroep bloemist, 36 jaar, en zij nog minderjarig, want 20 jaar oud. Haar ouders gaven toestemming voor dit huwelijk.
Huwelijksakte.
Ook de scheiding in
1917 staat in de
kantlijn vermeld.
Opregte Haarlemsche Courant
03 11 1894
27 oktober 1894 hadden ze hun huwelijkscontract al laten opmaken. Er werden drie punten vastgelegd. Ten eerste: ze trouwden niet in gemeenschap van goederen. Ten Tweede: het lijflinnen, de kleren en lijfsieraden ter waarde van F 1500 van Johanna bleven van haar. Ten derde: de gehele inboedel en huisraad ter waarde van F 4500, door de bruid ingebracht, bleef ook haar eigendom.
Huwelijkscontract
Notaris Martinus Nicolaas Beets.
De eerste twee jaar van hun huwelijk woonden ze op de Kleine Houtweg 8. Op 22 maart 1898 stonden ze officieel ingeschreven op de Nieuwe Gracht 11. Volgens het adresboek van Haarlem woonden ze er al in 1897.
Bevolkingsregister Haarlem
De verhuizing naar de Nieuwe Gracht hing samen met de nieuwe functie van Polman Mooij. Hij was in november 1896 benoemd tot directeur van de
net opgerichte Nederlandsche Credietbank. Het kantoor opende per 1 januari 1897 zijn deuren op de Nieuwe Gracht 11.
De vorige eigenaresse, Wilhelmina Henriëtte Blanken, liet het pand in september 1896 door een zaakwaarnemer voor F. 14.005,- veilen. De veiling werd echter opgehouden. Waarschijnlijk waren er al onderhandelingen met John Polman Mooij.
Haarlemsch Dagblad
02 09 1896
19 november 1896 werd John Polman Mooij voor F. 14.000, - de nieuwe eigenaar. In de overdracht akte was zijn beroep 'zonder'.
Overdracht.
Hypotheek.
Uit de Hypotheekakte blijkt dat John Polman Mooij F. 12.000,- voor de koop van het pand leende van de Amsterdamsche Hypotheekbank, waarvan zijn schoonvader C.G. van der Meulen mede directeur was.
Maar ook op een andere manier was John verbonden met zijn schoonvader. 30 september 1896 was bij koninklijk besluit de oprichting van 'De Nederlandsche Credietbank' goedgekeurd. Directeur Johannes Mattheus Polman Mooijman. Commissarissen o.a. C.G. van der Meulen en J.J. Zeewoldt.
Opregte Haarlemsche Courant
11 11 1896
John was nu dus de eerste directeur van een nieuwe bank. Zie verder Nederlandsche Credietbank:
Het vaderland
30 12 1896
Ook het kantoor van de Alg. Ned. Wielrijdersbond (ANWB) zou naar de Nieuwe Gracht 11 verplaatst worden. Misschien ging het niet door, want er is verder geen informatie over te vinden.
Nieuwe Haarlemsche courant
10 12 1896
Overigens waren John en zijn broer Hendrik sinds april 1886 lid van de ANWB. John zegde echter alweer in december 1886 zijn lidmaatschap op.
De Kampioen
April 1886
De Kampioen
December 1886
De bank zou per 1 januari 1897 opengaan. John en zijn vrouw woonden nu ook op de Nieuwe Gracht.
Adresboek Haarlem
01 01 1897
De Nederlandsche Credietbank was geopend!
Het vaderland
01 01 1897
Opregte Haarlemsche Courant
02 01 1897
Nieuwe Haarlemsche courant
12 01 1897
In het souterrain werden twee ruimtes te huur aangeboden als wijnkelder.
Haarlemsch Advertentieblad
11 08 1897
Gezien deze advertentie uit 1907 was het gelukt:
Haarlem's Dagblad
07 12 1907
De bank ging goed.
Haarlemsch Advertentieblad
22 10 1898
Haarlem's Dagblad
07 04 1899
In juni 1899 werd door de heren Cornelis Gerhardus van der Meulen, Johannes Mattheus Polman Mooij en Waltherus Cornelis Maria van Waijenburg de NV Maatschappij 'Karmel', maatschappij tot exploitatie van onroerende goederen, opgericht. De vennootschap was gevestigd te Haarlem.
Haarlem's Dagblad
11 07 1899
5 november 1902 verkocht de vennootschap het terrein met daarop huize 'Karmel', liggende te Bloemendaal in het villapark 'Duin en Daal' als 'huis, stal, koepel en bosch' voor F. 89000,- aan jkvr. Maria Anna Catharina van Merlen, weduwe van mr. Dirk Visser van Hazerswoude. De vennootschap had veel geld geleend en ook nog voor eigen kosten twee villaatjes laten bouwen op het terrein. Het is de vraag of ze er goed uitsprongen.
De weduwe was er erg blij mee, ze bleef in huize Karmel wonen tot haar dood in 1922.
Villapark 'Duin en Daal' was tot stand gekomen na de aankoop in 1898 van het park van de gelijknamige buitenplaats door de N.V. Binnenlandsche Exploitatiemaatschappij van Onroerende Goederen. Zij lieten in 1899 huize Karmel bouwen. Zij kochten verschillende terreinen weer door, o.a. aan NV Maatschappij 'Karmel'.
In mei 1899 verwierf weer een andere combinatie heren, sommigen ons al welbekend, de buitenplaats Hartenlust. Ook hier zou een villapark komen.
Haarlem's Dagblad
29 05 1899
3 juli 1899 richtte C.G. van der Meulen, samen met J.H. Polman Mooij, J.J. Luden, A.E.W. R. van Rozenburg en A. Koolhoven ook de NV Bloemendaalsche Exploitatie Maatschappij op. Polman Mooij kreeg een paar keer de volmacht te onderhandelen, o.a in 1902 bij de verkoop van twee percelen bouwterrein aan de noordelijke stationsweg te Bloemendaal, grond van de verkavelde buitenplaats Hartenlust.
11 september 1900 werd er weer een nieuwe maatschappij opgericht, ditmaal genaamd 'Onderling Belang', gevestigd te haarlem. Ook dit keer met als doel de exploitatie van onroerende goederen. Opgericht door Polman Mooij, kassier, Johannes Lambertus Tieleman, boekhouder en Frederik Rozenhart, kantoorbediende.
In juni 1907 was de NV Maatschppij 'Karmel' gevestigd in Bloemendaal. 20 maart 1935 werd de vennootschap ontbonden. De zoon van van Van der Meulen was de enige liquidateur.
Karmel Zuid-Duin en Daal. Plan van exploitatie tot Villa-Park ontworpen door Leonard A. Springer.
06 07 1897
Opregte Haarlemsche Courant
17 01 1898
Nieuwe Haarlemsche courant
04 03 1922
Gezicht op villa Karmel
1911
Hoe men over de expansiedrift in Bloemendaal dacht.
Haarlem's Dagblad
15 03 1899
het echtpaar Polman Mooij verdiepte zich in de theosofie.
De 'Theosophical Society' werd in 1875 in New York opgericht door o.a. de Amerikaanse 'Kolonel' H.S. Olcott, de Brit C.W. Leadbeater en de Russische occultiste Helena Petrovna Blavatsky. Zij schreef In 1888 het boek 'De Geheime Leer' waarin de theosofische leer werd uitgelegd. Volgens Blavatsky was het boek (haar langs telepathische weg ‘ingegeven') om aan te tonen dat de Natuur geen ‘toevallig bijeenkomen van atomen’ is en aan de mens zijn rechtmatige plaats in het plan van het Heelal te geven; de archaïsche waarheden, die de grondslag vormen van alle religies, tegen ontaarding te beschermen en de fundamentele eenheid waaruit zij alle voortkomen enigszins aan het licht te brengen; ten slotte, aan te tonen dat de occulte kant van de Natuur nooit is benaderd door de wetenschap van de moderne beschaving. Het werd het standaardwerk in de theosofie. In 1889 sloot de Ierse suffragette en socialiste Annie Besant zich bij de beweging aan. In januari 1902 trad ook Rudolf Steiner officieel toe tot de Duitse tak van de Theosofische Vereniging waarvan hij al snel algemeen secretaris werd. Blavatsky stierf 8 mei 1891, dit wordt jaarlijks herdacht als Witte Lotusdag.
De Theosofische Vereeniging Nederlandsche Afdeeling werd op 14 mei 1897 in Amsterdam opgericht (Er was in 1881 al een Belgisch- Nederlandse afdeling opgericht door o.a. Fricke en Meuleman maar die was in 1882 weer opgeheven). De vereniging was onderverdeeld in loges in verschillende gemeenten. De Haarlemse loge volgde in oktober 1897. Het hoofdgebouw was gevestigd op Kenaustraat 2. Algemeen secretaris was W.B. Fricke.
Lees meer over de Theosophische beweging in Nederland 1880 - 1930 :
Ook lnteressant (over Fricke en Meuleman en het spriritisme):
In januari 1898 werd de eerste lezing over Theosofie in Haarlem gehouden. Spreekster was Annie Besant.
Haarlem's Dagblad
31 01 1898
Voorafgaand aan de lezing schreef Johan van Manen, theosoof, oriëntalist en Tibetoloog, een korte levensbeschrijving van Annie Besant. Hij woonde en werkte toen nog in Haarlem. De meeste theosofen reisden veel (en ver). Anne Besant woonde en werkte sinds 1895 in India.
Haarlemsch Advertentieblad
26 01 1898
14 juni 1898 sprak mevr. P.C. Meuleman uit Amsterdam op een openbare vergadering van de Haarlemse Loge. Meulemans en Fricke waren begonnen als spiritisten maar hadden zich na toetreding tot de theosofie daarvan afgewend (net als de oprichtster Helena Petrovna Blavatsky).
Haarlemsch Advertentieblad
15 06 1898
2 april 1900 stierf de vader van John, Jan Polman Mooij.
In september 1900 schonk Johanna Hendrika een grote geelkuif kakatoe aan Artis.
Het nieuws van de dag
10 10 1900
Leadbeater (naast Blavatsky één van de mede oprichters van de Theosophical Society) sprak in Haarlem over 'What is Magio'.
Opregte Haarlemsche Courant
18 04 1900
Vanaf 1905 werd het maandblad 'De theosofische Beweging' uitgegeven. Hierin kunnen we het echtpaar Polman Mooij een beetje volgen in Haarlem. Johanna gaf studieklassen astrologie. John vertaalde in 1905 voor de Theologische Uitgevers-Maatschappij het boek 'The Horoscope and how to read it' van Allan Leo.
De Hollandsche revue 23 09 1905
Boek vertaald door J.M. Polman Mooij
De Theosofische Beweging
Jrg. 1 (1905) – No. 1 (januari)
De laatste studieklas over astrologie die Johanna gaf was in juni 1905. In de zomer werden geen cursussen gegeven. In het jaar 1906 zien we Johanna niet terug. 15 januari 1907 gaf ze een voordracht, voor de Amsterdamse loge, over 'Een vergeten wetenschap'.
De Haarlemse loge had in 1906 nogal wat moeilijkheden. Er werd over geschreven in 'De theosofische Beweging', maar niet in detail. Wel dat de loge enige tijd stil stond, het bestuur werd vervangen en het ledental aanzienlijk was gedaald (Van 59 naar 35, maar herstel had zich weer ingezet).
De Theosofische Beweging
Jrg. 3 (1907) – No. 1 (januari)
Maar waarschijnlijk raakte dit Johanna niet. Ze had Annie Besant persoonlijk ontmoet en was een leerlinge van haar geworden. Misschien had ze haar
voor het eerst gezien tijdens de lezing in Haarlem op 31 januari 1898. Of misschien waren zij en haar man in juli 1905 meegegaan naar het tweede Europeese theosofische congres in Londen en had ze haar daar ontmoet.
De Theosofische Beweging
Jrg. 1 (1905) – No. 1 (juli)
Enthousiaste beschrijving van het congres. Rudolf Steiner gaf een verhandeling over "Die occulte grundlage in Goethes Schaffen'.
'De aanwezigheid van Mevr. Besant, die uit Indië was over gekomen uitsluitend om dit Congres te presideeren, gaf een glans en wijding aan het geheel die allen deelnemers is ten goede gekomen en gedurende al die dagen heerschte er een echt Theosofische stemming van broederschap en liefde voor het groote gemeenschappelijke werk. '
De Theosofische Beweging
Jrg. 1 (1905) – No. 8 (augustus)
De passie van Johanna, en wellicht ook van John, viel niet meer te verenigen met zijn directeurschap van de Nederlandsche Credietbank.
1 mei 1907 werd hem eervol ontslag verleend. Nieuwe directeuren werden J.W. Arriëns en J.A.C.Suringar. Ook commissaris C. G. van der Meulen stelde zich niet meer herkiesbaar.
Algemeen Handelsblad
13 04 1907
Nieuwe Gracht 11 werd verkocht aan J.J. Zeewoldt. Een van de twee nieuw aangestelde directeuren, J.A.C Suringar en zijn kersverse vrouw
kwamen hier per 18 oktober 1907 wonen. John en Johanna vertrokken naar Bloemendaal, naar villa Adinda aan de Zuider-Stationsweg. De ouders van Johanna woonden ook in Bloemendaal.
Hoe het verder ging:
John en Johanna waren zeer onder de indruk gekomen van Rudolf Steiner. Ze stapten over van de Nederlandse naar de Duitse Theosofische afdeling.
Algemeen secretaris van de Duitse afdeling was op dat moment Rudolf Steiner. Onder zijn leiding was men in Duitsland in de voorafgaande jaren een geheel eigen lijn gaan volgen. Steiner ging daarbij uit van een meer op de westelijke, christelijke traditie gebaseerde interpretatie van het occultisme. Dit verhield zich echter niet altijd even goed met de overwegend op het oosten georiënteerde koers van de Theosofische Vereniging.
Mario Gibbels 'De Theosophische Vereeniging in Nederland 1880 - 1930'
Begin 1909 zeiden ze huis en haard in Nederland op en vertrokken naar Berlijn.
Het Bloemendaalsch Weekblad
02 01 1909
In Berlijn werd Johanna leerlinge van Rudolf Steiner. Al gauw hoorde ze bij de kring van intimi. Ze nam deel aan zijn lezingencycli. Ook speelde ze mee in de eerste opvoeringen van de mysteriedrama's in München. Uiteindelijk kreeg ze van Steiner de verantwoordelijke taak esoterische lessen geven.
In einem Brief von Belyj an A.A. Blok (10./23. Nov. 1912) schreibt er in gleichem Sinne: „Danach forderte er eine der besten Schülerinnen des Doktors auf, zur gemeinsamen Arbeit in die Nähe von Stuttgart zu kommen “, womit J. Polman-Mooy gemeint war. Bevor wir diese Betrachtungen weiterführen, möchte ich an dieser Stelle eine Anekdote einfügen, die J. Polman -Mooy betrifft und die den gut bekannten Humor R. Steiners zeigt. Bei der Uraufführung der Mys - teriendramen in München durfte sie eine kleine Rolle übernehmen. In seinen Erinnerungen über die Proben berichtet der Schauspieler Max Gümbel -Seiling folgendes:
„Für die Rolle des Johannes Thomasius hatte sich Mieta Waller ihre schönen langen Haare abschneiden lassen, ebenso eine andere Mitspielerin, Frau Polman, die in der mittelalterlichen Rückschau den fünften Bauern zu spielen hatte. Damen mit kurzem Haar waren damals etwas Ungewöhnliches. In einem öffentlichen Vortrag R. Steiners saßen beide in der ersten Reihe. Als der Doktor die Fragezettel auf der Ecke des Rednerpultes las, lautete eine Frage: ‚Es haben sich Damen Ihres Kreises die Haare abgeschnitten. Is t dies empfehlenswert für die okkulte Entwicklung? ‘ Sachlich erklang die Antwort: ‚Es haben sich die betreffenden Damen erst seit kurzer Zeit die Haare abgeschnitten, so dass sich okkulter Forschung noch nicht das Resultat ergeben konnte (große Heiterkeit) . Wir wollen es aber für die betreffenden Damen von Herzen wünschen!‘“ (schallendes Gelächter).
Imre Boejtes 'Wer war Intermediarius? Leben und Werk einer ehemaligen intimen Schülerin Rudolf Steiners'
Ook Johan werkte in de nauwe kring rond Rudolf Steiner. Maar over hem is nog minder bekend dan over zijn vrouw. Waarschijnlijk deed hij schrijf- en vertaalwerk. Zijn naam werd één keer genoemd in een brief van Marie von Sivers aan haar man Rudolf Steiner (26 november 1912).
Rudolf Steiner - Marie Steiner-von Sivers Briefwechsel und Dokumente 1901 – 1925
In 1911 werd de Russische symbolistische schrijver en dichter Lev Kobylinsky een fanatiek volger van Steiner. Vanwege zijn nogal intense persoonlijkheid droeg Steiner Johanna op hem 'te temmen'. Dat lukte wonderwel. Johanna had een talenknobbel, ze sprak vloeiend Duits, Engels, Italiaans en Spaans en leerde al snel behoorlijk Russisch. Lev Kobylinsky noemde zichzelf nu Ellis. De twee kregen een sterke band. Via hem leerde ze andere Russische symbolisten en volgelingen van Steiner kennen. Daaronder Andrej Bely en zijn eerste vrouw Asja Toergenjeva.
22 april 1912 overleed de moeder van John. Hij en Johanna woonden in Berlijn.
Het nieuws van den dag
24 04 1912
Annie Besant was na het overlijden van Olcott in 1907 presidente van de Theosfische Vereniging geworden. Ze liet Leadbeater, die door Olcott uit de Vereniging gezet was vanwege ongepast seksueel gedrag met jongens, weer terugkeren. Leadbeater 'ontdekte' in 1909 in India de 14 jarige Jiddu Krishnamurti. Volgens hem en Besant zou Krishnamurti de nieuwe spirituele wereldleider worden. Hij kreeg een grondige theosofische opvoeding.
In 1911 richtte Besant de 'World Order of the Star in the East' op. (later 'World Order of the Star')
In 1912 bewerkstelligde Steiner dat de raad van de Duitse afdeling het lidmaatschap van de afdeling onverenigbaar verklaarde met het lidmaatschap van de Orde van de Ster uit het Oosten. Als reactie hierop trok Annie Besant het charter van de Duitse afdeling in. Vijfenvijftig van de negenenzestig loges volgden Steiner en verlieten de Theosofische Vereniging. Rudolf Steiner richtte vervolgens in februari 1913 het Antroposofische Vereniging op en ook veel ontevreden theosofen buiten Duitsland zouden naar deze nieuwe vereniging overlopen.
Mario Gibbels 'De Theosophische Vereeniging in Nederland 1880 - 1930'
Ook John en Johanna gingen mee met Steiner naar zijn Antroposofische Vereniging.
Steiner en en zijn vrouw woonden officieel tot 1923 in Berlijn, maar ze verbleven daar slechts zelden omdat ze zeer vaak op reis waren en gedurende lange periodes te Dornach in Zwitserland verbleven. Steiner begon ook steeds meer interesse voor kunst en architectuur te ontwikkelen en tussen 1913 en 1922 werd onder zijn leiding te Dornach het Goetheanum gebouwd als centrum voor de Antroposofische Vereniging.
Goetheanum
On 6 May 1912, shortly after she and Ėllis had really gotten to know each other, Ėllis wrote delightedly to Ėmilij Metner:
I met one among the Doctor's intimate students -- a perfectly beautiful Lady, who reminded me of her current incarnation, namely the medieval one, about which the Doctor spoke to me, as well as the real experience of many of my current symbolic sins' He describes their meeting as an 'unbelievable event in my life'.
This was hardly an overstatement, for their respective needs complemented each other remarkably well. Ėllis’s complicated relationship to his mother had ended in a falling out. As is amply clear from his poetry, he continued to deeply identify with the abandoned child . For her part, Johanna van der Meulen was by nature strongly altruistic and was known to take both animals and people under her maternal wing. He looked to the West for guidance, while she was attracted to Eastern mysticism and reportedly had already read Vladimir Solov’ev in translation. Subsequently it becomes more and more difficult to distinguish between Ėllis and van der Meulen, for the creative pact they concluded erased their boundaries. To his Dutch partner Ėllis brought in particular his Russian experience. As for her, she was now involved with developing a mystical doctrine of her own that increasingly deviated from and competed with the Anthroposophical movement Steiner had just founded around the turn of the year 1912–1913. By the spring of 1913 she and Ėllis were already heading toward a new break, this time with Steiner himself, in favor of van der Meulen’s “Astrosophy” or “Cosmosophy,” which aspired to establish an esoteric Christianity that was closer to religion than his so called spiritual science.
Magnus Ljunggren 'The Dutch Connection: Johanna van der Meulen’s Contribution to Russian Symbolism'.
De symbolistische dichter en schrijver Andrej Bely omschreef Johanna in 1912 aldus:
'Tall, thin, like a wasp, with an interesting face, with blinding grey-blue, crystal eyes and black hair, -- in a blacker tunic, in a black chair and with a cross on the chest, framed with crimson roses' .
Johanna (en waarschijnlijk ook John), Ellis, Andrej Bely en Asja Toergenjeva waren een hechte antroposofische vriendengroep geworden. Maar vanaf 1913 kwamen er scheuren in de vriendschap. Johanna en Ellis versterkten elkaar in het idee dat de antroposofische leer niet voor hen was. Johanna omdat ze een eigen weg ging volgen en Ellis omdat hij rebelleerde tegen Steiner. Beiden vonden elkaar ook in hun belangstelling voor het mystieke katholieke geloof. In augustus 1913 verliet Ellis de Antroposofische Vereniging. Johanna volgde hem niet veel later.
Uit het dagboek van Andrej Bely:
„Juli 1912. Ankunft in München, Begegnung mit Steiner, Ellis, Polman -Mooy. November 1912. Weiterreise nach Degerloch (bei Stuttgart); Gespräche und Freundschaft mit Ellis und Polman -Mooy. Dez. 1912. Letzte freundschaftliche Begegnung mit Ellis und Polman -Mooy. Jan. 1913. … bei uns saßen am Abend: Ellis und Polman -Mooy; ich zeigte Polman-Mooy meine schematischen Zeichnungen, in Farben (der Mensch als Tempel); wir hatten uns alle kurz vorher bei der Anthroposophischen Gesellschaft, die gegründet wurde, eingetragen und waren zusammen mit Steiner aus der T.G. ausgetreten.
März 1913. … erhalte Briefe sowohl von Blok als auch von Ellis; von letzterem kommen viele Briefe; darin klingt schon deutlich die Abwendung von der A.G. an; ihre Mitglieder kommen ihm karikaturhaft vor; es klingen Zweifel in Bezug auf Steiner an; diese Briefe von Ellis sind für mich se hr quälend; besonders quälend ist für mich, dass auch Polman-Mooy die Zweifel von Ellis teilt: Ellis, Polman-Mooy, ich und Assja waren mir als eine fest geschlossene, intime anthroposophische Gruppe erschienen. Jetzt sehe ich: diese Gruppe ist zum Zerfall verurteilt. April 1913. … auch mit Ellis intensiver Briefwechsel; von ihm erhalte ich Brief auf Brief, worin er die Gesellschaft einer vernichtenden Kritik unterzieht. Aug. 1913. Wir erfahren eine traurige Neuigkeit: Ellis ist aus der A.G. ausgetreten. Okt. 1913. M.J. [Marie von Sivers] spricht mit mir über Ellis, über seine Abtrünnigkeit, über Polman-Mooy, die nach Meinung von M.J. hochmütig ist […] da bringen die aus Moskau nach Paris Reisenden die Nachricht, dass in Moskau im Verlag Musaget eine Schmähschrift auf den Doktor erscheint, die Ellis verfasst hat […] Wir eilen zu M.J. Sievers und fragen um Rat: Was ist zu tun? M.J. Sievers zuckt mit den Schultern und sagt: ‚Lassen Sie‘.
Wir beschließen, zu Ellis und Polman -Mooy nach Stuttgart zu fahren, um mit Ellis eine Aussprache zu führen und von ihm die Zyklen des Doktors und seine Heftchen mit den Bemerkungen des Doktors an den Rändern zu fordern. Wir fahren nach Stuttgart und begeben uns nach Degerloch; Ellis versteckt sich vor uns; wir haben eine Aussprache mit Polman-Mooy und nehmen fast mit Gewalt die Heftchen von Ellis; ich teile Polman mit: ‚Wenn Ellis nicht in diesem Augenblick zu mir herauskommt, um sich zu erklären, dann soll er wissen: ich breche für das ganze Leben alles mit ihm ab… ‘ Er kam nicht heraus: von diesem Tage an brach ich alle Beziehungen zu Ellis ab. “
Asyya Turgenjeff, die Lebensgefährtin Belyjs, hat über diese letzten Ereignisse ebenfalls berichtet. In ihren Erinnerungen erzählt sie ergänzend über das ge - heimnisvolle Heft von Ellis, das den Bruch verursachte: „Danach gingen wir für einige Wochen nach Degerloch, in der Umgebung von Stuttgart, durch drin - gende Aufforderungen von Bugajeffs [= A. Bely] Freund Ellis dazu veranlasst. Seine Weltrebellionsstimmung, die nur die Objekte, aber ni cht ihre Intensität wechselte, führte ihn zu zerrüttenden Erlebnissen, die in einem schweren Vergangenheitskarma wurzelten. Dr. Steiner tat das Möglichste, um ihm zu helfen. So schrieb Ellis für ihn ganze Hefte voll mit Fragen, die sich auf die verborgensten Erkenntnisse bezogen. Keiner von uns hätte gewagt, solche Fragen zu stel len – und doch schrieb Dr. Steiner eigenhändig die Antworten daneben. Auf den langen Einwand, ob es nicht gefährlich wäre, einem so chaotischen Menschen solche Erkenntnisse in die Hand zu geben, antwortete er nur, dass er es tun müsse.“
Imre Boejtes 'Wer war Intermediarius? Leben und Werk einer ehemaligen intimen Schülerin Rudolf Steiners'
Ellis gaf in het voorjaar van 1914 een smaadschrift uit, genaamd 'Vigilemus!', gericht tegen Rudolf Steiner. Ook het eerste boek van Johanna kwam in het voorjaar van 1914 uit: 'Christliche Theologie und Cosmosofie nach dem Zeichen des Heilgen Graal'. Het was een werk in vier delen, het laatste deel verscheen in 1927. Ze schreef onder de naam 'Intermediarius' omdat ze zichzelf geen schrijfster vond maar een medium.
Who was responsible for the break with Rudolf Steiner? Steiner’s wife Marie von Sivers blamed everything on van der Meulen’s “pride”. For his part, Belyj maintains that Ėllis was upset because Steiner did not give her the recognition she deserved and therefore “stirred her up” against him . It is a fact that in his maximalist pamphlet “Vigilemus” published with Musaget in the spring of 1914, Ėllis vehemently rebelled against Steiner, whereas van der Meulen continued to show him respect and even visited the new Anthroposophical commune in Dornach.
Magnus Ljunggren 'The Dutch Connection: Johanna van der Meulen’s Contribution to Russian Symbolism'.
Na de breuk tussen Ellis en Bely ging Ellis met het echtpaar Polman Mooij op reis door Italië. Ze bezochten Rome, Napels en Assisi.
Alhoewel de relatie tussen Johanna en Ellis zeer hecht was, was dat alleen op spiritueel niveau en niet fysiek. Desalniettemin vroeg Johanna een scheiding tussen haar en John aan. John was hier fel op tegen. Het kwam zelfs tot twee rechtszaken.
John Polman-Mooij was against a divorce, which led to two trials in 1916–1917. Two wings among the Anthroposophists were represented in court. Belyj suddenly found himself in the van der Meulen camp and, faced with the prospect that the Polman-Mooij side (which also included Steiner’s wife Marie von Sivers) would cast suspicion on Ėllis, was prepared to testify in favor of his erstwhile friend. He did not need to do so, as in the end van der Meulen won both cases.
Magnus Ljunggren 'The Dutch Connection: Johanna van der Meulen’s Contribution to Russian Symbolism'.
De echtscheiding werd ingeschreven
bij de burgelijke stand te Haarlem.
Van John Polman Mooij ontbreekt hierna elk spoor.
Johanna en Ellis woonden tot 1919 in Bazel, Zwitserland. Daarna kochten ze een villa in Locarno, uitkijkend over Lago Maggiore en vlakbij het klooster Madonna del Sasso. Ze werden in Bazel nog vaak bezocht door (ex)antroposofen die leiding en antwoorden zochten.
Monti della Trinità met zicht op het klooster
en Lago Maggiore
ca. 1950
In 1919 van der Meulen and Ėllis turned southward, settling in Italian-speaking Locarno-Monti, where they bought a house with a magnificent view of Lake Maggiore. They were doubtless trying to come nearer to medieval Catholic culture. For that purpose Monti della Trinità — Mount Trinity — overlooking Locarno was an ideal starting point, located as it is near the famous Madonna del Sasso Monastery built on the site of a Franciscan monk’s vision of the Virgin Mary. Franciscan piety seems to have been if anything even more important to van der Meulen than it was to Ėllis.(...)
The couple’s house had been christened in the Franciscan manner “Casa Fioretti,” and next to it van der Meulen had a little outdoor temple built that featured a fresco depicting St. Francis surrounded by animals. They were seen attending Mass at Madonna del Sasso every Sunday. They lived a quiet, affluent life, adhering to regular daily routines. Van der Meulen managed their finances and household matters. It was she who quite naturally took charge of Dr. Kobilinski’s income. He lived on the upper floor of the house, while she had command of the first floor, including the study and kitchen.
Magnus Ljunggren 'The Dutch Connection: Johanna van der Meulen’s Contribution to Russian Symbolism'.
In 1927 verscheen het vierde en laatste deel van 'Intermediarius': Das grosse Zeichen – Arcana Sapientiae.
In 1929 publiceerde Ellis een samenvatting en interpretatie van de leer van Johanna van der Meulen: 'Christliche Weisheit. Sapientia divina. Cosmologia perennis nach der Lehre des Intermediarius'. Het was overigens voor veel belangstellenden niet duidelijk wie 'intermediarus' was.
Ellis stierf in november 1947, hij werd 68 jaar. Johanna stierf 30 december 1959, toen ze met haar Siciliaanse tuinman in Palermo was, 85 jr oud.